26 823
Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van de euro

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 30 maart 2000

Met belangstelling nam ik kennis van de beschouwingen en vragen van de leden van de fracties die in het verslag aan het woord zijn. Het wetsvoorstel beoogt de gevolgen van de introductie van de euro voor vennootschappen waar mogelijk te vereenvoudigen en de kosten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken. Daarbij wordt in beginsel afgezien van dwingendrechtelijke voorschriften. De regeling is ook bedoeld als aanvulling op bestaande mogelijkheden. Het verheugt mij dat deze uitgangspunten bij de aan het woord zijnde leden van de fracties op instemming kunnen rekenen.

Ook in de literatuur is commentaar op het voorstel verschenen. VNO/NCW en de gecombineerde commissie vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van advocaten en de Koninklijke notariële Beroepsorganisatie (hierna ook: de gecombineerde commissie) hebben adviezen uitgebracht aan de vaste commissie voor Justitie. Men zie ook P.J. Dortmond, Eurosie van aandelen, Ondernemingsrecht 1999/13, blz. 344, J. Willemars, Wetsvoorstel eurokapitaal ingediend, Accountancy nieuws 3 december 1999, blz. 7, en P.P.M. Hoevenaars, De euro en Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Notarisklerk 1999/1382, blz. 269.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hadden met instemming kennis genomen van het uitgangspunt van het wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden vroegen of ik inzicht kon verschaffen in de gevallen waarin statutenwijziging verplicht is tot 1 januari 2002 en met welke financiële, administratieve en fiscale lasten de vennootschap zal worden geconfronteerd. Deze leden wilden voorts weten op welke wijze het voornemen wordt geconcretiseerd om de kosten in verband met de omzetting zo beperkt mogelijk te houden. Is er bijvoorbeeld overlegd met het notariaat over een (laag) tarief, zo wilden deze leden weten.

Tot 1 januari 2002 heeft iedereen in de Europese Muntunie de keuze tussen gebruik van de euro of gebruik van de nationale munt als afgeleide van die euro. Het wetsvoorstel gaat ook uit van die keuze. Er zijn derhalve geen gevallen waarin een vennootschap wettelijk wordt verplicht voor 1 januari 2002 zijn statuten te wijzigen, zo kan ik de leden van de PvdA-fractie antwoorden.

Het voornemen om de kosten in verband met de omzetting zo laag mogelijk te houden, is op verschillende wijzen uitgewerkt. Zo is afgezien van een verplichting om bedragen in de statuten met ingang van 1 januari 2002 te laten luiden in euro. Desgewenst kan een vennootschap die zijn statuten niet aanpast, in het maatschappelijk verkeer gebruik maken van de faciliteit in het voorgestelde artikel 67c/178c. Deze regeling is vooral geschreven voor besloten vennootschappen met een of enkele aandeelhouders. Naar verwachting gaat het hier om enige honderdduizenden bv's in Nederland. Verder is voor een statutenwijziging met gebruikmaking van het voorgestelde artikel 67a/178a een verklaring van geen bezwaar niet vereist. Dat bespaart de vennootschap kosten van leges en de tijd die met de behandeling van zo'n aanvraag gemoeid is.

De wijziging van de wet op het notarisambt met ingang van 1 oktober 1999 betekent onder meer dat voor het opmaken van een akte houdende statutenwijziging geen vast tarief verschuldigd is. De vennootschap kan met de notaris overleggen omtrent een reëel voor de werkzaamheden in rekening te brengen tarief. De aard en complexiteit van de werkzaamheden zijn sterk verbonden met de bestaande statuten van de individuele vennootschap. Daarvoor zijn geen algemene regels te geven. Van een door de overheid opgelegd tarief is daarom afgezien.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen of er voor een statutenwijziging die na 1 januari 2002 plaatsvindt, een verklaring van geen bezwaar vereist is.

Voor een statutenwijziging met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 67a/178a is geen verklaring van geen bezwaar vereist, ook niet als deze na 1 januari 2002 plaatsvindt. Een vennootschap kan zonder verklaring van geen bezwaar na 1 januari 2002 zelf besluiten het bedrag van het maatschappelijk kapitaal en van de aandelen om te zetten in euro volgens het bepaalde in artikel 67a. Een vennootschap kan voorts na 1 januari 2002 een andere statutaire bepaling wijzigen waarin bedragen in gulden worden uitgedrukt. Artikel 67c lid 2 bepaalt dan dat ook het maatschappelijk kapitaal en de nominale waarde van de aandelen in euro moeten luiden. Doet de vennootschap dat volgens het bepaalde in artikel 67a, dan is een verklaring van geen bezwaar niet vereist.

De leden van de fractie van de PvdA waren van oordeel dat over de omzetting voorlichting moet worden gegeven en vroegen op welke wijze hieraan gehoor wordt gegeven.

Het wetsvoorstel heeft in de juridische en financiële literatuur ruime aandacht gekregen. De betrokken ondernemingen zijn naar mijn indruk goed op de hoogte. Desgewenst zullen zij nadere informatie kunnen krijgen bij het notariaat, bij brancheorganisaties als VNO/NCW, bij het nationaal forum voor de introductie van de euro of bij het zogenaamde euroteam van het ministerie van Financien, dat de introductie van de euro coördineert. Een afzonderlijke voorlichtingscampagne wordt niet voorzien.

De leden van de fractie van de VVD hadden met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij konden in hoofdlijnen met het voorstel instemmen, maar hadden behoefte aan een nadere toelichting om het voorstel volledig te kunnen beoordelen. Deze leden vroegen mijn oordeel over het voorstel van de gecombineerde commissie dat een verplichte splitsingsregeling zou moeten worden opgenomen ingeval de statuten van een vennootschap aandelen van verschillende coupures kent.

Bij de introductie van de regeling voor de omzetting is afgezien van het opnemen van verplichte splitsings- of samenvoegingsvoorschriften, omdat de resultaten van de berekeningen per vennootschap verschillen. Zij zijn afhankelijk van de vraag of de vennootschap aandelen met verschillende nominale waarden heeft uitstaan, hoe die nominale waarden zich tot elkaar verhouden, hoeveel aandeelhouders er zijn, en hoe de onderlinge verschillen in de door deze aandeelhouders gehouden belangen zijn. Daarom wordt als hoofdregel gehanteerd dat iedere vennootschap waarvan de statuten aandelen met verschillende bedragen bevatten, bij het omzetten van zijn nominale waarden de belangen van de verschillende groepen aandeelhouders zoveel mogelijk dient te waarborgen. In sommige gevallen zal splitsing of samenvoeging daarvoor een goede oplossing zijn. Daartoe biedt de wet reeds mogelijkheden.

De leden van de fractie van D66 hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Bij deze leden was, mede gelet op de ontvangen adviezen, wel enige onduidelijkheid gerezen over het wetsvoorstel. Deze leden vroegen op die punten om verduidelijking.

Artikelen

Artikel 67a/178a

Dit artikel geeft een bijzondere regeling voor de omzetting van de nominale waarde van aandelen in euro. Daarbij worden nieuwe begrippen in de wet geïntroduceerd, de bijschrijvingsreserve, uitkeerbare reserves en niet-uitkeerbare reserves.

De leden van de fracties van de PvdA en D66 vroegen of het de voorkeur verdient voor de vereenvoudigde wijziging van de statuten bepalingen die de goedkeuring of een voorstel van een ander vennootschapsorgaan eisen, buiten effect te stellen. De aan het woord zijnde leden gaven aan dat een orgaan dat moet meewerken aan een voorstel tot statutenwijziging dit in strijd met het vennootschappelijk belang zou kunnen weigeren. Zij voegden daaraan toe dat het niet aannemelijk is dat dit zich zou kunnen voordoen, met uitzondering van besloten vennootschappen.

De statuten van een vennootschap bepalen voor een belangrijk deel de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van degenen die in de vennootschap verbonden zijn. Wie het recht tot goedkeuring van een besluit tot statutenwijziging heeft, kan derhalve invloed uitoefenen op de organisatie. In de Europese verordeningen is nadrukkelijk bepaald dat invoering van de euro niet betekent dat wijzigingen worden aangebracht in rechtsverhoudingen. De wetgever moet in de door betrokkenen gewenste bevoegdheidsverdeling alleen ingrijpen als het nalaten van zo'n ingreep tot onaanvaardbare resultaten zou leiden.

In het voorgestelde geval is daarvan geen sprake. De mogelijkheid tot statutenwijziging zal met name worden gebruikt door beursgenoteerde ondernemingen. De gecombineerde commissie geeft al aan dat zij voor deze vennootschappen geen problemen verwacht. Gaat het om een bv, dan zal het orgaan dat op grond van de statuten een goedkeuringsrecht heeft, daarmee ook bij deze statutenwijziging rationeel moeten omgaan. Artikel 8 schrijft voor dat rechten niet mogen worden uitgeoefend als dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De gecombineerde commissie constateert in dit verband dat een weigering tot meewerken aan een statutenwijziging in strijd zou kunnen zijn met het vennootschappelijk belang.

De leden van de fracties van de VVD en D66 vroegen zich af waarom in het tweede en derde lid van deze artikelen de nieuwe begrippen «uitkeerbare reserve» en «niet uitkeerbare reserve» worden geïntroduceerd. De aan het woord zijnde leden verwezen naar het advies van de gecombineerde commissie, die het niet gelukkig acht dat begrippen worden gebruikt die elders in Boek 2 niet voorkomen. De leden van de fractie van D66 zagen gaarne dat een eenduidige uitleg van dit begrip werd toegevoegd.

De wet kent thans de begrippen wettelijke en statutaire reserves. Wettelijke reserves moeten worden gevormd en aangehouden ingevolge een uitdrukkelijke wettelijke bepaling. Een voorbeeld is de herwaarderingsreserve. Artikel 390 bepaalt dat deze reserve moet worden aangehouden als men een actief waardeert tegen een hogere waarde dan de in het verleden gehanteerde waarde. Een statutaire reserve wordt gevormd ingevolge een regeling in de statuten. De hoofdlijn van die regeling is dat een deel van de winst waartoe aandeelhouders (of een groep aandeelhouders) gerechtigd zijn, niet wordt uitgekeerd maar toegevoegd aan de reserves.

De introductie van de euro voegt hieraan een nieuw begrip toe, de negatieve bijschrijvingsreserve. De negatieve bijschrijvingsreserve staat voor het tekort dat ontstaat omdat het kapitaal is verhoogd, terwijl er niet is gestort. Het vertegenwoordigt in wezen een latente vordering van de vennootschap op de aandeelhouders. De negatieve bijschrijvingsreserve is een wettelijke reserveringsplicht. Het voorgestelde woord «negatief» beoogt te benadrukken dat deze bijschrijvingsreserve aan de debetzijde van de balans behoort te worden opgenomen.

Het begrip niet-uitkeerbare reserve wordt algemeen gebruikt in de literatuur. Met het begrip wordt bedoeld de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden. Een uitkeerbare reserve is dus een reserve die niet krachtens wet of statuten moet worden aangehouden. Voor opname van de bekende begrippen «uitkeerbare en niet-uitkeerbare reserve» boven de al in de wet gebruikte omschrijving «de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden» is gekozen uit oogpunt van leesbaarheid van het artikel.

De leden van de fracties van de VVD en D66 wilden voorts weten waarom het verschil in lid 2 niet ten laste wordt gebracht van een niet-uitkeerbare reserve, zoals de herwaarderingsreserve.

De gedachte achter het voorstel om het verschil in lid 2 ten laste te kunnen brengen van de herwaarderingsreserve is de volgende. Artikel 390 verbiedt rechtstreekse uitkering van deze reserve, maar staat wel toe dat de reserve wordt omgezet in kapitaal. Het kapitaal mag dus worden verhoogd middels het uitgeven van nieuwe aandelen, waarbij de reserve wordt beschouwd als de storting op die aandelen. Hetgeen op de aandelen is gestort mag niet worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Het met de reserve gemoeide bedrag blijft zo als gebonden kapitaal in de vennootschap. Het verschil in lid 2 is een verhoging van het kapitaal, niet doordat nieuwe aandelen worden uitgegeven, maar doordat de nominale waarde van de bestaande aandelen wordt verhoogd. Ik meen daarom dat een aanwezige herwaarderingsreserve ook benut mag worden bij deze kapitaalverhoging. Overigens geldt dezelfde redenering voor de reserve deelnemingen in artikel 389 lid 6. Het artikellid is met het oog hierop bij nota van wijziging verduidelijkt.

De aan het woord zijnde leden van de VVD fractie vroegen of ik wil toelichten hoe met de negatieve bijschrijvingsreserve wordt omgegaan bij de berekening van de vrij uitkeerbare reserves.

Zolang de vennootschap vrij uitkeerbare reserves heeft, is er van een negatieve bijschrijvingsreserve geen sprake. Ook wanneer de vennootschap beschikt over herwaarderingsreserves of reserve deelnemingen behoeft een negatieve bijschrijvingsreserve niet te worden gevormd. Alleen als die reserves niet beschikbaar zijn, vormt de vennootschap een negatieve bijschrijvingsreserve.

De leden van de fractie van D66 wilden weten of het maatschappelijk kapitaal los van de aandelen moet worden omgezet, en of aan artikel 67a/178a zou moeten worden toegevoegd dat het maatschappelijk kapitaal wordt gevormd door het totaal van de bedragen van de aandelen die de vennootschap op grond van haar statuten mag uitgeven. In elk geval zou moeten worden vermeld hoe de nog niet geplaatste aandelen moeten worden omgezet in euro, aldus deze leden.

Het maatschappelijk kapitaal wordt evenmin als de overige kapitaalsbegrippen afzonderlijk omgezet. Het wordt gevonden door het totaal van de nominale waarde in euro van de aandelen die kunnen worden uitgegeven. Omdat hierover toch onzekerheid kan rijzen, is dat bij nota van wijziging in lid 1 uitdrukkelijk vastgelegd. Voor de nog niet geplaatste aandelen behoeft dan geen afzonderlijke regeling te worden getroffen.

De leden van de fractie van de VVD vroegen of de verwijzing in lid 4 naar lid 3 juist is, omdat de aandelen in het geval van lid 3 al waren volgestort. De leden van de fractie van D66 vroegen zich af of misverstanden met de reikwijdte van het begrip «aanhouden» in lid 4 kan worden opgelost door aan het slot van lid 2 toe te voegen dat de aandelen geacht worden te zijn volgestort.

De opmerking van de fractieleden is terecht. Lid 3 betreft het geval dat de aandelen al wel zijn volgestort, maar de vennootschap een reserve moet aanhouden om het verschil te dekken met een vroeger gehanteerd hoger bedrag van het geplaatst kapitaal. Van volstorting op de aandelen is alleen sprake wanneer een deel van de reserves wordt aangewend voor deze extra betaling. Daarop ziet lid 2. Het artikel is bij nota van wijziging aangepast.

De leden van de VVD fractie gingen er vanuit dat de verwijzing in artikel 178a lid 3 moet zijn naar artikel 208 in plaats van 201, en vroegen dit te verbeteren.

De verwijzing moet zijn naar artikel 208. Bij nota van wijziging is deze verschrijving hersteld.

In de literatuur is aangegeven dat de voorgestelde faciliteit aan waarde wint als zij op ten minste twee punten wordt verruimd. Ten eerste zou artikel 67a/178 a een keuze moeten laten om naar boven of naar beneden af te ronden. Daarbij is erop gewezen dat de vennootschappen mede gelet op de thans bekende fiscale faciliteiten, de voorkeur zullen geven aan een afronding naar beneden. Daartegen bestaat geen bezwaar zolang het te veel gestorte geld niet wordt uitgekeerd. Daarom zijn de woorden «het dichtstbijzijnde bedrag» bij nota van wijziging geschrapt.

