Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26657 nr. 188a |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26657 nr. 188a |
Vastgesteld 18 april 2000
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van onderstaande opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De minister geeft in dit voorstel aan te kiezen voor robuuste gemeenten. Een zoektocht in de onderliggende provinciale stukken, de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 26 657, nr. 3) en de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 26 657, nr. 5) geven geen uitsluitsel over wat daar precies mee bedoeld wordt. De aanduiding «stevig gebouwd» (= robuust; Van Dale) is een zodanig algemeen begrip dat het nadere invulling of definiëring behoeft, wil het in redelijkheid als maatstaf voor een gemeentelijke herindeling worden gebruikt. Daarom is het jammer dat de minister het criterium niet heeft uitgewerkt. Bedoelt de minister robuust wat betreft het aantal hectares? Robuust wat betreft de inwonersaantallen? Wellicht stevig gebouwd in die zin dat er geen knelpunten in welke zin dan ook (meer) zijn? Of mogelijk anderszins?
Wil de minister nog eens uitleggen hoe het criterium «robuust» moet worden verstaan en hoe het is toegepast in dit wetsvoorstel?
Het moge voorts bekend verondersteld worden dat de leden van deze fractie nog steeds van oordeel zijn dat – wil men bij een herindeling echt maatwerk leveren – elk herindelingvoorstel vergezeld moet gaan van een grondige analyse van de specifieke knelpunten en problemen van de betrokken gemeenten en de regio (zie voor wat dit punt betreft de zienswijze van de CDA-fracties in het parlement over «herindeling als onderdeel van de bestuurlijke organisatie» in Bestuursforum van april 1999).
Bij de behandeling in de Tweede Kamer – waar door enkele fracties stelling is genomen tegen het ontbreken van een knelpuntenanalyse, respectievelijk daarover vragen zijn gesteld – is door de minister slechts geantwoord met de mededeling dat een knelpuntenbenadering eigenlijk in het verleden thuis hoort. Deze leden toonden zich verbaasd over dat antwoord, omdat dezelfde minister een jaar eerder (op 25 april 1999; BW 99/U64552) een besluit heeft genomen om een externe stuurgroep «Krachtige gemeenten» in het leven te roepen, die zes gebieden in het land moet analyseren, waar geruime tijd geen herindeling heeft plaats gevonden. Die stuurgroep heeft als eerste opdracht meegekregen het maken van een knelpuntenanalyse. Deze leden citeerden dit besluit als volgt: de stuurgroep inventariseert en rapporteert de knelpunten in relatie tot de te verwachten ontwikkelingen. Waarom daar wel en hier niet? Waarom wordt voor het leveren van maatwerk een knelpuntenbenadering niet (meer) nodig geacht?
Met de hiervoor gestelde vragen voor ogen hadden deze leden bij enkele deelgebieden noog een aantal concrete vragen/bedenkingen.
De leden van de PvdA-fractie beoordeelden de voorstellen voor de gemeentelijke herindeling in West-Overijssel overwegend positief. De leden van de fractie onderschreven de voorgestelde uitbreiding van Zwolle en de samenvoeging van Kampen en IJsselmuiden. Zij waren met de minister van mening dat de overige voorstellen een bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van de bestuurskracht van de diverse gemeenten in West-Overijssel, al plaatsten zij bij het voorstel nog wel een aantal kanttekeningen.
De leden hier aan het woord merkten op dat veel van de op te heffen gemeenten vrezen hun identiteit te zullen verliezen binnen het grotere geheel. Dit bezwaar van de gemeenten wordt door de regering gepareerd met een verwijzing naar de mogelijkheid van binnengemeentelijke decentralisatie, waarbij de verschillende kernen binnen een gemeente zelfstandige taken krijgen. De leden van de PvdA-fractie verzochten de minister om te komen met concrete voorstellen hoe gestalte kan worden gegeven aan binnengemeentelijke decentralisatie, zonder dat de problemen die de herindeling noodzakelijk maakten opnieuw worden ingevoerd.
De leden van de fractie van GroenLinks merkten op dat tijdens een bezoek aan het gebied en ook uit de toegezonden informatie de weerzin van de regio in het oog springt tegen deze gemeentelijke herindeling. Het draagvlak ontbreekt niet alleen onder de bevolking, maar ook onder bestuurders. Er zijn geen knelpunten in de regio aangetoond die schaalvergroting rechtvaardigen. Ook de leden hier aan het woord hadden niet kunnen ontdekken wat de meerwaarde is van de voorgestelde samenvoegingen. Bewijslast voor het aantonen van de noodzaak van gemeentelijke herindelingen ligt, aldus deze leden, toch bij degene die verandering van de huidige situatie nastreeft. Na lezing van de stukken en ook tijdens de behandeling in de Tweede Kamer blijkt dat er nauwelijks andere argumenten worden aangevoerd dan een theoretische verhandeling dat grotere gemeenten beter zijn toegerust voor het uitoefenen van hun taken en bevoegdheden dan kleinere. Gemeenten moeten nu worden samengevoegd omdat in de toekomst meer taken en bevoegdheden naar gemeenten zullen worden gedecentraliseerd.
Zoals bekend stemmen de leden van de fractie van GroenLinks alleen in met gemeentelijke schaalvergroting indien geconstateerde knelpunten door de voorgenomen herindeling worden weggenomen. Dat is voor het merendeel van het voorliggende herindelingvoorstel niet het geval. Deze leden waren van mening dat de regio veel meer gebaat is bij een – niet vrijblijvende – samenwerking tussen gemeenten, waarbij ook maatschappelijke organisaties worden betrokken. Een samenwerking op regionale schaal, waarbij gemeentelijke herindeling een instrument kán zijn om een doeltreffende regionale strategische samenwerking te realiseren. Probleemoplossende samenwerking – niet alleen uitvoerend, maar ook strategisch – is gericht op wederzijds belang en dient gebaseerd te zijn op onderling vertrouwen. Welke gemeenten betrokken worden bij samenwerking is afhankelijk van aard en schaal van de zich aandienende maatschappelijke vraagstukken, die niet door gemeenten afzonderlijk kunnen worden aangepakt en opgelost. Het provinciaal bestuur heeft daarbij een actieve rol. Een gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen kan hierbij een effectief instrument zijn. Kan de minister bevestigen dat deze opvatting over probleemoplossende regionale samenwerking wordt onderschreven in het rapport «Gemeenten, méér dan lokaal bestuur», onlangs door de stuurgroep Krachtige Gemeenten aan de minister aangeboden?
De leden hier aan het woord merkten op dat volgens de vorige minister decentralisatie van taken en bevoegdheden naar de gemeenten een argument is voor gemeentelijke schaalvergroting en grond voor deze herindeling. Welke zijn de bevoegdheden en taken die naar de gemeenten zullen worden gedecentraliseerd en wanneer zal die decentralisatie zijn gerealiseerd?
Wanneer komt er een discussie over de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de verschillende bestuurslagen? De zgn. takendiscussie moet nog altijd worden gevoerd en inmiddels worden er wel gemeenten samengevoegd op grond van het argument van toekomstige decentralisatie.
Bestaande korte lijnen tussen lokale overheid en burgers worden door schaalvergroting alleen maar langer. In verschillende publicaties is een kloof tussen burger en bestuurders gesignaleerd. Verwacht de minister dat een dergelijke van bovenaf opgelegde gemeentelijke herindeling bijdraagt aan een verkleining van deze kloof?
Deze leden vroegen in dit hoofdstuk tenslotte of het juist is dat bij vergroting van de gemeente, ook de opheffingsnorm van scholen wordt verhoogd? Indien dat het geval is, worden scholen in het gebied bedreigd met opheffing. Is dit dan niet een ook door de minister ongewenst geacht gevolg van dit wetsvoorstel? Met het opheffen van de laatste school, wordt het hart uit de kern gehaald.
De leden van de fractie van D66 merkten op dat het na de uitvoerige gedachtewisseling van de voorganger van de minister met de Tweede kamer, schriftelijk en mondeling, zoals altijd, aan de Eerste kamer is om het wetsvoorstel in zijn geheel te aanvaarden of te verwerpen. Het heeft natuurlijk voordelen om zeventien gemeenten door middel van één wetsvoorstel her in te delen, maar het betekent wel dat de Eerste Kamer per gemeente weinig bewegingsruimte heeft.
Het is bekend dat er altijd bezwaar is tegen voorgenomen herindelingen. Veranderen kost kracht. Om toch door te zetten moet een voorstel gestoeld zijn op de overtuiging dat de beoogde verandering verbetering inhoudt. Die kan o.a. ontstaan door vroegere herindelingen te evalueren. Enkele jaren geleden is in het nabij gelegen Drente een herindeling doorgevoerd van een soortgelijke schaal als nu voor West-Overijssel wordt voorgesteld. Zijn er lessen uit de operatie in Drente te trekken? Worden er schaalvoordelen geboekt? Zijn er gemeenten in financiële problemen gekomen? Is het ongenoegen bij de bevolking grotendeels verdwenen? Of is het te kort geleden om er iets zinvols over te concluderen?
De leden de fracties van SGP en RPF/GPV hadden met belangstelling maar niet met onverdeelde instemming van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij constateerden een verschil in benadering van (streeksgewijze) gemeentelijke herindelingen tussen de regering en deze fracties. Zij wilden graag ruimte laten voor vrijwillige initiatieven tot herindeling en grenscorrecties. Bij deze leden stond de zogenaamde knelpuntenbenadering voorop, waarbij echter schaalvergroting (en dus opheffing van zelfstandige gemeenten) niet de eerst voor de hand liggende optie is. Zij toonden zich sceptisch ten aanzien van het argument vergroting van bestuurskracht, omdat naar hun mening tot op heden niet een direct verband tussen bestuurskracht van gemeenten en de kwaliteit van het lokaal bestuur is aangetoond. In het licht van het bovenstaande waren bij de leden van genoemde fracties een aantal vragen gerezen bij een aantal specifieke onderdelen van het wetsvoorstel.
De inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de PvdA-fractie constateerden dat de meeste problemen zich voordoen bij de samenvoeging van de kleine gemeenten. Hoewel misschien niet alle argumenten van de kleine gemeenten tegen de herindeling steekhoudend zijn, waren deze leden van mening dat op zijn minst kan worden geconcludeerd dat de samenvoeging van gemeenten in bepaalde gevallen uiterst problematisch is. Mede daarom achtten zij het van groot belang dat de regering de noodzaak van de herindeling duidelijk aantoont en helder onderbouwt. De leden van de PvdA-fractie moesten tot hun spijt vaststellen dat de regering juist op dit punt vaak blijft steken in algemeenheden en vage argumenten. Zo wordt het tegenargument dat zich op het moment in de relatief kleine gemeenten, zoals Heino, geen bestuurlijke knelpunten voordoen, van tafel geveegd met de opmerking dat het niet gaat om de concrete knelpunten die nu spelen, maar om de bestuurskracht van de gemeenten in de toekomst, zonder dat daarbij duidelijk wordt gemaakt om welke toekomstige taken het precies gaat. Evenmin wordt duidelijk gemaakt welke concrete aanwijzingen er zijn om te veronderstellen dat deze gemeenten de taakverzwaring niet zouden aankunnen. Daarom wordt het veel gemeenten niet duidelijk waarom de herindeling moet worden doorgevoerd, hetgeen de weerstand daartegen binnen de gemeenten alleen maar vergroot. De leden hier aan het woord verzochten de minister daarom een overzicht te geven van de taken die de gemeenten naar verwachting de komende tijd zullen toekomen, waarbij hij voor elke met opheffing bedreigde gemeente aangeeft waarom zij naar verwachting niet in staat zullen zijn deze taken adequaat te vervullen. Zij vroegen de minister daarbij speciaal in te gaan op de situatie van de gemeenten Heino, Genemuiden en IJsselham, gezien het breed gedragen verzet tegen de herindeling in die plaatsen.
Het is uit de reacties vanuit het gebied duidelijk, aldus de leden van de fractie van D66, dat vele bestuurders en vele andere burgers weinig gelukkig zijn met de voorstellen. Van een breed draagvlak kan bepaald niet worden gesproken. Kan de minister bij benadering aangeven hoe groot het draagvlak is? Een consultatief referendum in Brederwiede had als resultaat dat bij een opkomst van 67% van de kiesgerechtigden, 87,13% zich uitsprak tegen de vorming van een gemeente Steenwijk-Brederwiede-IJsselham. Sommige gemeenten schrijven bittere brieven over het democratische gehalte dat ze aanwezig veronderstellen in Den Haag, omdat ze vinden dat er niet wordt ingegaan op hun argumenten. Wat is het oordeel van de minister daarover? Zijn ambtsvoorganger heeft de voorstellen van het provinciaal bestuur van Overijssel overgenomen. Is, naar zijn mening, door het provinciaal bestuur met kracht van argumenten gereageerd op de bezwaren van de gemeenten? Met andere woorden, heeft inspraak zin gehad?
Deelgebied B: Noordoost-Overijssel
De leden van de CDA-fractie vonden het opvallend dat de gemeente Avereest (14 714 inwoners) niet zelfstandig kan blijven voortbestaan, terwijl de gemeente Staphorst (15 000 inwoners) dat wel kan. De beleidsnotitie gemeentelijke herindeling stelt – en de minister wijst daar nog eens op in de nota naar aanleiding van het verslag (stuknr. 5) – dat gemeenten over voldoende basiskwaliteit moeten beschikken. Is dat met Avereest – anders dan met Staphorst – niet het geval? Zo nee, waarom niet, ook gezien in het licht van de nu gewijzigde situatie dat buurgemeente Ommen losgeweekt is uit de combinatie Hardenberg/Gramsbergen/Avereest en als zelfstandige gemeente verder kan?
De leden van de PvdA-fractie zeiden van mening te zijn dat de samenvoeging in Noordoost-Overijssel speciale aandacht verdient. Lange tijd heeft de regering de vorming van een grote gemeente bepleit die Ommen, Hardenberg, Avereest en Gramsbergen zou omvatten. Bij de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer rezen dermate veel bezwaren tegen deze «mammoetgemeente» dat ervoor is gekozen om Ommen zelfstandig te laten. Het viel de leden van deze fractie op dat deze variant nu juist niet is onderzocht in het overigens zeer grondige onderzoek «Van Nut en Noodzaak» uit bijlage 8 bij de memorie van toelichting (stuknr. 3). De leden hier aan het woord vroegen zich, mede daarom, af of met dit voorstel de problemen in de regio zijn opgelost. Zij vroegen de minister hoe de problemen, die aanvankelijk ervoor leken te pleiten dat Ommen zou moeten worden meegenomen in de samenvoeging, zullen worden aangepakt nu Ommen zelfstandig blijft. Daarnaast wilden zij weten of de samenvoeging van de twee plattelandsgemeenten Gramsbergen en Avereest met een meer stedelijke gemeente Hardenberg tot problemen zal leiden vanwege het verschillende karakter. Zij vroegen de minister waarom er niet voor is gekozen om ook de gemeente Hardenberg zelfstandig te laten.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen de minister duidelijk te maken, welke argumenten er zijn om Staphorst en Ommen zelfstandig te laten en een gemeente van vergelijkbare grootte als Avereest samen te voegen?
De leden van de fracties van SGP- en RPF/GPV vroegen waarom de argumenten die gelden voor het zelfstandig blijven van de gemeenten Staphorst en Ommen niet gelden kunnen voor de gemeente Avereest. Wijzen de cijfers van laatstgenoemde gemeente wat betreft de woon–werk pendel vanuit deze gemeente niet uit dat Hardenberg daarin vergeleken met Zwolle en Ommen het laagste scoort?
