26 294
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken)

nr. 379
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

5 juli 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut!, doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering te wijzigen met het oog op de toelaatbaarheid van getuigenverklaringen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

Ingevoegd wordt in Boek I een nieuwe Titel IIIa en een nieuw artikel 44a, die luiden:

TITEL IIIA

GRONDEN VOOR VERMINDERING VAN STRAF

Artikel 44a

1. Op vordering van de officier van justitie kan de rechter na een op grond van artikel 226h, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gemaakte afspraak de straf verminderen die hij overwoog op te leggen op de in het tweede lid bepaalde wijze. Bij de strafvermindering houdt de rechter ermee rekening dat door het afleggen van een getuigenverklaring een belangrijke bijdrage is of kan worden geleverd aan de opsporing of vervolging van misdrijven.

2. Bij toepassing van het eerste lid kan de strafvermindering bestaan in:

a. maximaal een derde bij een onvoorwaardelijke tijdelijke vrijheidsstraf of geldboete, of

b. de omzetting van maximaal een derde van het onvoorwaardelijke gedeelte van een vrijheidsstraf of van een geldboete in een voorwaardelijk gedeelte, of

c. de vervanging van maximaal een derde gedeelte van een vrijheidsstraf door een onvoorwaardelijke geldboete.

3. Bij toepassing van het tweede lid, onder b, blijft artikel 14a, eerste en tweede lid, buiten toepassing.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 215 wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De deskundige verklaart dat hij zijn taak naar eer en geweten zal vervullen.

B

Artikel 216, eerste lid, komt te luiden:

1. De rechter-commissaris beëdigt de getuige of deskundige indien:

a. er naar zijn oordeel gegrond vermoeden bestaat dat de getuige niet op de terechtzitting zal kunnen verschijnen;

b. de overlegging van beëdigde getuigenissen noodzakelijk is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen;

c. een afspraak ingevolge artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, rechtmatig is geoordeeld.

C

In artikel 226a, tweede lid, wordt na de eerste volzin ingevoegd: Aan de getuige die nog geen rechtsbijstand heeft, wordt een advocaat toegevoegd. De toevoeging geschiedt op last van de rechter-commissaris door het bureau rechtsbijstandvoorziening.

D

In het Tweede Boek, titel III, worden na de Vierde Afdeling A ingevoegd de nieuwe Afdelingen B tot en met D die luiden:

VIERDE AFDELING B

TOEZEGGINGEN AAN GETUIGEN DIE TEVENS VERDACHTE ZIJN

Artikel 226g

1. De officier van justitie geeft aan de rechter-commissaris kennis van de afspraak die hij voornemens is te maken met een verdachte die bereid is een getuigenverklaring af te leggen in de strafzaak tegen een andere verdachte in ruil voor de toezegging dat bij de vervolging in zijn eigen strafzaak strafvermindering met toepassing van artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht zal worden gevorderd. De afspraak heeft uitsluitend betrekking op het afleggen van een getuigenverklaring in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek naar misdrijven, als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering die gepleegd zijn in georganiseerd verband en gezien hun aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren of naar misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De afspraak heeft uitsluitend betrekking op strafvermindering als bedoeld in artikel 44a, tweede lid.

2. De voorgenomen afspraak is op schrift gesteld en bevat een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van:

a. de misdrijven waarover en zo mogelijk de verdachte tegen wie de getuige, bedoeld in het eerste lid, bereid is een getuigenverklaring af te leggen;

b. de strafbare feiten waarvoor de getuige in de zaak waarin hij zelf verdachte is, zal worden vervolgd en op welke die toezegging betrekking heeft;

c. de voorwaarden die aan de getuige, tevens verdachte, worden gesteld en waaraan deze bereid is te voldoen;

d. de inhoud van de toezegging van de officier van justitie.

3. Op vordering van de officier van justitie toetst de rechter-commissaris de rechtmatigheid van de in het tweede lid bedoelde afspraak. De officier van justitie verschaft de rechter-commissaris de gegevens die hij voor de beoordeling daarvan behoeft.

4. Van afspraken die niet worden aangemerkt als een afspraak, bedoeld in het eerste lid, en die voor het onderzoek in de zaak van betekenis kunnen zijn, wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal wordt door de officier van justitie ten spoedigste bij de processtukken gevoegd.

Artikel 226h

1. De getuige die met de officier van justitie overlegt over het maken van een afspraak op de voet van artikel 226g, kan zich laten bijstaan door een advocaat. Aan de getuige die nog geen rechtsbijstand heeft, wordt een advocaat toegevoegd. De toevoeging geschiedt op last van de rechter-commissaris door het bureau rechtsbijstandvoorziening.

2. De rechter-commissaris hoort de getuige, bedoeld in artikel 226g, eerste lid, over de voorgenomen afspraak.

3. De rechter-commissaris beoordeelt de rechtmatigheid van de afspraak; hij houdt daarbij rekening met de dringende noodzaak en met het belang van het verkrijgen van de door de getuige af te leggen verklaring. Hij geeft tevens een oordeel over de betrouwbaarheid van de getuige. Hij legt zijn oordeel neer in een beschikking. Indien hij de afspraak rechtmatig oordeelt, komt deze tot stand.

4. De officier van justitie voegt de processen-verbaal en andere voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door het maken van een afspraak als bedoeld in artikel 226g niet bij de processtukken voordat de rechter-commissaris de afspraak rechtmatig heeft geoordeeld.

Artikel 226i

1. De beschikking van de rechter-commissaris op grond van artikel 226h, derde lid, is met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend en wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de officier van justitie en de getuige.

2. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris waarin de voorgenomen afspraak niet rechtmatig wordt geoordeeld, staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking hoger beroep open bij de rechtbank. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk.

3. Tegen de beschikking van de rechtbank is geen beroep in cassatie toegelaten.

Artikel 226j

1. Nadat de afspraak rechtmatig is geoordeeld wordt de getuige bedoeld in artikel 226g, eerste lid, door de rechter-commissaris gehoord.

2. Deze getuige kan niet worden gehoord met toepassing van de artikelen 226a tot en met 226f.

3. Zodra het belang van het onderzoek dat toelaat, geeft de rechter-commissaris van het totstandkomen van de afspraak en de inhoud daarvan kennis aan de verdachte, te wiens laste de verklaring is afgelegd, met dien verstande dat geen mededeling behoeft te worden gedaan van de maatregelen, bedoeld in artikel 226l.

4. De rechter-commissaris kan in het belang van het onderzoek ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de getuige bevelen dat de identiteit van de getuige voor een bepaalde termijn voor de verdachte verborgen wordt gehouden. Het bevel wordt voor de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek opgeheven.

VIERDE AFDELING C

TOEZEGGINGEN AAN GETUIGEN DIE REEDS VEROORDEELD ZIJN

Artikel 226k

1. De artikelen 226g tot en met 226j zijn van overeenkomstige toepassing indien de officier van justitie voornemens is een afspraak te maken met een veroordeelde die bereid is een getuigenverklaring af te leggen, in ruil voor de toezegging van de officier van justitie dat deze bij de indiening van een verzoekschrift om gratie een positief advies tot vermindering van de opgelegde straf met maximaal een derde zal uitbrengen. De voorwaarden voor het uitbrengen van een positief advies zijn dezelfde als genoemd in artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht voor het vorderen en toepassen van strafvermindering.

2. Bij het op schrift stellen van de voorgenomen afspraak geldt niet het vereiste genoemd in artikel 226g, tweede lid, onder b.

VIERDE AFDELING D

MAATREGELEN TOT BESCHERMING VAN GETUIGEN

Artikel 226l

Onze Minister van Justitie kan op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze specifieke maatregelen treffen voor de feitelijke bescherming van getuigen, bedoeld in de artikelen 226a, 226g en 226k.

E

Artikel 344a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1. geplaatst;

2. Als tweede lid wordt toegevoegd:

2. Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van verklaringen van getuigen met wie op grond van artikel 226h, derde lid, of 226k een afspraak is gemaakt.

F

Artikel 359 wordt als volgt gewijzigd:

Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij toepassing van artikel 9a of artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht geeft het vonnis in het bijzonder redenen op die tot de beslissing hebben geleid.

G

Artikel 360 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd dat luidt:

2. Indien het bewijs mede wordt aangenomen op de verklaring van een getuige met wie op grond van artikel 226h, derde lid, of 226k door de officier van justitie een afspraak is gemaakt, geeft het vonnis daarvan in het bijzonder reden.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juli 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstrafffen) (26 114), tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 44a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a en b wordt na vrijheidsstraf ingevoegd: , taakstraf, bestaande uit een werkstraf,.

2. In onderdeel c wordt na vrijheidsstraf door ingevoegd: taakstraf, bestaande uit een werkstraf, of.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de onderdelen verschillend kan zijn.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven