26 498
Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen

nr. 49c
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 december 1999

De leden van de fractie van de PvdA vragen welke administratie wordt bedoeld als het gaat om het vaststellen van het inkomen van de zelfstandige.

Aangezien het hier zowel het inkomen uit het bedrijf betreft als het overig inkomen (d.w.z. inkomen uit loondienst of uit overige bronnen) gaat het hier om de bedrijfsadministratie en om de privé-administratie samen.

Dezelfde leden vragen ook naar de hoogte van het forfaitair percentage voor de te betalen belasting.

Momenteel is dit percentage 19% en in 2000 wordt dat 18%.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook naar wat verstaan wordt onder «normale afschrijving» op aangekochte activa.

Hieronder wordt verstaan de afschrijving die gebruikelijk is voor betreffende activa in de bedrijfstak of branche waarin de betrokken zelfstandige zijn bedrijf of beroep uitoefent. Daarbij wordt rekening gehouden met de levensduur van de bedrijfsactiva.

Tevens vragen deze leden op welk moment en door wie het inkomen van een zelfstandige wordt vastgesteld in verband met bijstandsverlening.

De bijstand wordt door burgemeester en wethouders verleend, dit impliceert dat ook het inkomen door burgemeester en wethouders, aan de hand van de boekhoudgegevens van de zelfstandige, wordt vastgesteld. Bij een zelfstandige vindt deze vaststelling plaats zodra over een boekjaar, waarin de bijstand is verleend, het inkomen bekend is. Binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de bijstand is verleend moet de zelfstandige de jaarrekening over het boekjaar aan de gemeente overleggen. In sommige gevallen maakt de gemeente hierbij gebruik van deskundigen van bijvoorbeeld het IMK.

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie naar een concreet (reken-)voorbeeld om duidelijk te krijgen hoe een en ander in zijn werk gaat. Hieronder wordt daartoe een rekenvoorbeeld gegeven:

In dit voorbeeld is de hoogte van de (aanvullende) bijstandsuitkering bij aanvang van de bijstandsverlening in eerste instantie vastgesteld aan de hand van het geschatte inkomen van de zelfstandige.

Zodra de definitieve inkomsten van de zelfstandige bekend zijn wordt de definitieve hoogte van de (aanvullende) bijstandsuitkering vastgesteld. Hiertoe wordt het in het betreffende boekjaar behaalde netto inkomen van de zelfstandige vermeerderd met de aan hem verleende bijstand. De uitkomst hiervan wordt vergeleken met het voor de betrokkene geldende sociaalminimum.

A. Verleende bijstand over de periode 1-2 t/m 1-9 f 13 000,–

B. Netto jaarinkomen over de periode 1-1 t/m 31-12 f 10 000,–

C. Totaal ontvangen over het jaar f 23 000,–

D. Voor de betrokken zelfstandige gelden sociaal minimum f 25 515,–1

E. Heeft aan inkomsten en uitkering ontvangen (C) f 23 000,–

F. Komt op jaarbasis tekort f 2 515,–

Omdat de betrokkene niet over het gehele jaar bijstandsgerechtigd was dient de te verstrekken aanvulling te worden gerelateerd aan het aantal maanden dat hij bijstand heeft ontvangen (7)

Hiervoor wordt er een maximering toegepast volgens de onderstaande berekening:

G. Naar de bijstandsperiode omgerekend sociaal minimum op jaarbasis (7x f 2179,26) f 15 254,82

H. Verleende bijstand(A) f 13 000,–

I. Aanvulling gerelateerd aan de bijstandsperiode f 2 254,82

De aanvullende bijstand is het laagste bedrag (F of I), in dit geval dus f 2 254,82.

De definitieve bijstand wordt vastgesteld op f 15 254,82 (A + I)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries


XNoot
1

In dit bedrag is begrepen een bedrag aan woonkosten en een bedrag voor de ziektekostenverzekering.

Naar boven