De leden van de fractie van GroenLinks merkten op dat Wijhe en Olst deel uit maken van verschillende samenwerkingsverbanden. Indien deze gemeenten worden samengevoegd, zal er een keuze moeten worden gemaakt tussen de regionale verbanden. Er zal altijd een boete moeten worden betaald bij uittreding. Is de minister bereid de eventueel nieuw gevormde gemeente hiervoor schadeloos te stellen?
De leden van de fracties van SGP en de RPF/GPV zeiden met de gemeente Heino/Raalte voor ogen niet van overtuigd te zijn door de argumenten van de regering waarom deze herindeling op dit moment in deze omvang noodzakelijk is. In de nota naar aanleiding van het verslag (stuknr. 5, blz. 27) stelt de regering dat er onvoldoende garanties zijn dat Heino op den duur het gemeentelijk takenpakket zelfstandig aan kan en over voldoende basiskwaliteit beschikt. Deze leden vroegen concreet aan te geven welke bijzondere taken Heino voor de nabije toekomst worden toegedacht.
Ten aanzien van Wijhe/Olst meenden deze leden eveneens dat in elk geval Wijhe over voldoende ambtelijke en bestuurlijke bestuurskracht beschikt. Zij vroegen of voor beide gemeenten een aanzienlijk zwaardere bestuurlijke opdracht in het verschiet ligt. Ook vroegen zij of de regering betekenis heeft toegekend, en zo ja, welke, aan het gegeven dat beide gemeenten een verschillende oriëntatie kennen op de terreinen van hulpverlening, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening; Wijhe dat op Zwolle is gericht en Olst op Deventer. Ook hier stelden zij de vraag of er concrete knelpunten bestaan wat betreft het wenselijke minimumniveau van de gemeentelijke basiskwaliteit.
De leden van de fractie van GroenLinks wilden weten wat de meerwaarde is van het samenvoegen van Genemuiden met Zwartsluis en Hasselt?
Met betrekking tot de voorgestelde samenvoeging van de gemeenten Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis is o.a. het argument van de gezamenlijke ligging aan het Zwarte Water ingebracht. De leden van de fracties van SGP en RPF/GPV vroegen of daarbij in aanmerking is genomen dat het Zwarte Water, vooral voor Genemuiden, een geografische scheidslijn vormt.
Ook is het argument gehanteerd van de elkaar aanvullende industriële activiteiten. Deze leden zouden graag vernemen waaruit de industriële activiteiten bestaan die een aanvulling op die van Genemuiden betekenen. Voorts stelden deze leden de vraag of hun informatie juist is dat Genemuiden qua inwonertal de snelst groeiende gemeente van Overijssel is. Tevens vroegen zij of de informatie juist is dat Genemuiden, na Zwolle, het grootste aantal arbeidsplaatsen per 1000 inwoners (450) heeft en dat deze gemeente een regionale functie qua werkgelegenheid vervult.
Deelgebied E: Noordwest-Overijssel
De leden van de CDA-fractie constateerden dat wat betreft de Kop van Overijssel is gekozen voor een grote gemeente omvattende Steenwijk, Brederwiede en IJsselham. Afgezien nog van het feit dat daarvoor geen draagvlak bij de bevolking bestaat (zie bijv. het raadplegend referendum in Brederwiede) waren zij van mening dat samenvoeging van die drie gemeenten niet een voor de hand liggende oplossing is. De onderliggende stukken laten weten dat er in het gebied sprake is van een dusdanige samenhang dat de versterking van het bestuur via herindeling positief tegemoet kan worden gezien. Waar bestaat die samenhang uit, anders dan de gememoreerde hoofdwegen en busverbindingen, die in een radiaal patroon op Steenwijk zijn gericht? Is het niet veeleer zo dat de echte samenhang in het gebied op het voor de Kop van Overijssel geldende gebiedsgerichte beleid/natuur en landbouw/recreatie zich vrijwel uitsluitend afspeelt tussen en in de gemeenten Brederwiede en IJsselham? De minister is stellig met deze leden van mening dat de centrumfunctie van Steenwijk thans in werkelijkheid slechts voor een klein gebied van de twee partners geldt.
Ter voorbereiding van het herindelingplan heeft op provinciaal niveau de variant bestaan om voor dit gebied – dat in herindelingtermen gesproken – nog zo recent is heringedeeld, te kiezen voor een samenwerkingsoptie. De minister laat weten dat voor een werkelijk slagvaardige samenwerking in het gebied geen draagvlak bestaat. Deze leden vroegen zich af of die uitspraak wel geheel overeenkomstig de feitelijkheden is. Als het zo wordt geformuleerd, wordt namelijk over het hoofd gezien dat Brederwiede slechts heeft laten weten samenwerking niet te zien zitten als het slechts geldt als een opmaat voor toekomstige herindeling. Is de minister, gelet op het hiervoor gestelde, niet alsnog met deze leden van oordeel dat een keuze voor een soort proefgebied voor intensieve samenwerking meer voor de hand ligt?
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen waarom de kop van Overijssel, Steenwijk, Brederwiede en IJsselham, betrokken is bij de herindeling van West-Overijssel. Dit gebied is in 1972 heringedeeld en er zijn geen knelpunten geconstateerd. De herindeling van 1972 is niet geëvalueerd en het is toch op zijn minst merkwaardig dat dit gebied weer wordt heringedeeld zonder dat ooit een evaluatie is uitgevoerd en er ook geen knelpunten zijn geconstateerd. De samenwerking met de provincie, het rijk en Staatsbosbeheer inzake het gebiedsgericht beleid t.a.v. de inliggende natuurgebieden is uitstekend. Samenwerking verdient niet te worden afgestraft, zoals ook door D.J Elzinga in een artikel wordt betoogd. Algemeenheden zoals een noodzaak van robuuste gemeenten beschouwden deze leden niet als een afdoend antwoord.
De leden van de fracties van SGP- en RPF/GPV stelden de vraag of de subregionale functie van de stad Steenwijk niet nadelig zal worden beïnvloed door de verantwoordelijkheid van een nieuwe gemeente voor de leefbaarheid in de vele gemeentelijke kernen. Ook vroegen zij of de minister onderkent dat, gegeven de bestaande oriëntaties, niet te verwachten is dat de centrumfunctie van de nieuwe gemeente niet bij Steenwijk, maar bij Vollenhove of eventueel bij Emmeloord, Meppel of Zwolle zal komen te liggen. Daarnaast vroegen deze leden waarom wordt voorgesteld 500 hectare natuurontwikkelingterrein in de Barsbekerpolder aan de te vormen gemeente Zwartewaterland toe te voegen en waarom niet is volstaan met een grenscorrectie langs het Zwarte Water.
Met betrekking tot de huidige gemeente IJsselham vroegen deze leden of de minister erkent dat deze gemeente geen ruimtelijke of financiële knelpunten kent. Ook vroegen zij waarin de taakverzwaring in de komende 25 jaar voor deze gemeente zal bestaan. Wijst de evaluatie van de herindeling Noordwest-Overijssel per januari 1973 in de richting van de noodzaak van een nieuwe, nog grootschaliger samenvoeging (en dus opheffing) van zelfstandige gemeenten?
In het verlengde van hun opmerkingen in paragraaf 2.6 merkten de leden van de fractie van GroenLinks op dat in de kop van Overijssel de naweeën van de vorige herindeling 10 à 20 jaar hebben geduurd. Slechts enkele jaren geleden is de laatste financiële personele afwikkeling afgerond. Zoals meermalen is aangetoond is ook de huidige gewenningsbijdrage nog steeds onvoldoende. De stuurgroep Krachtige Gemeenten heeft er in haar rapport «Gemeenten: Méér dan lokaal bestuur» nog eens op gewezen dat bij gemeentelijke herindelingen het rijk moet zorgen voor «een robuuste financiële compensatie en voor een «startpakket» voor nieuw gevormde gemeenten». Is de minister voornemens dit advies van de stuurgroep op te volgen in het geval het voorliggende wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aanvaard?
Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), vac. (VVD), (plv.voorzitter), Luijten (VVD), Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor (CDA), Van Schijndel (GL), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA) en Witteveen (PvdA), (voorzitter).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19992000-26657-188a.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.