26 147
Regels inzake de heffing en de invordering van rijksbelastingen in euro's (Wet overgang belastingheffing in euro's)

nr. 106a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 8 december 1998

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Deze leden achtten dit wetsvoorstel een vitale schakel in de overgang door ons land van de gulden op de euro. Voor velen in ons land vormt die overgang een ingrijpende en kostbare operatie die zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd moet worden om verstoringen te voorkomen en de kosten te beheersen. Bij die voorbereiding is het van cruciaal belang vooraf te weten welke regels met betrekking tot de aangifte, heffing en betaling van de vele belastingen gedurende en na de overgangsperiode zullen gelden opdat de overgangsoperatie in de systemen van ondernemingen, instellingen en particulieren daarop kunnen worden afgestemd. Het onderhavige wetsvoorstel zou daarover dan ook de hoogst mogelijke graad van zekerheid moeten verschaffen.

Door de opeenstapeling van delegatiebepalingen in de wettekst schiet dit voorstel, naar de mening van deze leden, daarin echter ernstig tekort.

Afgaande op de memorie van toelichting kunnen belastingplichtigen in de overgangsperiode vanaf 1 januari 1999 (dus ook: vanaf een later jaar) aangifte in euro's doen met betrekking tot in beginsel alle belastingen. De belastingdienst volgt die keuze en berekent de belasting in de valuta waarin aangifte is gedaan, communiceert in die valuta en aanvaardt (girale) betaling in die valuta. De wettekst is aanzienlijk minder duidelijk. Artikel 2 bepaalt dat de heffing en invordering van belastingen in de overgangsperiode plaatsvinden in guldens. Artikel 3 bepaalt dat bij ministeriële regeling zal worden vastgesteld voor welke belastingen de heffing en invordering geheel of gedeeltelijk in euro's kan plaatsvinden. Dat schept de mogelijkheid (1) dat die keuzevrijheid niet voor alle belastingen zal gelden (2) slechts «gedeeltelijk» zal gelden (3) niet gedurende de gehele overgangsperiode zal gelden. Zo houdt de staatssecretaris voorlopig de handen vrij ten detrimente van de rechtszekerheid. Zekerheid zal er pas zijn op het moment dat de ministeriële regeling openbaar zal worden. Wanneer zal dat zijn?

De onzekerheid met betrekking tot de gehele materie die deze wet beoogt te regelen wordt nog vergroot door de algemene delegatiebepaling van artikel 19 die de bevoegdheid bevat om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen, zo nodig in afwijking van deze wet. Op willekeurig welk moment kan bij eenvoudige ministeriële regeling willekeurig welke bepaling van deze wet worden gewijzigd. Blijkens de toelichting op dit artikel in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer (stuk nr. 5) is deze bepaling nodig omdat de overgang van guldens op euro's voor de belastingdienst «een ingewikkelde operatie is, met name automatiseringstechnisch». De staatssecretaris zal zich er ongetwijfeld van bewust zijn dat hij deze problemen en risico's met vele ondernemingen en instellingen deelt. Is het zijn bedoeling door middel van dit artikel zijn interne risico's af te wentelen op de belastingplichtigen?

Deze leden hadden met belangstelling kennis genomen van het door de Tweede Kamer aanvaarde amendement (stuk nr. 8) op artikel 19 waarin de verplichting de ministeriële regeling voor wettelijke goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen is opgenomen. Aangezien een eventuele verwerping in die procedure zal plaatsvinden lang nadat de ministeriële regeling in werking is getreden vreesden deze leden dat het kwaad dan al zal zijn geschied.

Het onderhavige wetsvoorstel heeft betrekking op de rijksbelastingen zoals gedefinieerd in artikel 1. Beschikt de regering over informatie hoe de onderhavige materie is geregeld met betrekking tot andere belastingen en heffingen, zoals die van de lagere overheden?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA) voorzitter, De Boer (GL), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven