26 929
Wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet bodembescherming (verbetering handhavingsbevoegdheden)

nr. 410
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

13 september 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de toedeling van bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden in de Wet milieubeheer en enkele andere milieuwetten te verbeteren en aan te vullen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd: waterkwaliteitsbeheerder: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

B

Artikel 18.2 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

a. zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van de betrokken wetten voor degene die de inrichting drijft, geldende voorschriften;

2. Na het eerste lid wordt, onder aanduiding van het tweede lid als derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien met betrekking tot een inrichting door het krachtens het eerste lid bevoegde bestuursorgaan een beschikking tot toepassing van bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing op grond van artikel 18.12 is gegeven en, nadat die beschikking is gegeven, voor deze inrichting als gevolg van een verandering daarvan of van de werking daarvan een ander bestuursorgaan bevoegd wordt de vergunning te verlenen dan wel het orgaan wordt waaraan de melding wordt gericht, blijft het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven, bevoegd met betrekking tot die beschikking totdat zij

a. onherroepelijk is geworden en is tenuitvoergelegd, dan wel de dwangsom is ingevorderd, of

b. is ingetrokken, dan wel de bij de beschikking opgelegde last overeenkomstig artikel 5:34 van de Algemene wet bestuursrecht is opgeheven.

C

Na artikel 18.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 18.2A

1. Onze betrokken Minister, gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en de waterkwaliteitsbeheerder hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de artikelen 1.1a en 10.3.

2. Gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en de waterkwaliteitsbeheerder hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10.2 en 10.43.

3. Artikel 18.2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Aan artikel 18.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het overleg voorziet in ieder geval in afspraken inzake de afstemming van:

a. de uitoefening van bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden door de betrokken bestuursorganen, en

b. het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten door de onder de verantwoordelijkheid van de betrokken bestuursorganen werkzame toezichthouders.

E

Na artikel 18.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 18.6

Het bevoegd gezag is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan de krachtens artikel 18.4 aangewezen ambtenaren.

F

Artikel 18.7 komt te luiden:

ARTIKEL 18.7

Onze betrokken Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet in gevallen waarin:

a. hem de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving daarvan is opgedragen of

b. geen ander bestuursorgaan daartoe bevoegd is.

G

Na artikel 18.8 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 18.9

1. Een bestuursorgaan past geen bestuursdwang toe indien ter zake van de betrokken overtreding door een ander bestuursorgaan reeds een beschikking tot toepassing van bestuursdwang is gegeven en deze niet is ingetrokken.

2. Een bestuursorgaan legt geen last onder dwangsom op indien ter zake van de betrokken overtreding door een ander bestuursorgaan reeds een beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom is gegeven en deze niet is ingetrokken.

ARTIKEL 18.10

Het bestuursorgaan dat een beschikking tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom heeft gegeven terzake van overtreding van de artikelen 1.1a, 10.2, 10.3 of 10.43, van artikel 13 van de Wet bodembescherming of van het bepaalde bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen, zendt onverwijld een afschrift van die beschikking aan de bestuursorganen die eveneens bevoegd zijn tot bestuursrechtelijke handhaving van die bepalingen.

H

Na artikel 18.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 18.14A

1. Indien een overeenkomstig artikel 18.14, eerste lid, gedaan verzoek betrekking heeft op de artikelen 1.1a, 10.2, 10.3 of 10.43, op artikel 13 van de Wet bodembescherming of op het bepaalde bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen, geeft het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend, een beschikking op het verzoek.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

a. een ander bestuursorgaan dat eveneens bevoegd is tot handhaving, schriftelijk heeft verklaard het verzoek in behandeling te willen nemen, en

b. het bestuursorgaan waarbij het verzoek tot toepassing van bestuursdwang is ingediend, daarop het verzoek binnen twee weken na de datum waarop het is ontvangen, heeft doorgezonden aan dat andere bestuursorgaan.

3. In een geval als bedoeld in het tweede lid:

a. deelt het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend, onverwijld aan de afzender mede dat zijn verzoek is doorgezonden;

b. geeft het bestuursorgaan waaraan het verzoek is doorgezonden, een beschikking op het verzoek.