Ten tweede zou mogelijk moeten worden gemaakt dat een vennootschap kan kiezen voor een «aantrekkelijke» nominale waarde, zoals EUR 0,10 in plaats van EUR 0,11 bij een omzetting van f 0,25. Een berekening leert dat een marge van 15% in de overgrote meerderheid van de gevallen een nominale waarde zonder cijfers achter de komma kan opleveren. Het besluit om een nieuwe nominale waarde te kiezen leidt tot een kapitaalverhoging of -verlaging. De tweede richtlijn schrijft dwingendrechtelijk voor dat de bevoegdheid tot het nemen van een besluit over kapitaalverhoging toekomt aan de algemene vergadering. Lidstaten kunnen aanvullend bepalen dat de algemene vergadering een ander vennootschapsorgaan (meestal het bestuur) kan machtigen om het geplaatst kapitaal te verhogen. Voor dat machtigingsbesluit gelden geen bijzondere quorum- of meerderheidseisen. In Nederland zijn deze richtlijnvoorschriften omgezet in artikel 96 en voor de bv ingevoerd in artikel 206. Vermindering van het kapitaal vergt eveneens een besluit van de algemene vergadering. Daarbij geldt als bijzondere eis dat voor goedkeuring een meerderheid van twee-derde van de uitgebrachte stemmen is vereist wanneer minder dan de helft van het geplaatst kapitaal ter vergadering is vertegenwoordigd. Zijn er groepen aandelen, dan behoren de houders van elke groep afzonderlijk bij meerderheid in te stemmen.

In het verleden zijn stemmen opgegaan om in de wet vast te leggen dat het bestuur de bevoegdheid heeft het kapitaal te verhogen of verlagen zonder dat instemming van de algemene vergadering vereist is. Ik meen dat de voorschriften van de tweede richtlijn daartoe geen ruimte laten. Wel mogelijk is het bij wet toevoegen van de uitdrukkelijk optie dat het bestuur bij zijn voorstel om de nominale waarde van de aandelen in de statuten te wijzigen, een marge hanteert van 15%. Artikel 121a/231a bepaalt vervolgens dat de algemene vergadering met dit voorstel moet instemmen. Aldus wordt het besluit overgelaten aan de ava. Het voordeel van opname van een wettelijke regeling boven het vrij kiezen van een nieuwe nominale waarde (die ook 15% kan verschillen) is dat de vennootschap de vereenvoudigde procedure van artikel 67a/178a kan volgen. Ook wordt door het opnemen in de wet zo'n marge in beginsel aanvaardbaar gekarakteriseerd. Dat kan discussie en onzekerheid voorkomen. Artikel 67a/178a is aldus bij nota van wijziging aangepast. Een keuze voor samenvoeging, splitsing, of een geheel nieuwe kapitaalstructuur blijft onderworpen aan het bepaalde in artikel 67b/178b. Daarvoor blijven de gebruikelijke voorschriften gelden.

Artikel 67b/178b

Dit artikel geeft regels als wordt gekozen voor een nieuwe kapitaalstructuur. Voor kapitaalverhoging gelden thans geen bijzondere meerderheidsvoorschriften. Artikel 99/208 bepaalt dat voor een kapitaalvermindering onder omstandigheden een twee-derde meerderheid vereist is, terwijl voorts bij verschillende soorten aandelen een goedkeurend besluit vereist is van elke groep van houders van aandelen van een zelfde soort aan wier rechten afbreuk wordt gedaan. Van diverse zijden is erop gewezen dat de eis dat alle aandeelhouders aan wier rechten de wijziging afbreuk doet, hun instemming moeten geven, deze regel verzwaart. Verder zou het toestemmingsvereiste de vraag kunnen doen rijzen of de wijziging werkt bij door de euro noodzakelijk geworden herzieningen van de nominale waarde die zeer geringe afbreuk doen aan de rechten van die aandeelhouders, bijvoorbeeld omdat de nominale waarde van hun aandeel naar beneden wordt afgerond. Onduidelijk is voorts de positie van aandeelhouders die hun stem niet hebben (doen) uitbrengen ter ava en derhalve niet uitdrukkelijk met een dergelijke afbreuk hebben ingestemd. Deze argumenten overtuigen. De herstructurering bedoeld in artikel 67b/178b behoort onderworpen te zijn aan dezelfde eisen die gelden voor andere statutenwijzigingen waarbij het kapitaal wordt verhoogd of verlaagd. Redelijkheid en billijkheid waarborgen daarbij dat de herstructurering niet wordt misbruikt om aandeelhouders op oneigenlijke gronden het aandeelhouderschap te ontnemen. Het artikel is met het oog daarop bij nota van wijziging aangepast.

Artikel 67c/178c

Dit artikel bepaalt dat een vennootschap in het maatschappelijk verkeer een verkorte schrijfwijze van het niet afgeronde bedrag in euro kan gebruiken. Wijzigt een vennootschap na het einde van de overgangsperiode een guldenaanduiding in zijn statuten in euro, dan bepaalt het artikel dat ter gelegenheid van deze wijziging de bedragen van kapitaal en nominale waarde eveneens moeten worden omgezet in euro. De leden van de fractie van de PvdA vroegen of het juist is dat uit deze artikelen volgt dat de vennootschap die voor 1 januari 2002 zijn maatschappelijk kapitaal of de nominale waarde van de aandelen omzet in euro, niet verplicht is ter gelegenheid van deze wijziging ook andere guldenbedragen in eurobedragen om te zetten. De statuten van zo'n vennootschap zouden dan na 1 januari 2002 zowel guldenbedragen als eurobedragen bevatten. De aan het woord zijnde leden vroegen of dit niet in strijd is met de toelichting op deze artikelen.

Naar mijn oordeel verdient het de voorkeur dat vennootschappen na 1 januari 2002 zo veel mogelijk overgaan op het gebruik van de euro. De euro wordt dan immers de algemeen gebruikte munteenheid. Maar gelet op de met statutenwijziging gemoeide kosten wordt ervan afgezien alle vennootschappen te verplichten per die datum hun statuten te wijzigen. Lid 2 van dit artikel is daarom beperkt tot een regeling voor het geval de vennootschap al heeft besloten een wijziging in een ander guldensbedrag – bijvoorbeeld een statutaire bevoegdheidsbeperking – aan te brengen. Dan schrijft het artikellid voor dat ook het bedrag van het maatschappelijk kapitaal en de nominale waarde van de aandelen wordt omgezet in euro.

Wie voor 1 januari 2002 de nominale waarde van zijn aandelen omzet in euro, kan niet worden verplicht tevens andere guldenbedragen om te zetten in euro. Het gebruik van de euro is in die periode immers facultatief. In theorie kan dat inderdaad leiden tot een vennootschap die gulden en euro naast elkaar vermeldt. Goed voorstelbaar is zo'n geval niet. Het is onwaarschijnlijk dat een vennootschap wel de moeite neemt in de overgangstermijn de nominale waarde van zijn aandelen om te zetten, maar afziet van het omzetten van andere bedragen.

Artikel 121a/231a

Deze artikelen regelen de wijze waarop het besluit tot statutenwijziging volgens de vereenvoudigde regeling van artikel 67a/178a tot stand komt. De leden van de fracties van de PvdA en de VVD meenden dat de toelichting de indruk wekt dat de algemene vergadering kan besluiten de bevoegdheid tot wijziging van de statuten over te dragen aan een ander orgaan van de vennootschap. Deze leden vroegen of dit op een misverstand berust.

De bevoegdheid om een besluit te nemen tot wijziging van de statuten wordt door de wet dwingendrechtelijk opgedragen aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Dit staat in artikel 121/231. Het voorgestelde artikel maakt hierop geen uitzondering. De bevoegdheid kan worden onderworpen aan nadere eisen voor het quorum of de vereiste meerderheid, maar ook aan de medewerking van een ander vennootschapsorgaan, bijvoorbeeld de houders van prioriteitsaandelen. Bovendien kan de algemene vergadering besluiten de uitvoering van het besluit tot statutenwijziging op te dragen aan een ander vennootschapsorgaan.

De bevoegdheid om het kapitaal te verhogen en ter zake van die verhoging nieuwe aandelen uit te geven, is eveneens een bevoegdheid van de algemene vergadering. De algemene vergadering kan ook besluiten deze bevoegdheid aan een ander orgaan over te dragen. Ook deze regeling staat in de wet, namelijk in artikel 96/206.

De leden van de fracties van de PvdA en D66 vroegen of het waar is dat deze bepaling naast een gewone meerderheid ook een quorumeis introduceert voor de gevallen waarin de statuten van een vennootschap deze niet stellen. Deze leden stelden voor in plaats hiervan de eis te stellen dat wordt besloten met een gewone meerderheid, tenzij minder dan de helft van het geplaatst kapitaal is vertegenwoordigd, in welk geval een twee-derde meerderheid is vereist.

De wet eist voor een besluit tot statutenwijziging, niet zijnde een vermindering van kapitaal waarbij de statuten worden aangepast, geen bijzondere meerderheid. Vaak staat in de statuten wel een (versterkte) meerderheid, en soms ook een quorumeis. Artikel 121a /231a beoogt te bepalen dat voor de betreffende wijziging de wettelijke eisen volstaan en niet behoeft te worden voldaan aan eventuele zwaardere statutaire eisen. Maar als de statuten in het geheel geen nadere eisen stellen, werkt de voorgeschreven regeling bij kapitaalverhogingen verzwarend. Dat is niet de bedoeling van het voorstel. Het artikel is daarom bij nota van wijziging aangepast.

De leden van de fractie van de PvdA wezen erop dat in de tweede zin wordt gesproken over houders van aandelen van een bepaalde soort. Zij achtten het wenselijk dat aandelen met verschillende nominale bedragen voor de toepassing van deze bepaling als verschillende soorten worden aangemerkt en stelde voor in het artikellid te bepalen dat de instemming van (een meerderheid van) de houders van de aandelen van die soort wordt vereist. De leden van de fractie van D66 voegden hieraan toe dat het naar hun oordeel niet wenselijk is de verschillende soorten aandelen in één omrekening te betrekken. Door de verschillende soorten kunnen omrekeningsverschillen ontstaan waardoor guldensverhoudingen niet gelijk zijn aan euroverhoudingen van aandelen.

VNO/NCW heeft er op gewezen dat de omrekening tot gevolg kan hebben dat er verschuivingen optreden in de verhoudingen tussen groepen houders van aandelen met verschillende nominale waarden. Men denke aan de vennootschap die aandelen A met een nominale waarde van f 1,00, aandelen B met een waarde van f 2,75 en aandelen C met een nominale waarde van f 500,– kent. Door afronding ontstaan verschillen tussen deze groepen aandelen. Deze verschillen zijn onvermijdelijk en de regeling beoogt deze ook niet te verbieden. Wel moet worden voorkomen dat houders van aandelen met dezelfde nominale waarde ongelijk behandeld worden. Om twijfel op dit punt weg te nemen, wordt voorgesteld in de tekst tot uitdrukking te brengen dat aandelen met een verschillende nominale waarde voor de toepassing van deze bepaling als afzonderlijke soorten worden beschouwd. Bij nota van wijziging is daartoe een nieuw lid 2 geformuleerd.

De leden van de fractie van de PvdA merkten tenslotte op dat de laatste zin van artikel 121a onjuist is, aangezien een besluit op grond van artikel 121a volgens hen niet tot ontneming van stemrecht kan leiden.

Er zijn in Nederland diverse vennootschappen waarvan aandelen zijn genoteerd met een nominale waarde tot 0,04 cent. In die gevallen zou afronding naar beneden leiden tot een bedrag van 0 eurocent en daarmee feitelijk tot het verdwijnen van die aandelen en het bijbehorende stemrecht. In die gevallen staat dus alleen afronding naar boven of de keuze voor een nieuwe kapitaalstructuur open. Er is verder op gewezen dat een besluit waarbij de nominale waarde van de aandelen naar beneden wordt afgerond steeds leidt tot een verlies van het met dat verschil corresponderende deel van het stemrecht. Zo'n strikte uitleg zou derhalve kunnen worden gelezen als een verbod om naar beneden af te ronden, terwijl artikel 67a/178a die mogelijkheid open houdt. Daarom is de zin geschrapt. De beoogde bescherming tegen onredelijke afrondingen wordt ook geboden door de beperkte bandbreedte waarbinnen de afronding moet plaatsvinden, door de besluitvormingsprocedure in artikel 121a/231a, en tenslotte door de algemene bepalingen inzake redelijkheid en billijkheid.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven