25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 14b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 1 oktober 1999

Ik stel met genoegen vast dat de vaste commissie voor Justitie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid acht, indien zij voordien beschikt over het advies van de landsadvocaat inzake de Wet arbeid vreemdelingen en arbeid in de prostitutie.

Naar aanleiding van het verzoek van de leden van de CDA-fractie in het nader voorlopig verslag om toezending van dit advies heb ik in de nadere memorie van antwoord aangekondigd dat mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik de inhoud van het advies met ons beider standpunt daarover tijdig voor de behandeling aan de Eerste Kamer zouden doen toekomen. Dat is inmiddels gebeurd bij mijn brief van 23 september 1999. De achterliggende reden om aanvankelijk met een weergave van de inhoud van het – uitvoerige – advies te volstaan, was gelegen in de omstandigheid dat het niet gebruikelijk is om – voor intern beraad bestemde – adviezen van de landsadvocaat naar de Kamer te zenden en daarmee in de regel openbaar te maken. Dit beleid berust op de overweging dat advisering van de landsadvocaat de verschillende (juridische) argumenten voor en tegen een bepaald punt behandelt en de sterkte en zwakte van die argumenten weegt. Openbare kennisneming van het advies kan daarom afbreuk doen aan het standpunt dat te zijner tijd mede op basis van het advies wordt ingenomen.

Nu de vaste commissie het met het oog op de voorbereiding van de behandeling van het wetsvoorstel van belang acht om te beschikken over het advies van de landsadvocaat, geef ik gaarne alsnog gevolg aan haar verzoek om dit advies naar de Eerste Kamer te zenden.1

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 123389.5.

Naar boven