nr. 71a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR BINNENLANDSE
ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1
Vastgesteld 7 december 1999
Het voorbereidend onderzoek gaf de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie memoreerden dat
dit wetsvoorstel beoogt het beheer van het Korps landelijke politiediensten
over te dragen van de minister van Justitie aan de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het uitgangspunt daarbij is dat door de
beheersmatige aansturing vanuit één punt de afstemming tussen
de regionale politiekorpsen en het KLPD verder kan worden verbeterd en meer
eenvormigheid in het beheer kan worden gerealiseerd.
Daarmee wordt een eerste stap gezet in de uitwerking van het regeerakkoord
waar het gaat om het verduidelijken van de verantwoordelijkheden inzake het
centrale politiebeheer op rijksniveau, aldus de memorie van toelichting.
De leden van de CDA-fractie hadden behoefte aan verduidelijking op de
volgende vragen.
De scheiding van beheer en beleid, (en daarmee samenhangend: het gezag)
vindt, zoals bekend, zijn oorsprong in het gezagdualisme zoals dat ook in
de Politiewet 1993 is neergelegd. Is de minister van mening dat deze scheiding
de doelmatigheid in het functioneren van de politie op de diverse niveaus
bevordert?
In het wetsvoorstel blijkt op tal van plaatsen dat voor het beleid ten
aanzien van de taken van het KLPD het zwaartepunt bij de minister van Justitie
ligt. Gelijktijdig wordt het beheer geconcentreerd bij de minister van BZK.
Ligt daaraan een conceptie van bestuurlijke organisatie ten grondslag? Zijn
daarvan meer voorbeelden en wil de regering dat ruimer toepassen, bijvoorbeeld
door ook andere diensten zoals de Kmar, de AID en de ECD met behoud van de
verantwoordelijkheid van de qua beleid verantwoordelijke ministers onder beheer
van de minister van BZK te plaatsen?
Leidt de opvatting over de gewenste beheersmatige aansturing van de politie,
zoals neergelegd in het regeerakkoord en blijkens de memorie van toelichting
ook in dit wetsvoorstel, er op termijn toe dat ook de regionale korpsen
qua beheer rechtstreeks onder de minister van BZK zullen gaan vallen?
Komt door dit wetsvoorstel de Raad voor het KLPD, m.n. waar het gaat om
de totstandkoming van het beleidsplan, niet klem te zitten tussen de opstellers
van het ontwerp en de minister(s), die hun instemming moeten geven aan het
beleidsplan? Is het juist, zoals in de memorie van toelichting is opgemerkt,
dat in de positie van de Raad geen wijziging komt door dit voorstel, gezien
het bovenstaande? Wat is in dit verband de betekenis van de evaluatie van
het KLPD?
De leden van de PvdA-fractie zeiden met het
voorstel tot overheveling als zodanig te kunnen instemmen. Wel wilden de leden
van de fractie naar aanleiding van de memorie van toelichting (stuk nr. 3)
en de nota naar aanleiding van het verslag (stuk nr. 6) enkele kanttekeningen
plaatsen en vragen stellen.
Op advies van de Raad van State is in de memorie van toelichting een passage
opgenomen over de doelstellingen van het wetsvoorstel. Meerdere malen komen
in de memorie van toelichting en nota naar aanleiding van het verslag aan
de orde: grotere slagvaardigheid en transparantie, verbeteren van de eenvormigheid,
en versterking van doelmatigheid en effectiviteit. Op een enkele uitzondering
na (de nota naar aanleiding van het verslag noemt het belang van een zorgvuldige,
effectieve en efficiënte opsporing) komen juist voor overheidsorganisaties
extra belangrijke doelen als rechtmatigheid en zorgvuldigheid niet voor. Betekent
dit dat aan deze aspecten minder belang wordt gehecht in verhouding tot de
herhaaldelijk genoemde, algemene en voor alle profit en non profit organisaties
gebruikelijke doelstellingen?
De nota naar aanleiding van het verslag kondigt een wetsvoorstel tot verdergaande
concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau bij de minister van BZK.
Dit voornemen wekt bevreemding bij de leden hier aan het woord, te meer
gelet op hetgeen in het regeerakkoord over de politieorganisatie is vastgelegd.
Wanneer zal er gelegenheid zijn het debat hierover ten principale te voeren?
Daarop vooruitlopend het volgende. Meerdere malen wordt verwezen naar
de afspraak in het regeerakkoord deze kabinetsperiode geen grootscheepse herziening
van de Politiewet 1993 te doen plaatsvinden, waardoor een «bestel»discussie
dan ook niet in de rede ligt. Hoe verhoudt dit zich met de vergelijking van
de relatie rijk-korpsen met die van de Nederlandse politie als concern met
26 politiekorpsen als werkmaatschappijen terzake van de beheersmatige voorzieningen?
Wat is in die visie de samenhang tussen het concern-concept voor het beheer
en een van «de hoekstenen van ons politiebestel, het duale gezag van
burgemeester en officier van justitie» met betrekking tot de taakuitvoering
van de politie?
In hoeverre holt de landelijke controle op de wijze waarop centraal vastgestelde
thema's in beleidsplannen worden vertaald en de wijze waarop de beschikbare
middelen worden besteed dat duale gezag niet uit? Welke gevolgen heeft deze
visie voor de inrichting van de informatiehuishouding van de politieorganisatie
en de positie van de CRI? Welke overwegingen spelen daarbij mee als het gaat
om realistische waarborgen voor beveiliging van systemen en van persoonsgegevens?
De voorzitter van de commissie Justitie,
Hirsch Ballin
De voorzitter van de commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges
van Staat,
Witteveen
De griffier van de commissies,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling:
Justitie: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens
(PvdA), Le Poole (PvdA), Hirsch Ballin (CDA) (voorzitter), Ruers (SP), Lodders-Elfferich (CDA), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Kohnstamm (D66), Kneppers-Heijnert (VVD), Timmerman-Buck
(CDA), De Wolff (GL).
Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat:
Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), Wiegel (VVD) (plv.voorzitter), Luijten (VVD), Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor
(CDA), Van Schijndel (GL), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA)
en Witteveen (PvdA)(voorzitter).