26 258
Wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving

nr. 216a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 22 mei 2000

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie zeiden met gemengde gevoelens en reserves kennis te hebben genomen van het in aanhef genoemde wetsvoorstel. Deze leden konden instemmen met de in het wetsvoorstel aangebrachte scheiding van keuring en handhaving. Ook met de aanwijzing van één of meer rechtspersonen, die belast worden met de uitvoering van de keuring, de zogenaamde waarborginstellingen, hadden deze leden in principe geen moeite.

Anders ligt dat met de voorwaarden die aan deze aanwijzing worden verbonden, zoals geformuleerd in B art. 7c eerste lid en met de toevoeging van vier nieuwe leden in genoemd artikel. Wat is de ratio dat de minister jaarlijks de tarieven wil gaan vaststellen? Als deze ratio er al zou zijn voor de korte termijn omdat de handhaving wegvalt, waarom is er dan geen sprake van een overgangsartikel voor bijv. de eerste twee jaren? In andere wetten, zoals de Elektriciteitswet is een andere weg gekozen voor de tariefsvaststelling. Waarom is dat in dit wetsvoorstel niet het geval?

Waarborg Holland NV is een bij wet van 1986 geprivatiseerde instelling, die later is omgevormd of geëvolueerd tot een Naamloze Vennootschap. Heeft de staatssecretaris spijt van deze privatisering en min of meer automatische liberalisering?

Wie is/zijn overigens de aandeelhouders van deze private onderneming? Aannemende dat niet de overheid de (hoofd)aandeelhouder is, zijn er dan andere voorbeelden waarin private ondernemingen een ZBO-taak wordt opgedragen? Zo ja, welke en wat zijn daarmee de ervaringen inzake het toezicht?

Een vraag van andere orde heeft betrekking op het zogenaamde doorsnijden van sieraden, zoals geregeld in art. 55 van het wetsvoorstel. Is dit artikel, gezien de stand van de techniek, niet verouderd en daarmee nodeloos duur?

In het wetsvoorstel wordt een aantal artikelen van de Waarborgwet 1986 ongewijzigd gelaten. In een brief van Waarborg Holland d.d. 3 mei 20002 alsmede in het bij deze brief gevoegde advies van prof. Sevenster worden enkele van die artikelen bekritiseerd en worden wijzigingsvoorstellen geformuleerd. Wil de staatssecretaris zijn visie geven op de stellingname van Waarborg Holland en van prof. Sevenster en met name ingaan op de juridische houdbaarheid van deze stellingnames? Is via uitvoeringsmaatregelen tegemoet te komen aan deze bezwaren en zo niet is de staatssecretaris voornemens om op korte termijn met wijzigingsvoorstellen te komen?

Tenslotte wilden de leden van de CDA-fractie de vraag stellen of er al een tweede of derde waarborginstituut echt in de markt is en op welke termijn één of meer bedrijven als zodanig zouden kunnen worden aangewezen.

De leden van de VVD-fractie zeiden met belangstelling kennis te hebben genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij vroegen zich af of art. 7C, zoals vastgesteld bij nota van wijziging, een verzwaring van de administratieve lasten betekent en of dit strookt met het advies van de commissie Slegte.

Is, zo vroegen de leden zich af, dit voorstel getoetst door de commissie Linschoten, zo niet, is de staatssecretaris dan bereid dit alsnog voor te leggen aan de commissie en het resultaat aan de Kamer mee te delen?

De leden van de fractie van GroenLinks waren het eens met scheiding van keuring en stempeling vooraf en toezicht op naleving. Zij hadden echter wel een paar vragen over dit wetsvoorstel. De staatssecretaris heeft laten weten dat Europese regelgeving in de maak is. Waarom kan niet worden gewacht op de Europese richtlijn? De kans is groot dat bij implementatie van de Europese richtlijn weer nieuwe wetgeving nodig is. Waarom is dit wetsvoorstel op dit moment ingediend?

Is er een dringende reden die scheiding van keuring en stempeling en toezicht op naleving noodzakelijk maakt? Zijn er momenteel problemen?

Kan de staatssecretaris de keuze toelichten van het instituut dat toezicht moet gaan houden op naleving? Wat is/wordt de relatie van de landelijke overheid tot dit instituut?

Waarom is in deze wijziging van de Waarborgwet een opening gemaakt voor concurrentie op het terrein van keuring en stempeling. De leden van de fractie van GroenLinks zeiden niet bij voorbaat overtuigd te zijn van de meerwaarde daarvan.

Kan de staatssecretaris – het liefst met voorbeelden – deze keuze voor marktwerking onderbouwen?

Als er wordt gekozen voor marktwerking, hoe is dan de in dit wetsvoorstel vastgelegde overheidsbemoeienis met het vaststellen van de tarieven te rechtvaardigen?

Is bij een systeem van marktwerking de tariefstelling niet een resultante van concurrentie, waarbij de overheid grenzen kan aangeven?

Waarom is artikel 2, eerste lid van de Waarborgwet gehandhaafd?

Kan de staatssecretaris de bezwaren tegen handhaving van dit artikel van de vereniging edelmetaalindustrie weerleggen? De leden van de fractie van GroenLinks verwezen in dit verband naar het persbericht van de vereniging edelmetaalindustrie dat is gevoegd bij de al eerder genoemde brief van Waarborg Holland.

De voorzitter van de commissie,

Luijten

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Stevens (CDA), Van Leeuwen (CDA), Schoondergang-Horikx (GL), Van den Berg (SGP), Hofstede (CDA) (plv. voorzitter), Bierman (OSF), Wöltgens (PvdA), Luijten (VVD) (voorzitter), Ruers (SP), Terlouw (D66), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Doesburg (PvdA) en Kneppers-Heijnert (VVD).

XNoot
2

Deze brief is ter kennis gebracht van de staatssecretaris en ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder nr. 125572.

Naar boven