nr. 83
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 13 november 2000
Tijdens de plenaire behandeling d.d. 6 juni 2000 van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn
«Televisie zonder grenzen») (kamerstukken 26 256) heb ik
toegezegd in een brief nader in te gaan op de voor en tegens van een ontheffingsmogelijkheid
in het kader van de evenementenregeling. In deze brief worden de overwegingen
inzake een ontheffing voor een betaalkanaal om het betreffende evenement alsnog
exclusief achter een decoder uit te mogen zenden in het geval alle open netten
een op de lijst geplaatst evenement niet willen uitzenden, nog eens op een
rijtje gezet.
Artikel 72 van de Mediawet (het wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven
en in werking getreden) brengt met zich mee dat een op de lijst geplaatst
evenement, indien het wordt uitgezonden, in ieder geval op een open net moet
worden uitgezonden. Dat betekent derhalve dat indien geen enkel open net belangstelling
heeft voor uitzending van een bepaald evenement van de lijst, programmanetten
die niet als open net kunnen worden aangemerkt, het evenement niet mogen uitzenden.
Het is niet aan te nemen dat alle open netten tegelijkertijd geen belangstelling
voor een op de lijst geplaatst evenement zullen hebben, omdat het evenement
op zichzelf niet interessant genoeg is om als programma-onderdeel op te nemen.
Het ene evenement op de lijst zal (commercieel of maatschappelijk) interessanter
zijn dan het andere, maar het zijn allemaal evenementen die van aanzienlijk
belang voor de samenleving zijn, dus veel interesse genereren en daarom begerenswaardige
programma-onderdelen zijn.
De mogelijkheid bestaat dat een gebrek aan belangstelling van de open
netten voortkomt uit het feit dat het bedrag dat voor de uitzendrechten van
het evenement betaald moet worden te hoog gevonden wordt. De vraag is of voor
die gevallen een ontheffingsmogelijkheid geboden moet worden en wat de gevolgen
daarvan zijn. Ik acht dit overigens een theoretische casus, omdat
de organisator/rechthebbende van het evenement naarmate het tijdstip van mogelijke
uitzending nadert, gedwongen zal zijn een prijs overeen te komen. Immers,
indien die niet op tijd tot stand komt, zijn beide partijen, zowel de koper
als de verkoper, verliezers.
Een ontheffingsmogelijkheid in de Mediawet zou kunnen leiden tot calculerend
gedrag en daarmee tot omzeiling van de evenementenregeling. Rechthebbenden
kunnen, in de wetenschap dat een beroep op de ontheffingsbepaling gedaan kan
worden, de prijs dusdanig hoog stellen dat het voor een open net redelijkerwijs
niet meer mogelijk is om de rechten te kopen. Daarnaast kan de situatie ontstaan
dat een betaalkanaal in het licht van een mogelijke ontheffing meebiedt op
rechten van een op de lijst geplaatst evenement. Dat heeft weer als consequentie
dat de prijs opgedreven wordt waardoor open netten wellicht niet meer in staat
zijn om die prijs te kunnen betalen. Verder biedt een ontheffingsbepaling
de mogelijkheid tot een soort verdeling van rechten. Een open net kan bijvoorbeeld
met een betaalkanaal afspreken niet op de liverechten van een op de lijst
geplaatst evenement mee te bieden als het betaalkanaal niet meebiedt op de
samenvattingsrechten van het evenement.
Om dit alles te voorkomen zou in de ontheffingsbepaling opgenomen moeten
worden dat geen enkele open net-zender de rechten wil verwerven tegen redelijke voorwaarden. Of er sprake is van redelijke voorwaarden
(waaronder de prijs) is echter moeilijk te bepalen. Is een redelijke (marktconforme)
prijs het bedrag dat een betaalzender voor de uitzendrechten heeft geboden
of moet gekeken worden naar het bedrag dat de open netten zouden hebben willen
bieden of hebben geboden? Daarnaast spelen kijkcijfers een rol en daarmee
samenhangend de te verwachten opbrengsten van reclame- en sponsorgelden, los
van strategisch marktgedrag dat weer tot andere prijzen aanleiding kan geven.
Ik acht een ontheffingsbepaling juist vanwege het samenstel van objectieve
en subjectieve onderhandelingselementen niet uitvoerbaar. Daarom ben ik van
mening dat een dergelijke regeling niet een instrument kan te zijn om uitkomst
te bieden in een situatie dat de prijs van uitzendrechten van de betreffende
evenementen zo hoog is dat open netten die kosten niet meer kunnen opbrengen.
De evenementenregeling heeft op zichzelf een mitigerende werking op de prijs
van uitzendrechten, omdat een betaalkanaal streeft naar exclusieve uitzending
(wat voor wat betreft de evenementen op de lijst niet is toegestaan) en dus
niet zal meebieden op de rechten van de betreffende evenementen. Een ontheffingsmogelijkheid
kan het juist weer interessant maken voor een betaalkanaal om mee te bieden.
Het doel van de evenementenregeling (brede toegankelijkheid, zowel qua bereik
als qua kosten, van bepaalde evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving)
wordt daarmee niet gediend.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
F. van der Ploeg