25 891 (R 1609)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap

nr. 28d
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2001

Bij brief van 27 november 2000 heeft mijn voorganger, mr. M. J. Cohen, de Voorzitter van de Eerste Kamer medegedeeld voornemens te zijn de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 618), met uitzondering van het in die brief genoemde artikel V, tweede lid, op 1 januari 2002 in werking te laten treden. Die datum is echter niet haalbaar gebleken. Voor de voorbereiding van de algemene maatregelen van rijksbestuur die voor de inwerkingtreding noodzakelijk zijn, en een adequate invoering daarvan, is meer tijd nodig. Om die reden is de inwerkingtreding van de Rijkswet uitgesteld tot medio 2002.

Ik hoop U hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedruk onder EK nrs. 201 t/m 201b, vergaderjaar 1999–2000 en 28 t/m 28c, vergaderjaar 2000–2001.

Naar boven