26 077
Wijziging van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie, Stb. 650) (uitstel verval artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht)

nr. 53b
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 december l998

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de memorie van antwoord aan inzake het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, en van de Algemene wet bestuursrecht (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie, Stb. 650) (uitstel verval artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht) (kamerstukken 26 077).

Ik maak van de gelegenheid gebruik om u – mede namens mijn bovenvermelde ambtgenoot – te verzoeken het wetsvoorstel met spoed verder te behandelen.

Slechts inwerkingtreding vóór 1 januari 1999 kan immers voorkomen dat – in strijd met het regeerakkoord (kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 77) bezwaar en beroep tegen algemeen verbindende voorschriften mogelijk zouden worden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven