26 726
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met wijziging van de instroom in de wachtgeldfondsen alsmede enkele andere wijzigingen in de Werkloosheidswet

nr. 93
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 30 november 1999

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben er behoefte aan enkele vragen te stellen aan de staatssecretaris.

De Werkloosheidswet wordt de laatste jaren voortdurend gewijzigd. Als voorbeelden mogen dienen de verlenging van de wachtgeldperiode van 13 weken naar 6 maanden per 1 januari 1998, de invoering van de Wet experimenten WW in 1999, de in het onderhavige voorstel vervatte wijzigingen en de in de Sociale Nota voorgestelde ideeën, die in de nabije toekomst zouden moeten worden ingevoerd. Welke gevolgen hebben deze voortdurende veranderingen in de regelgeving voor de implementatie. Wordt het voor de meelevende burger niet nodeloos moeilijk gemaakt om de regelgeving te (blijven) volgen? Is er een indicatie te geven van het totaal van de maatschappelijke kosten die hiermee gepaard gaan?

Op 1 januari 1998 is de verlenging van de wachtgeldperiode van 13 weken naar 6 maanden ingevoerd. Zijn daarvan al effecten te melden? De memorie van toelichting geeft daarover geen uitsluitsel. Gesteld dat de effecten nog niet bekend zijn, is het dan niet raadzaam daarop te wachten alvorens nieuwe stappen te nemen op het vlak van het kostenmakers-kostendragers-principe?

Met dit wetsvoorstel worden vooral arbeidsintensieve sectoren opnieuw wat zwaarder belast. Is het kabinetsbeleid om arbeid in arbeidsintensieve sectoren bij voortduring zwaarder te belasten? Staat dat niet in schrille tegenstelling tot het beleid dat arbeid naar verhouding goedkoper zou moeten worden? Is het wel oirbaar de nu voorgestelde stappen te nemen, zonder dat de effecten van de Wet van 1 januari 1998 meegewogen kunnen worden?

Geldt de nu voorgestelde maatregel ook bij contractsbeëindiging van een dienstverband tijdens de proeftijd?

Op blz. 4 punt 4 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat de premiebijdragen van werkgevers en werknemers 50–50 zijn. Is dat wel een correcte mededeling? Sociale handboeken geven daarover andere1

De voorzitter van de commissie,

Kneppers-Heijnert

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Ginjaar (VVD), Jaarsma (PvdA), Veling (RPF/GPV), Van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hofstede (CDA), Bierman (OSF), Hessing (D66), Ruers (SP), Wolfson (plv. voorzitter), De Jong (CDA), Swenker (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), De Wolff (GL).

Naar boven