I

Artikel 18.16, eerste lid, komt te luiden:

1. De beschikking op een overeenkomstig artikel 18.14, eerste lid, gedaan verzoek wordt zo spoedig mogelijk gegeven, doch uiterlijk:

a. indien het verzoek overeenkomstig artikel 18.14a is doorgezonden: zes weken na de datum waarop het verzoek is ontvangen door het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend;

b. in andere gevallen: vier weken na de datum waarop het verzoek is ontvangen.

ARTIKEL II

Artikel 64 van de Wet milieugevaarlijke stoffen wordt gewijzigd als volgt.

1. In het tweede lid wordt «het ten aanzien van de betrokken inrichting bij of krachtens deze wet bepaalde» vervangen door: de op grond van deze wet voor degene die de betrokken inrichting drijft, geldende voorschriften.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Onverminderd het tweede lid heeft Onze betrokken Minister tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

ARTIKEL III

Aan artikel 95 van de Wet bodembescherming worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Onze betrokken Minister, gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en de waterkwaliteitsbeheerder hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van artikel 13.

4. De volgende bestuursorganen hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens 3 van hoofdstuk IV en artikel 72:

a. in gevallen als bedoeld in de artikelen 63a en 63d: de waterkwaliteitsbeheerder;

b. in gevallen als bedoeld in artikel 88, eerste, tweede en negende lid: burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam;

c. in andere gevallen: gedeputeerde staten.

ARTIKEL IV

Artikel 18.2 van de Wet milieubeheer en artikel 95 van de Wet bodembescherming zoals deze artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven met betrekking tot een beschikking tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds is gegeven, van toepassing tot het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 juni 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (26 638) tot wet wordt verheven en de onderdelen HH en II van artikel I van dat wetsvoorstel eerder in werking treden dan het onderhavige voorstel van wet indien dat tot wet wordt verheven, wordt in deze wet artikel I gewijzigd als volgt.

1. Onderdeel B wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van onderdeel 1 komt te luiden:

Voor de tekst van artikel 18.2 wordt de aanduiding «1.» geplaatst, en onderdeel a in dat lid (nieuw) komt te luiden:

2. De aanhef van onderdeel 2 komt te luiden:

Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

1. Onder aanduiding van de artikelen 18.2a tot en met 18.2d als 18.2b tot en met 18.2e, wordt na artikel 18.2 een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 18.2A

1. Onze betrokken Minister, gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en de waterkwaliteitsbeheerder hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de artikelen 1.1a en 10.1.

2. Gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en de waterkwaliteitsbeheerder hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10.2 en 10.54.

3. Na onderdeel C worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

CA

In artikel 18.2b (nieuw), eerste lid, onder c, vervalt: , eerste lid, onderdeel b.

CB

Artikel 18.2c (nieuw), eerste lid, komt te luiden:

1. Gedeputeerde staten hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voorzover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44.

CC

In artikel 18.2e (nieuw) wordt «de artikelen 18.2 tot en met 18.2c» vervangen door: de artikelen 18.2 tot en met 18.2d.

4. In onderdeel G wordt in artikel 18.10 «de artikelen 1.1a, 10.2, 10.3 of 10.43» vervangen door: de artikelen 1.1a, 10.1, 10.2 of 10.54.

5. In onderdeel H wordt in artikel 18.14a, eerste lid, «de artikelen 1.1a, 10.2, 10.3 of 10.43» vervangen door: de artikelen 1.1a, 10.1, 10.2 of 10.54.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 juni 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (26 638) tot wet wordt verheven, en het onderhavige wetsvoorstel, indien dat tot wet wordt verheven, eerder in werking treedt dan de onderdelen HH en II van artikel I van het eerstgenoemde wetsvoorstel, wordt in artikel VI van eerstbedoelde wet, onder aanduiding van het derde onderdeel als vierde onderdeel, na onderdeel 2 een onderdeel ingevoegd, luidende:

3. Na onderdeel JJ wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

JJa

In artikel 18.10 wordt «de artikelen 1.1a, 10.2, 10.3 of 10.43» vervangen door: de artikelen 1.1a, 10.1, 10.2 of 10.54.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven