Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 26607 nr. 276 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 26607 nr. 276 |
24 april 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van internationale verplichtingen, zoals neergelegd in Annex 17 bij het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart noodzakelijk, maar ook overigens wenselijk is ter verhoging van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de beveiliging van de burgerluchtvaart de regels betreffende de beveiliging op luchtvaartterreinen te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Luchtvaartwet wordt als volgt gewijzigd:
In hoofdstuk IV wordt de aanduiding «Afdeling 3. Beveiliging luchtvaartterreinen» vervangen door: Afdeling 3A. Beveiliging op luchtvaartterreinen.
Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd;
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden: Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:.
b. in onderdeel a vervalt de zinsnede «van of naar een bestemming buiten Nederlands grondgebied».
c. onderdeel b komt te luiden:
b. beveiligingspersoneel:
1°. personen in dienst van een door de exploitant van een luchtvaartterrein met de uitvoering van de beveiliging belaste particuliere beveiligingsorganisatie, waaraan door Onze Minister van Justitie een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, en
2°. de door Onze Minister van Justitie aangewezen politie-ambtenaren, ambtenaren van de Koninklijke marechaussee en de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane;
d. vier nieuwe onderdelen worden toegevoegd, die luiden:
c. voor bedreiging geschikte voorwerpen: wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen;
d. gevaarlijke goederen: explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen;
e. bagage: goederen toebehorende aan passagiers,
1°. die deze zelf in het luchtvaartuig meenemen als handbagage, of
2°. die deze in verband met hun reis aan de luchtvaartmaatschappij hebben afgegeven teneinde in het ruim van het luchtvaartuig te worden vervoerd als ruimbagage;
f. vracht: goederen, niet zijnde bagage, die voor vervoer door de lucht worden aangeboden, daaronder begrepen postzendingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Postwet, tenzij deze goederen door de lucht worden aangevoerd en het vliegtuig niet verlaten.
2. In het tweede lid wordt na «exploitant» toegevoegd: van een luchtvaartterrein.
Na artikel 37a worden vier artikelen ingevoegd, die luiden:
Onze Minister van Justitie is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart. De exploitant van een luchtvaartterrein, een luchtvaartmaatschappij en een persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid, zijn gehouden te voldoen aan door Onze Minister van Justitie of namens deze door de Commandant van de Koninklijke marechaussee gegeven aanwijzingen inzake de nakoming van een verplichting die op hen rust ingevolge de artikelen 37b, zesde lid, 37f, 37g, 37h, 37hb, 37 hd, 37k, 37l, 37n of 37r.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven voor de uitvoering van de controle als bedoeld in de artikelen 37b, zesde lid, en de paragrafen 3 en 4, alsmede voor de afhandeling van daarbij geconstateerde onregelmatigheden. De controle wordt overigens verricht met inachtneming van de door Onze Minister van Justitie gegeven algemene aanwijzingen.
2. Onze Minister van Justitie kan naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden bijzondere aanwijzingen geven voor de uitvoering van de controle als bedoeld in het eerste lid. In dat geval bepaalt Onze Minister van Justitie dat de kosten worden vergoed die redelijkerwijs zijn gemaakt om de aanwijzing uit te voeren.
1. Onze Minister van Justitie kan op grond van omstandigheden of inlichtingen vaststellen, dat er voor een luchtvaartterrein dan wel bepaalde daar aanwezige luchtvaartuigen, een bijzonder gevaar bestaat dat zij het object van geweldpleging, aanslagen of bedreiging zullen vormen. Hij geeft hiervan onverwijld kennis aan de exploitant van dat luchtvaartterrein en, in voorkomend geval, aan de luchtvaartmaatschappij van die luchtvaartuigen.
2. Na toepassing van het eerste lid worden geen goederen aan boord van de betrokken luchtvaartuigen gebracht dan na, zonodig stuksgewijs, onderzoek op de aanwezigheid van voor bedreiging geschikte voorwerpen.
3. Onze Minister van Justitie kan in andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, luchtvaartuigen aanwijzen waarop het tweede lid van toepassing is.
1. Indien de naleving van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften gevaar dreigt te lopen, doet de exploitant van een luchtvaartterrein, de betrokken luchtvaartmaatschappij of een persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid, daarvan onverwijld mededeling aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
2. Onze Minister van Justitie of de Commandant van de Koninklijke marechaussee kan het opstijgen van een luchtvaartuig verbieden en beletten indien er een redelijk vermoeden bestaat dat wegens het niet naleven van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften de beveiliging van de burgerluchtvaart in gevaar kan komen.
3. Onze Minister van Justitie kan de Commandant van de Koninklijke marechaussee een aanwijzing geven omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 37b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel a wordt na «een geldig reisbiljet» toegevoegd: of een daartoe afgegeven persoonsgebonden kaart.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «exploitant» toegevoegd: van een luchtvaartterrein.
b. In onderdeel c wordt na «een geldig reisbiljet» toegevoegd: of een daartoe afgegeven persoonsgebonden kaart.
c. In onderdeel c wordt «bewakingspersoneel» vervangen door: beveiligingspersoneel.
d. Aan het slot van onderdeel c wordt de punt vervangen door een puntkomma en wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
d. dat voertuigen die worden gebruikt op de delen, bedoeld in het eerste lid onder b en c, zijn voorzien van een door de exploitant van een luchtvaartterrein afgegeven toegangsbewijs dat duidelijk zichtbaar is aangebracht en waarop duidelijk kenbaar is tot welke delen het voertuig toegang heeft.
3. Het vierde lid, eerste volzin, wordt als volgt gewijzigd:
a. na «exploitant» wordt toegevoegd: van een luchtvaartterrein;
b. «bewakingspersoneel» wordt vervangen door: beveiligingspersoneel;
c. «na inzage van» wordt vervangen door: na controle van.
4. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. het woord «toegangen» wordt telkens vervangen door: plaatsen,
b. de woorden «bedoeld in het derde lid» worden vervangen door: bedoeld in het vierde lid.
5. Het zesde lid wordt vernummerd tot het zevende lid, terwijl wordt toegevoegd een nieuw lid dat luidt:
6. Een ieder die op de plaatsen, bedoeld in het vierde lid, toegang zoekt tot of zich bevindt op één van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde delen, gedoogt dat vanwege de exploitant van een luchtvaartterrein onderzoek plaatsvindt aan zijn kleding of van voorwerpen die hij bij zich heeft.
6. Het zevende lid wordt gewijzigd als volgt:
a. na «exploitant» toegevoegd: van een luchtvaartterrein;
b. na «het derde lid, onder b en c,» wordt toegevoegd: of het zesde lid,.
Artikel 37c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «exploitant» toegevoegd: van een luchtvaartterrein.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «exploitant» toegevoegd: van een luchtvaartterrein.
b. In onderdeel a wordt na «voldoende» ingevoegd: en passende, en wordt «bewakingspersoneel» vervangen door: beveiligingspersoneel.
3. In het derde lid vervallen «internationale» alsmede de laatste volzin.
4. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidende:
4. Onze Minister van Justitie kan de exploitant van een luchtvaartterrein een aanwijzing geven inzake de aanschaf van detectie-apparatuur indien deze apparatuur redelijkerwijs niet als passend kan worden beschouwd.
In artikel 37d, onderdeel b, wordt «bewakingspersoneel» vervangen door: beveiligingspersoneel.
Artikel 37e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de laatste volzin vervangen door: Het plan wordt op hun verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 37i, eerste lid» vervangen door: artikel 37ad, eerste lid.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De exploitant van een luchtvaartterrein informeert uit eigen beweging Onze Minister en Onze Minister van Justitie indien het plan door omstandigheden niet kan worden uitgevoerd of daarin wijzigingen worden aangebracht. Hij verstrekt desgevraagd Onze Ministers informatie over de beveiliging van het luchtvaartterrein.
4. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
4. Indien een onderdeel van het plan niet wordt uitgevoerd, kan Onze Minister van Justitie de exploitant van een luchtvaartterrein een aanwijzing geven die ertoe strekt zo veel mogelijk het oorspronkelijk in het plan aangegeven niveau van beveiliging te benaderen.
Na artikel 37e wordt een nieuwe paragraaf 3 ingevoegd, luidende:
§ 3. Controle van personen en bagage
Artikel 37f komt te luiden:
1. De exploitant van een luchtvaartterrein doet de personen die als passagiers aan boord gaan van een luchtvaartuig, alsmede hun handbagage, door het beveiligingspersoneel controleren op de aanwezigheid van voor bedreiging geschikte voorwerpen.
2. De exploitant van een luchtvaartterrein kan:
a. voor vervoer met een passagiersvlucht aangeboden ruimbagage door het beveiligingspersoneel doen controleren op de aanwezigheid van voor bedreiging geschikte voorwerpen en
b. de personen die anders dan als passagier aan boord kunnen gaan van een luchtvaartuig door het beveiligingspersoneel doen controleren op hun identiteit en op de rechtmatigheid van hun aanwezigheid op het luchtvaartterrein.
3. Indien bij controle voor bedreiging geschikte voorwerpen worden aangetroffen of de naleving van het gestelde in dit artikel met betrekking tot de uitvoering van de controle in gevaar komt, doet de exploitant van een luchtvaartterrein daarvan onverwijld mededeling aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
De aanduiding «Paragraaf 3: De uitoefening van controle door bewakingspersoneel» vervalt.
Artikel 37g komt te luiden:
1. De luchtvaartmaatschappij draagt zorg dat geen ruimbagage aan boord is die niet toebehoort aan de aan boord zijnde passagiers. Onze Minister van Justitie kan, in overeenstemming met Onze Minister, bij ministeriële regeling vrijstelling verlenen. Daarbij worden voorschriften gegeven als vervangende waarborg met het oog op de beveiliging. In bijzondere gevallen kan Onze Minister van Justitie ontheffing verlenen.
2. De luchtvaartmaatschappij draagt zorg voor de controle op de aanwezigheid van voor bedreiging geschikte voorwerpen van alle goederen die aan boord gaan van een luchtvaartuig niet zijnde bagage of vracht.
3. Het bepaalde in artikel 37f, derde lid, is van toepassing.
Artikel 37h komt te luiden:
1. De controle, bedoeld in artikel 37f, eerste lid, omvat:
a. een onderzoek met behulp van daartoe bestemde detectieapparatuur van passagiers en handbagage;
b. steekproefsgewijs, of indien de detectieapparatuur daartoe aanleiding geeft, een onderzoek van passagiers aan hun kleding en een nader onderzoek van hun handbagage;
c. de stelselmatige uitvoering van het onderzoek aan kleding van passagiers en van handbagage in door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling te bepalen gevallen;
d. een bevraging van de passagiers met het oog op hun betrouwbaarheid in door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling te bepalen gevallen.
2. De controle, bedoeld in artikel 37f, tweede lid, onderdeel a, omvat in ieder geval:
a. een onderzoek met behulp van daartoe bestemde detectieapparatuur of andere technische hulpmiddelen;
b. een nader onderzoek naar de inhoud van de bagage wanneer daartoe aanleiding is.
3. De controle, bedoeld in artikel 37f, tweede lid, onderdeel b, kan omvatten:
a. een nader onderzoek van het toegangsbewijs waarover de betrokkene beschikt;
b. een onderzoek met behulp van daartoe bestemde detectieapparatuur;
c. een onderzoek, indien daartoe aanleiding is, van meegevoerde goederen en aan de kleding.
4. De controle, bedoeld in artikel 37g, tweede lid, omvat in ieder geval een visuele uitwendige controle van de goederen of hun verpakking.
5. Onze Minister van Justitie kan, in overeenstemming met Onze Minister, bij of krachtens ministeriële regeling ten aanzien van bepaalde soorten vluchten of luchtvaartuigen vrijstelling verlenen van een controle als bedoeld in het eerste en tweede lid, wanneer de dreiging voor deze soorten als gevolg van voor bedreiging geschikte voorwerpen verwaarloosbaar is. Daarbij kunnen nadere voorschriften worden gegeven.
6. Onze Minister van Justitie kan in bijzondere gevallen op de grond als bedoeld in het vijfde lid, ontheffing verlenen van de controle.
Na artikel 37h worden de volgende artikelen ingevoegd:
Een lid van het beveiligingspersoneel belast met de controle, dat daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
De exploitant van een luchtvaartterrein doet:
a. personen die weigeren zichzelf of hun bagage te onderwerpen aan de controle bedoeld in artikel 37f, eerste lid, verhinderen enig luchtvaartuig te betreden, hen de verdere toegang tot de in artikel 37b, eerste lid, bedoelde delen ontzeggen en hen daaruit zo nodig verwijderen;
b. bij de controle van personen aangetroffen voor bedreiging geschikte voorwerpen, niet dan in overeenstemming met door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling te stellen regels of te geven aanwijzingen, aan boord van een luchtvaartuig brengen en
c. de maatregelen als bedoeld in onderdeel a, treffen jegens degene bij wie of in wiens bagage voor bedreiging geschikte voorwerpen worden aangetroffen, indien deze niet overeenkomstig de regels of aanwijzingen als bedoeld in onderdeel b, op verzoek van het beveiligingspersoneel zijn afgegeven.
De personen die aan boord gaan van een luchtvaartuig, zijn verplicht:
a. zich te onderwerpen aan een controle als bedoeld in artikel 37f, eerste lid en tweede lid, onderdeel b en
b. medewerking te verlenen aan de handelingen ter uitvoering van de verplichting, bedoeld in artikel 37hb, onderdeel a tot en met c.
De bepalingen in deze paragraaf laten onverlet dat de exploitant van een luchtvaartterrein op verzoek van een luchtvaartmaatschappij of een buitenlandse overheid een verdergaande controle uitvoert, indien dit in de vervoersovereenkomst tussen de passagier en de luchtvaartmaatschappij wordt bepaald.
Artikel 37i vervalt.
Paragraaf 4 vervalt.
Ingevoegd wordt een nieuwe vierde paragraaf, die luidt:
Paragraaf 4. Controle van vracht
1. De luchtvaartmaatschappij draagt zorg voor de controle van vracht op de aanwezigheid van gevaarlijke goederen.
2. Het gestelde in het eerste lid kan, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of andere wetten, achterwege blijven indien er sprake is van:
a. vracht bestemd om te worden overgeladen van het ene vliegtuig op het andere, voor zover deze is voorzien van bescherming tegen bemoeienis door ongeautoriseerde personen;
b. vervoer van stoffelijke overschotten;
c. levende dieren;
d. levensreddende materialen, voor zover de controle afbreuk kan doen aan de levensreddende kwaliteit van het materiaal;
e. nucleair materiaal of
f. andere bij ministeriële regeling van Onze Minister van Justitie aangewezen vracht, voor zover de controle afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de vracht.
1. De controle, bedoeld in het artikel 37j, eerste lid, omvat in ieder geval:
a. een onderzoek naar de identiteit van degene die feitelijk vracht aanbiedt;
b. het stelselmatig uitvoeren van onderzoek met de hand, met behulp van passende detectieapparatuur of van andere technische hulpmiddelen en
c. de verificatie van de luchtvrachtbrief en de verzamelstaat.
2. Voor zover de aard of samenstelling van de vracht zich tegen controle verzet, kan Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling vrijstelling verlenen van handelingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3. De artikelen 37c, derde en vierde lid, en 37f, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De luchtvaartmaatschappij doet bij de controle aangetroffen gevaarlijke goederen, of de vracht waarin gevaarlijke goederen zijn aangetroffen, niet dan in overeenstemming met door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling vast te stellen regels of te geven aanwijzingen aan boord van een luchtvaartuig brengen.
1. Artikel 37k is niet van toepassing indien vracht wordt aangeboden door de personen als bedoeld in het tweede lid en blijkens een uitwendige visuele controle
a. de vracht is verpakt;
b. de verpakking onbeschadigd is;
c. geen gevaarlijke goederen zijn toegevoegd en
d. geen onregelmatigheden met de verpakking hebben plaatsgevonden.
2. De personen bedoeld in het eerste lid, aanhef, zijn:
a. een geregistreerde als bedoeld in artikel 37p, eerste lid;
b. een niet-geregistreerde voor zover de vracht afkomstig is van een geregistreerde en deze is verpakt overeenkomstig de door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften om te voorkomen dat daaraan gevaarlijke goederen worden toegevoegd;
c. een rechtspersoon op wie een verplichting tot vervoer van voorwerpen rust ingevolge de Postwet, of een overeenkomstige buitenlandse postinstelling; of
d. bij ministeriële regeling te bepalen categorieën van natuurlijke personen of rechtspersonen die in het buitenland zijn gevestigd en ten aanzien waarvan op grond van internationale afspraken toereikende waarborgen aanwezig zijn dat maatregelen zijn genomen ter beveiliging van de aangeboden vracht.
3. Onze Minister van Justitie kan bepalen dat de uitzondering, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing is op de rechtspersoon, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, indien er een gerechtvaardigd vermoeden is dat bepaalde vracht gevaarlijke goederen bevat.
4. Onze Minister van Justitie kan, in overeenstemming met Onze Minister, bij ministeriële regeling voorschriften geven met betrekking tot vracht aangeboden door personen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ter voorkoming van vervoer van gevaarlijke goederen door een luchtvaartmaatschappij.
5. Onze Minister van Justitie kan met het oog op de controle ter beveiliging van vracht bij ministeriële regeling voorschriften geven over de afhandeling van vracht door personen die in het buitenland zijn gevestigd en vracht aanbieden door tussenkomst van de personen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.
1. Aan de luchtvaartmaatschappij voor vervoer toevertrouwde brieven worden zonder goedvinden van de afzender of van de geadresseerde slechts geopend indien de rechter-commissaris in de rechtbank van het arrondissement waarbinnen de brief is aangetroffen, daartoe, op verzoek van de luchtvaartmaatschappij, bevel heeft gegeven.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts gegeven indien het vermoeden bestaat dat zich in de brief gevaarlijke goederen bevinden.
1. De luchtvaartmaatschappij beschikt over een afsluitbare en beveiligde ruimte bestemd voor de ontvangst en bewaring van vracht.
2. Zij stelt de identiteit van de aanbieders van vracht vast, indien deze personen niet zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 37p, en registreert of doet registreren de naam en het adres van die personen en van de afzender.
3. Onze Minister van Justitie kan, in overeenstemming met Onze Minister, bij ministeriële regeling nadere voorschriften geven aan de luchtvaartmaatschappij ter beveiliging van de burgerluchtvaart.
1. Onze Minister van Justitie kan, in overeenstemming met Onze Minister, bij ministeriële regeling ten aanzien van bepaalde soorten vluchten of luchtvaartuigen vrijstelling verlenen van de controle als bedoeld in artikel 37j, eerste lid, wanneer de dreiging voor deze soorten als gevolg van gevaarlijke goederen verwaarloosbaar is. Daarbij kunnen nadere voorschriften worden gegeven.
2. Onze Minister van Justitie kan in bijzondere gevallen op de grond als bedoeld in het eerste lid, ontheffing verlenen van de controle.
1. De Commandant van de Koninklijke marechaussee houdt een register bij van natuurlijke personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig vracht aanbieden, doen vervoeren of vervoeren. In het register staan slechts personen ingeschreven op hun verzoek. Daarin worden in ieder geval vermeld de naam, het adres en de vestigingsplaats van de geregistreerde, het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de datum van inschrijving in het register.
2. Personen als bedoeld in het eerste lid kunnen worden ingeschreven onder afgifte van een verklaring waaruit blijkt dat is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen met het oog op de veiligheid en de betrouwbaarheid van de door hen aangeboden vracht.
3. Personen als bedoeld in het eerste lid kunnen zich in het register doen inschrijven door inzending van een ingevuld aanmeldingsformulier waarvan Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling een model vaststelt.
4. In het buitenland gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig vracht aanbieden, doen vervoeren of vervoeren, kunnen zich in het register doen inschrijven overeenkomstig door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling te stellen nadere regels.
5. De Commandant van de Koninklijke marechaussee weigert inschrijving in het register als bedoeld in het eerste lid, indien niet is voldaan of in onvoldoende mate blijkt dat is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen met het oog op de veiligheid en de betrouwbaarheid van de door hen aangeboden vracht.
6. Onze Minister van Justitie kan bij ministeriële regeling regels geven over:
a. de inhoud van de verklaring, bedoeld in het tweede lid;
b. de procedure van inschrijving en het melden van wijzigingen;
c. op te nemen categorieën van gegevens in het register.
1. De geregistreerde als bedoeld in artikel 37p is verplicht iedere wijziging die optreedt in de in artikel 37p, tweede lid bedoelde gegevens onverwijld door te geven.
2. De Commandant van de Koninklijke marechaussee haalt de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 37p door:
a. op verzoek van de geregistreerde; of
b. bij beëindiging van de werkzaamheden tot het bedrijfsmatig aanbieden of vervoeren van vracht.
3. De Commandant van de Koninklijke marechaussee haalt de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 37p op last van Onze Minister van Justitie door:
a. indien bij controle blijkt dat de geregistreerde aan de bij of krachtens dit hoofdstuk van deze wet gegeven voorschriften geen uitvoering geeft; of
b. bij controle blijkt van zodanige aanwijzingen van betrokkenheid bij gepleegde of te plegen misdrijven dat gerechtvaardigde twijfel bestaat omtrent de betrouwbaarheid van de geregistreerde.
4. Een doorhaling als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, vindt plaats voor ten hoogste twee jaren. Na verstrijken van deze termijn kan opnieuw inschrijving overeenkomstig dit artikel plaatsvinden.
5. Een doorhaling als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, vindt plaats voor onbepaalde tijd. Hernieuwde inschrijving vindt slechts plaats na toestemming van Onze Minister van Justitie.
6. De inschrijving dan wel de doorhaling van de inschrijving in het register bedoeld in het derde lid, wordt niet eerder van kracht dan twee weken nadat de Commandant van de Koninklijke marechaussee daarvan mededeling heeft gedaan aan de geregistreerde.
7. Voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de in de artikelen 37j, eerste lid, en artikel 37r bedoelde verplichtingen worden uit het register, bedoeld in artikel 37p, eerste lid, gegevens verstrekt aan:
a. luchtvaartmaatschappijen en
b. geregistreerde personen als bedoeld in artikel 37p.
8. Aan anderen dan de in het zevende lid bedoelde personen wordt desgevraagd meegedeeld of bepaalde natuurlijke personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig vracht aanbieden of vervoeren, zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 37p, eerste lid.
9. Tegen besluiten van de Commandant van de Koninklijke marechaussee verband houdend met het register, bedoeld in artikel 37p, eerste lid, kan een belanghebbende administratief beroep instellen bij de Minister van Justitie.
De geregistreerde als bedoeld in artikel 37p doet vracht afkomstig van een niet-geregistreerde, controleren op de aanwezigheid van gevaarlijke goederen. De artikelen 37f, derde lid, en 37j tot en met 37o zijn van overeenkomstige toepassing.
In verband met de taakuitoefening, bedoeld in artikel 37p, eerste lid, kan de Commandant van de Koninklijke marechaussee onderzoek doen naar de betrouwbaarheid van de geregistreerde personen als bedoeld in artikel 37p. Hij kan daartoe inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vragen alsmede kopieën daarvan maken, alsmede politieregisters raadplegen overeenkomstig artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Wet politieregisters.
Na paragraaf 4 wordt een vijfde paragraaf ingevoegd, luidende:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij en krachtens deze afdeling is belast de Commandant van de Koninklijke marechaussee. Onze Minister van Justitie kan daartoe aanwijzingen geven.
1. Onze Minister van Justitie kan bestuursdwang toepassen ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling, onverminderd de artikelen 29 en 35.
2. Onze Minister van Justitie kan van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid mandaat verlenen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
1. Een klacht tegen beveiligingspersoneel als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder b, onder 1°, over een gedraging bij de uitvoering van een taak ingevolge deze afdeling, kan worden ingediend bij de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
2. De klacht wordt behandeld door Onze Minister van Justitie. Deze kan hiervoor mandaat verlenen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
3. Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. De regels vastgesteld krachtens artikel 6, onder i, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties blijven buiten werking.
4. Voor de toepassing van de Wet Nationale ombudsman wordt een gedraging als bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een gedraging van Onze Minister van Justitie.
5. Indien de klacht zich tevens richt tegen beveiligingspersoneel als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder b, onder 2°, en betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex, wordt deze behandeld volgens de procedure die geldt voor dat beveiligingspersoneel.
De Wet politieregisters wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 15, eerste lid, wordt aan het slot van onderdeel d de punt vervangen door een puntkomma en wordt een vijfde onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de Commandant van de Koninklijke marechaussee, voor zover hij deze behoeft voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 37s van de Luchtvaartwet.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, derde lid, of 37r.
Regels en andere besluiten, vastgesteld krachtens de Luchtvaartwet, zoals deze luidde op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van deze wet, blijven van kracht, voor zover zij berusten op bepalingen welke door deze wet niet worden gewijzigd.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20002001-26607-276.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.