26 553
Uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in Zfw)

nr. 28b
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 12 oktober 1999

De memorie van antwoord gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de commissie constateerden terecht te hebben begrepen dat het wetsvoorstel ook tot effect zal hebben dat een groep werknemers/ uitkeringsgerechtigden het ziekenfonds op 1 januari zouden moeten verlaten omdat zij ongeacht de omvang van het eigen bedrijf ook zelfstandig ondernemer zijn en met hun belastbaar inkomen boven de gestelde grens uitkomen. Zij erkenden dat zij van harte zouden instemmen met een systeem waarbij zelfstandigen, die met een hoog inkomen op grond van een kleine dienstbetrekking in het ziekenfonds verzekerd zijn, uit het ziekenfonds zouden moeten. Zij hadden echter grote problemen om b.v. een WAO-er met een klein bedrijfje uit het ziekenfonds te doen stromen, temeer omdat alsdan slechts een WTZ-polis tot de mogelijkheden zal behoren.

Kan een indicatie worden gegeven van de groep die als werknemer/ uitkeringsgerechtigde onder de loongrens vallend ook zelfstandig ondernemer zijnd boven de belastbare inkomensgrens zou vallen? Kan de minister, nu het voornemen is zoveel mensen uit het ziekenfonds te laten stromen, de garantie geven dat er gelet op de complexiteit van deze regeling en de korte termijn van voorlichting niemand als gevolg van deze operatie onverzekerd raakt, dan wel te goeder trouw de verkeerde verzekeringspolis heeft waardoor deze dan weer uit dien hoofde onverzekerd is.

Vervolgens deelden de leden van de commissie mee het antwoord op de vragen van de fracties van SGP en RPF/ GPV inzake de inkomensfluctuaties en de gevolgen daarvan niet geheel bevredigend te vinden. Dit betreft in de eerste plaats de door de minister naar voren gebrachte argumenten tegen een middeling over vijf jaar. Zijn er geen mogelijkheden om hierbij voor de laatste twee jaar te werken met voorlopige gegevens, vergelijkbaar met een voorlopige aanslag bij de inkomstenbelasting? In de tweede plaats gaven zij graag vollediger informatie over de inkomensfluctuaties in bepaalde delen van de agrarische sector, in de vorm van bijgaand staatje van het gemiddelde bedrijfsinkomen per ondernemer voor een aantal groepen agrarische ondernemers. Deze leden vestigden vooral de aandacht op het inkomensverloop van de varkenshouders en de pluimveehouders. Zij vroegen of de minister op grond van deze informatie met hen onderkent dat het risico van regelmatig in en uit het ziekenfonds stappende zelfstandigen juist onder deze groepen vrij groot is en, zo ja, of hiervoor een speciale regeling niet wenselijk is.

Tenslotte zeiden de leden van de commissie te hebben begrepen dat de ministeriële beschikking en de voorlichtingsbrochure beiden reeds in concept gereed zijn. Zij vroegen de minister deze concepten met de nota naar aanleiding van het verslag aan de Kamer toe te zenden.

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veld

De griffier voor dit verslag,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA), (plv. voorzitter), Van den Berg (SGP), Van Heukelum (VVD), Ter Veld (PvdA) (voorzitter), Dees (VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Stekelenburg (PvdA), Van Schijndel (GL), Swenker (VVD).

Naar boven