nr. 28c
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 19 oktober 1999
In de verwachting dat de leden van Vaste Commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van de Eerste Kamer de navolgende antwoorden bevredigend
zullen vinden, stel ik met genoegen vast dat de Commissie de openbare beraadslaging
thans voldoende voorbereid acht.
De leden van de Commissie merken op problemen te hebben om bijvoorbeeld
een WAO-er met een klein bedrijfje uit het ziekenfonds te laten stromen.
Op grond van de gegevens die de rijksbelastingdienst ter beschikking staan
blijkt dat het hier gaat om circa 25 000 uitkeringsgerechtigden die de
ziekenfondsverzekering moeten verlaten omdat zij naast hun uitkering werkzaam
zijn als zelfstandige en hun totale belastbaar inkomen boven de grens van
f 41 200 komt.
Met betrekking tot de in dit verband gestelde vraag of mensen als gevolg
van de voorgestelde maatregel onverzekerd zullen worden merk ik het volgende
op.
Zelfstandigen kunnen op grond van de verklaring die zij begin november
van de rijksbelastingdienst zullen krijgen, zelf vaststellen of zij na 1 januari
2000 een ziekenfondsverzekering of een particuliere verzekering moeten nemen
en of hun huidige verzekeringsvorm al dan niet wijzigt. In dat opzicht is
vergissen niet mogelijk.
Er resteert dan een termijn van ongeveer twee maanden om van verzekering
te veranderen. Ook werknemers wier loon de loongrens overstijgt hebben –
nadat de nieuwe loongrens bekend is – eenzelfde termijn van twee maanden.
In deze situatie is in de praktijk een dergelijke periode lang genoeg gebleken
om zich te oriënteren op een andere verzekering. Ik acht deze termijn
dan ook voldoende om een verantwoorde keuze te maken voor een nieuwe verzekeringsmaatschappij.
Ook het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft al eerder aangegeven dat
deze termijn voldoende is.
De zelfstandigen die door dit wetsvoorstel worden geraakt worden in de
voorlichtende brochures uitvoerig geïnformeerd over wat zij in voorkomende
gevallen moeten doen. Daarnaast wordt er een telefonische hulpdienst gerealiseerd.
En hoewel er in de voorlichting uitdrukkelijk op wordt gewezen dat men de
nieuwe verzekering moet regelen vóór 1 januari 2000, bestaat
er voor de wettelijke ziektekostenverzekeringen de facto een langere
termijn om over te stappen voordat men problemen krijgt als gevolg van termijnoverschrijding.
Voor de ziekenfondsverzekering heeft men 60 dagen nadat die verzekering is
ingegaan de tijd om zich aan te melden, voor de standaardpakketpolis zelfs
vier maanden nadat men niet langer ziekenfondsverzekerd is. Degenen die het
echt niet gelukt is om binnen twee maanden een keuze te maken hebben daarmee
dan nog een zekere uitloop.
Alles bijeen bezien kan derhalve gesteld worden dat als gevolg van deze
nieuwe maatregel niemand onverzekerd behoeft te zijn. Eerder kan van het tegendeel
worden gesproken waar deze maatregel er juist toe leidt een adequate verzekeringsbescherming
te bieden voor de zogeheten kleine zelfstandigen van wie, volgens recente
gegevens van het CBS, een deel vanwege de relatief hoge kosten van een particuliere
verzekering, thans onverzekerd is.
De leden van de Commissie vragen, in het verlengde van het antwoord op
de vragen van de leden van de fracties van de SGP en het RPF/GPV, naar de
mogelijkheden om een middeling over een periode van vijf jaar in plaats van
drie jaar toe te passen.
Dit om een jaarlijkse wijziging in de verzekering als gevolg van sterke
inkomensfluctuaties bij met name bepaalde groepen agrarische ondernemers,
te voorkomen.
Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel lag het oorspronkelijk in het
voornemen de verzekering te baseren op het belastbaar inkomen van één
jaar. In mijn brief van 21 december 1998 waarin ik de toenmalige Ziekenfondsraad
heb verzocht een uitvoeringstoets te verrichten, heb ik nadrukkelijk gevraagd
naar de gevolgen van het hanteren van één peiljaar. Daarnaast
heb ik aangegeven dat ik het van belang achtte de belangenorganisaties van
zelfstandigen zoals MKB Nederland en LTO Nederland bij de uitvoeringstoets
te betrekken met het oog op eventuele uitvoeringsaspecten die specifiek relevant
konden zijn voor de betrokken categorie.
In het rapport van de Ziekenfondsraad van 27 januari 1999 is mij
in verband met het gegeven dat met name in de agrarische sector de inkomens
van jaar tot jaar fors kunnen verschillen, in overweging gegeven uit te gaan
van een gemiddelde van drie jaren. Ik heb deze aanbeveling van de Ziekenfondsraad,
waarin MKB Nederland en LTO Nederland zitting hadden, vervolgens overgenomen.
Op basis van meerjarige inkomensgegevens van de Commissie over verschillende
agrarische branches is door de rijksbelastingdienst het effect van een termijnverlenging
tot 5 jaar bezien. Uitgaande van de gemiddelde inkomens binnen de gepresenteerde
vijftien branches blijkt de verlenging slechts voor één branche
effect te hebben. Hoewel het effect voor de individuele agrarische ondernemer
kan afwijken, maakt dit wel de beperkte betekenis van de termijnverlenging
zichtbaar.
Tenslotte zend ik u in afschrift de concepten van de voorlichtingsbrochures
van De Belastingdienst en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), alsmede
de conceptregeling «Tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen».1
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers