26 418
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende indexering van het collegegeld

nr. 248
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR WETENSCHAPSBELEID EN HOGER ONDERWIJS1

Vastgesteld 31 mei 1999

De leden van de CDA-fractie hadden kennis genomen van het wetsvoorstel en wilden enkele vragen stellen. De memorie van toelichting vermeldt de financiële gevolgen. Het gaat daarbij om een saldobedrag. Deze leden stelden een meer precieze, gedetailleerde berekening op prijs.

De minister stelt via de aanvullende studiebeurs een compensatie te verschaffen. Is het niet zo dat steeds meer studenten afzien van de aanvullende beurs met het oog op de schudieschuld? Deze leden wilden weten hoeveel studenten in de afgelopen jaren een aanvullende beurs hebben ontvangen, zowel in absolute aantallen als uitgedrukt als percentage van de totale aantallen studenten. Is voorts van een echte compensatie sprake? Een basisstudiefinanciering kan immers worden omgezet in een beurs, dat in tegenstelling tot een aanvullende financiering.

De leden van de fractie van GroenLinks merkten op dat indexering van het collegegeld niet gekoppeld is aan indexering van de basisbeurs. Volgens deze leden is indexering van het één slechts dan te rechtvaardigen als ook het ander wordt geïndexeerd. Waarom is daar niet voor gekozen?

De voorzitter van de commissie,

Ginjaar

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Glastra van Loon (D66), Ginjaar (VVD) (voorzitter), Grol-Overling (CDA), Schuurman (RPF), Postma (CDA), Boorsma (CDA), Roscam Abbing-Bos (VVD), Schoondergang-Horikx (GL), (plv. voorzitter), Jurgens (PvdA), Lycklama à Nijeholt (PvdA), De Jager (VVD).

Naar boven