26 079
Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof

nr. 244
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

29 april 1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gedeeltelijke afwijking bij schriftelijke overeenkomst van de regeling van de vakantie-aanspraken die het wettelijk minimum te boven gaan mogelijk te maken alsmede de aanspraak op ouderschapsverlof te verdubbelen indien de werknemer door geboorte of erkenning dan wel in verband met adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de zorg voor meerdere kinderen krijgt en dat in verband hiermee het Burgerlijk Wetboek dient te worden gewijzigd,

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goed- vinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 635 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

2. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:

5. Indien een aanspraak op vakantie is verworven die het in artikel 634 bedoelde minimum te boven gaat, kan voorzover die aanspraak dat minimum te boven gaat, bij schriftelijke overeenkomst van de leden 1 tot en met 4 worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

B

Artikel 636 vervalt.

C

Artikel 637 komt te luiden:

Artikel 637

Bij schriftelijke overeenkomst kan worden overeengekomen dat dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens een van de redenen, bedoeld in artikel 635, lid 1 en leden 3 en 4, als vakantie worden aangemerkt met dien verstande dat hij ten minste recht houdt op het in artikel 634 bedoelde minimum.

D

Artikel 638 komt te luiden:

Artikel 638

1. De werkgever is verplicht de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen de vakantie op te nemen waarop de werknemer op grond van artikel 634 ten minste aanspraak heeft.

2. Voorzover in de vaststelling van de vakantie niet is voorzien bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of de wet, stelt de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.

3. In geval van gewichtige redenen wordt de vakantie op zodanige wijze vastgesteld dat de werknemer desverlangd, voorzover zijn aanspraak daartoe toereikend is, gedurende twee opeenvolgende weken of tweemaal een week geen arbeid behoeft te verrichten.

4. De werkgever stelt de vakantie zo tijdig vast dat de werknemer gelegenheid heeft tot het treffen van voorbereidingen voor de besteding van de vakantie.

5. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen zijn, na overleg met de werknemer, het vastgestelde tijdvak van de vakantie wijzigen. De schade die de werknemer lijdt ten gevolge van de wijziging van het tijdvak van de vakantie, wordt door de werkgever vergoed.

6. De werkgever is verplicht de werknemer de resterende aanspraak op vakantie in dagen of uren te verlenen, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

7. Indien een aanspraak op vakantie is verworven die het in artikel 634 bedoelde minimum te boven gaat, kan voorzover die aanspraak dat minimum te boven gaat, bij schriftelijke overeenkomst van de in lid 2 genoemde termijn worden afgeweken ten nadele van de werknemer.

E

Artikel 640 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt het cijfer «1» geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een nieuw lid, dat luidt:

2. Indien een aanspraak op vakantie is verworven die het in artikel 634 bedoelde minimum te boven gaat, kan voorzover die aanspraak dat minimum te boven gaat, bij schriftelijke overeenkomst van lid 1 worden afgeweken.

F

Aan artikel 641 wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:

4. Bij schriftelijke overeenkomst kan van lid 3 worden afgeweken, met dien verstande dat de werknemer ten minste recht houdt op het in artikel 634 bedoelde minimum.

G

In artikel 642 wordt «twee jaren» vervangen door: vijf jaren.

H

Artikel 644 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van de leden 2 tot en met 8 tot 4 tot en met 10 wordt lid 1 vervangen door:

1. De werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot een kind heeft recht op verlof zonder behoud van loon. Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen recht op verlof.

2. De werknemer die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft eveneens recht op verlof zonder behoud van loon. Indien de werknemer met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen recht op verlof. In alle andere gevallen waarin de in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer dan één kind met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat er slechts recht op één keer verlof.

3. Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.

2. In lid 4 (nieuw) wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

3. Lid 5 (nieuw) komt te luiden:

5. Het aantal uren verlof waarop de werknemer per keer ten hoogste recht heeft bedraagt dertien maal de arbeidsduur per week.

4. Lid 10 (nieuw) komt te luiden:

10. Van de leden 3, 4, 7, eerste volzin, voorzover het betrekking heeft op het tijdstip van de in dat lid bedoelde melding, en tweede volzin, en lid 9 kan ten nadele van de werknemer slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.

I

Artikel 645 komt te luiden:

Artikel 645

Van de artikelen 634 tot en met 644 kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken, tenzij zodanige afwijking bij die artikelen is toegelaten.

ARTIKEL II

Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan een aanspraak op vakantie is overeengekomen die het in artikel 634 van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde minimum te boven gaat, kan gedurende drie jaar na dat tijdstip, in afwijking van de artikelen 635, lid 5, 638, lid 7, en 640, lid 2, voorzover die aanspraak dat minimum te boven gaat, slechts bij die overeenkomst of regeling van artikel 635, leden 1 tot en met 5, de in artikel 638, lid 2 genoemde termijn en artikel 640, lid 1, worden afgeweken.

ARTIKEL III

De Wet op het ouderschapsverlof wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel II, lid 2 wordt «lid 3 van artikel 644» vervangen door: lid 5 van artikel 644.

B

In artikel III wordt «lid 8 van artikel 644» vervangen door: lid 10 van artikel 644.

ARTIKEL IV

Indien de wet van 14 mei 1998 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid) (Stb. 1998, 300) in werking is getreden, worden artikel I, onderdeel H en artikel III, onderdeel B als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 komt de aanhef te luiden: Onder vernummering van de leden 2 tot en met 9 tot 4 tot en met 11 wordt lid 1 vervangen door:.

2. Onderdeel 4 wordt vervangen door:

4. In lid 10 (nieuw) wordt «lid 2, eerste volzin» vervangen door: lid 4, eerste volzin.

5. Lid 11 (nieuw) komt te luiden:

11. Van de leden 3, 4, 7, eerste volzin, voorzover het betrekking heeft op het tijdstip van de in dat lid bedoelde melding, en tweede volzin, en de leden 9 en 10 kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

B

In artikel III, onderdeel B wordt «lid 10» vervangen door: lid 11.

ARTIKEL V

Artikel 644 lid 1, tweede volzin, en lid 2, tweede volzin, van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek is mede van toepassing op de werknemer die vóór het tijdstip van het in werking treden van deze wet verlof heeft genoten, mits aan de in artikel 644, leden 1 tot en met 3 terzake van het recht op verlof gestelde voorwaarden wordt voldaan.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven