nr. 46g
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Volkshuisvesting1
heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
op 28 maart 2001 een brief gezonden inzake de knelpunten bij de verdere uitwerking
van het zgn. Fair Value-model (bijlage 1).
Op 7 mei 2001 heeft de staatssecretaris deze brief bij brief van 7 mei
2001 beantwoord (bijlage 2).
De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke
overleg.
De voorzitter van de commissie,
De Beer
De wnd.griffier van de commissie,
Baljé
BIJLAGE 1 BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE
ORDENING EN MILIEUBEHEER
Den Haag, 28 maart 2001
De vaste commissie voor Volkshuisvesting heeft met teleurstelling kennis
genomen van Uw brief van 13 maart 20011 aan de
Voorzitter van de Eerste Kamer inzake de uitwerking van de tijdens de openbare
behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Duivesteijn, Biesheuvel, Hofstra
en Van 't Riet (de Wet bevordering eigen woningbezit) op 5 december 2000 met
algemene stemmen aanvaarde, gewijzigde motie Baarda c.s.
De vaste commissie wil dan ook op korte termijn door u uitvoeriger dan
in Uw brief is geschied worden ingelicht omtrent de achtergronden van de door
U vermelde vragen en knelpunten bij de verdere uitwerking van het zgn Fair
Value-model.
Voorts hecht de commissie er aan door u op korte termijn te worden geïnformeerd
omtrent het door U voorziene tijdschema voor de totstandkoming van de Algemene
Maatregel van Bestuur, alsmede van de noodzakelijke wijziging van de Wet eigenwoningbezit,
waarop die AmvB zal zijn gebaseerd.
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
BIJLAGE 2 BRIEF AAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer
Den Haag, 7 mei 2001
In bovengenoemde brief geeft de vaste commissie voor Volkshuisvesting
onder andere aan uitvoerig geïnformeerd te willen worden over de knelpunten
die ik constateer bij de uitwerking van het Fair Value-model. Met de thans
voorliggende brief verstrek ik de gewenste nadere toelichting hieromtrent.
Uitgangspunt van het Fair Value-model is geweest dat de voordelen en nadelen
voor de koper die koopt met korting onder voorwaarden zodanig tegenover elkaar
worden gezet dat deze naar verwachting gelijk worden aan elkaar. Door het
zogeheten winstdelingspercentage, dat is het percentage van de winst dat de
verkopende corporatie ontvangt als de koper de woning opnieuw verkoopt, op
een bepaald niveau vast te stellen kan deze situatie worden bereikt.
Ik heb echter geconstateerd dat bij de opstelling van het Fair Value-model
geen rekening is gehouden met interventie van het fiscale regime (rente-aftrek)
en de BEW-subsidieregeling.
De korting leidt immers tot een lagere hypotheek en dus tot vermindering
van de rente-aftrek. Daarnaast geldt voor BEW-ontvangers dan ook nog dat de
BEW-subsidie lager wordt.
Deze beide nadelen voor de koper zijn niet verwerkt in het Fair Value-model
waardoor het model niet leidt tot evenwicht in de voordelen en nadelen voor
de koper maar tot een nadeel.
Dit nadeel kan oplopen tot enkele honderden guldens per maand.
Ik heb aan de opstellers van het Fair Value-model gevraagd of het mogelijk
is het model zodanig te wijzigen dat de genoemde bezwaren verdwijnen. Hoewel
er nog geen officiële reactie is binnengekomen naar aanleiding van dit
verzoek is wel al duidelijk dat er geen reden is hieromtrent hooggespannen
verwachtingen te hebben.
In strikt technische zin is het zonder meer mogelijk het fiscale regime
en de BEW-regeling in te brengen in het Fair Value-model maar dit leidt tot
drastische verlagingen van het «faire» winstdelingspercentage.
Bedacht moet worden dat het Fair Value-model niet alleen gebaseerd is op wetenschappelijke
inzichten maar ten dele ook de uitkomst is van een complex onderhandelingsproces
tussen verschillende partijen.
Er zal worden gezocht naar oplossingen voor deze problematiek, zo mogelijk
binnen het Fair Value-model maar desnoods ook daarbuiten.
Omtrent het door mij voorziene tijdschema voor de totstandkoming van de
Algemene Maatregel van Bestuur, alsmede de noodzakelijke wijziging van de
Wet Bevordering eigenwoningbezit, waarop die AMvB zal zijn gebaseerd, deel
ik u nog het volgende mede.
Gelet op het hiervoor gestelde met betrekking tot het Fair Value-model
kan momenteel nog geen concreet tijdschema worden aangegeven.
Om een AMvB mogelijk te maken, waarin geregeld wordt dat het Fair Value-model
in combinatie met de Wet bevordering eigenwoningbezit kan worden toegepast,
is een wijziging van artikel 22 van de Wet BEW noodzakelijk. Omdat een dergelijke
wetswijziging – zoals u ongetwijfeld weet – de nodige
procedure tijd vergt, zijn op mijn departement vooruitlopend op een aangepast
Fair Value-model reeds wel de werkzaamheden gestart die moeten leiden tot
bedoelde wijziging van de Wet BEW. De (eventuele) invoering van de beoogde
AMvB behoeft zodoende geen (extra) vertraging op te lopen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. W. Remkes