26 200 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1999

nr. 123
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

* De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 140 t/m 140b, vergaderjaar 1998–1999.

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 1999

Gemeenten zijn sinds 1 juli 1998 op grond van de Algemene Bijstandswet (artikel 118. eerste lid, c ) verplicht om cliënten te betrekken bij het lokale bijstandsbeleid.

De wijze waarop cliëntenparticipatie wordt vormgegeven, wordt aan gemeenten overgelaten.

Gemeenten zijn wel verplicht in hun beleidsplannen en beleidsverslagen aan te geven op welke manier de inspraak van uitkeringsgerechtigden is geregeld. De wet bepaalde dat uiterlijk vier jaar na inwerkingtreding van de nieuwe bepaling zal worden bezien hoe de realisatieverplichting in de praktijk uitwerkt. Ten behoeve van de evaluatie van de nAbw en om de stand van zaken vlak na de inwerkingtreding van de realisatieverplichting vast te stellen heb ik een onderzoek laten uitvoeren waarvan ik u, zoals ik op 13 april jl. ook bij de behandeling van de SZW-begroting in de Eerste Kamer, heb aangekondigd, de resultaten middels bijgevoegd rapport doe toekomen.1

Het onderzoek geeft inzicht in de wijze waarop cliëntenparticipatie in de praktijk bij gemeentelijke sociale diensten tot dusver heeft vorm gekregen en de doeltreffendheid hiervan. Uit het onderzoek blijkt dat de realisatieverplichting van cliëntenparticipatie in korte tijd effect heeft gehad: 50% van de (88) onderzochte gemeenten uit het GSD-panel had een vorm van cliëntenparticipatie ten tijde van de telefonische enquête. De wijze waarop gemeenten cliëntenparticipatie hebben vormgegeven, zoals de vorm van cliëntenparticipatie, de benaming van het overleg, de deelnemende cliënten en de mate waarin cliënten betrokken worden, is in de gemeentelijke beleidsplannen weergegeven. Een groot aantal gemeenten was ten tijde van het onderzoek nog bezig beleidsplannen te ontwikkelen.

De verwachting op grond van het onderzoek is dat vrijwel alle gemeenten dit jaar een vorm van cliëntenparticipatie hebben. Veel gemeenten zijn bezig met het vernieuwen van de cliëntenparticipatie. Gemeenten kiezen veelal voor een substantiële variant van cliëntenparticipatie: in alle gemeenten met cliëntenparticipatie is sprake van een vorm van overleg en/of advies.

Uit het onderzoek blijkt bovendien dat cliëntenparticipatie door de meeste betrokkenen, ondanks aanloopproblemen, positief gewaardeerd wordt. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken inzake het bereiken van de achterliggende doelstelling van cliëntenparticipatie (kwaliteitsverbetering door betrokkenheid van cliënten bij totstandkoming van beleid). Wel kan nu reeds worden geconcludeerd dat door de wettelijke realisatieverplichting de ontwikkeling van cliëntenparticipatie bij gemeenten een impuls heeft gekregen.

Hoewel de uitkomsten van het onderzoek bemoedigend te noemen zijn, komt er ook een aantal aandachtspunten uit het onderzoek naar voren:

– in een meerderheid van de onderzochte gemeenten worden knelpunten ervaren door de deelnemende partijen (met name onvoldoende deskundigheid en representativiteit van de deelnemende cliënten, vrijblijvende opstelling van gemeenten, te laat betrokken worden) bij het functioneren van cliëntenparticipatie.

– er bestaat vooralsnog nauwelijks ervaring met het betrekken van cliënten bij CWT's.

Naar aanleiding van deze bevindingen merk ik het volgende op:

Als oplossing voor het eerste aandachtspunt worden in het onderzoek van Ipso Facto deskundigheidsbevordering van cliënten en een betere communicatie tussen gemeenten en de cliënten naar voren gebracht. Hierin wordt reeds voorzien, aangezien sinds oktober 1998 Divosa (met steun van SZW) in samenwerking met het de Stichting Landelijke Kaderscholing Uitkeringsgerechtigden (LKU) speciale cursussen organiseert. Daarin krijgen zowel gemeenteambtenaren als uitkeringsgerechtigden ondersteuning bij de invulling en ontwikkeling van cliëntenparticipatie bij gemeentelijke sociale diensten. Teneinde de dialoog tussen de verschillende partijen te bevorderen wordt er tijdens de cursussen actief gewerkt aan verbetering van de onderlinge beeldvorming, de onderlinge verstandhouding en het kweken van begrip voor elkaars positie.

De in het onderzoek geconstateerde geringe ervaring met het betrekken van cliënten bij CWI's sluit aan bij een aantal signalen die mijn departement de afgelopen tijd uit de praktijk heeft ontvangen.

Daarbij dient opgemerkt te worden dat ten tijde van het onderzoek de CWI's zich in een eerste stadium van ontwikkeling bevonden. Tijdens de behandeling van het kabinetsstandpunt omtrent SUWI in de Tweede Kamer d.d. 21 juni jl. heb ik aangegeven dat, in aanvulling op de taken die momenteel bij uvi's, gemeenten en Arbeidsvoorziening gelegd zijn, op het gebied van cliëntenparticipatie, ook voor de CWI's een regeling op dit punt getroffen dient te worden. In opdracht van het Procesmanagement SWI heeft Ernst & Young in samenspraak met de kolommen en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties en deskundigen enkele vormen van cliëntenraadpleging uitgewerkt in een communicatie handreiking voor CWI's. Deze handreiking is inmiddels verspreid onder de samenwerkende organisaties binnen het CWI en wordt opgenomen in het Handboek SWI.

Cliëntenparticipatie zal in het SUW1-traject verder worden uitgewerkt.

Voorts is van belang dat Divosa komend jaar de handreiking cliëntenparticipatie zal aanvullen met informatie over CWI's. Dit jaar is de handreiking uitgebreid met informatie over het betrekken van minderheden bij cliëntenparticipatie. Tenslotte kan het Landelijk Expertisecentrum Cliëntenparticipatie (het LEC, dat in oktober 1998 met steun van SZW en VWS van start is gegaan) lokale cliënteninitiatieven ondersteunen.

Kortom, op verschillende manieren wordt de ontwikkeling van cliëntenparticipatie ondersteund en gestimuleerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries


XNoot
1

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 124942.

Naar boven