25 620
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester

nr. 176
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN EN VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2000

Op 18 september 1997 heeft de regering bij de Tweede Kamer ingediend het voorstel van wet tot verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester (Kamerstukken I, 1999–2000, 25 620, nr. 6). Het wetsvoorstel is op 17 november 1998 in eerste lezing door de Tweede Kamer aanvaard. De schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is opgeschort in verband met de instelling van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie.

Op 17 januari 2000 heeft de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie (Staatscommissie Elzinga) haar advies uitgebracht. Daarin stelt de Staatscommissie zich in meerderheid op het standpunt dat een grondwetsherziening tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester (en de commissaris van de Koning) vergezeld zou moeten gaan van een bepaling die waarborgt dat de wetgever de keuze van de aanstellingswijze bepaalt (Rapport van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie, blz. 410). In zijn standpunt over het advies van de Staatscommissie heeft het kabinet dit advies overgenomen en een nieuw voorstel tot grondwetsherziening aangekondigd alsmede de intrekking van het in eerste lezing bij uw kamer aanhangige deconstitutionaliseringsvoorstel strekkende tot het doen vervallen van artikel 131 Grondwet (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800 VII, nr. 42, blz. 27).

Om de hierboven genoemde reden trekken wij, daartoe gemachtigd door de Koningin, het voorstel van wet in tot verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 177 en 177a, 1998–1999 en EK nr. 6, 1999–2000.

Naar boven