25 947
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassingen in het systeem van selectie voor opleidingen waarvoor een toelatingsbeperking is vastgesteld

nr. 176
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

26 januari 1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de selectie voor opleidingen waarvoor toelatingsbeperkingen van kracht zijn, zodanig te wijzigen dat gegadigden voor deze opleidingen meer dan voorheen in staat zullen zijn zelf hun kans op toelating te vergroten, en dat het wenselijk is het aantal malen dat gegadigden aan de selectieprocedure kunnen deelnemen, te beperken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Aan artikel 7.29, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Van die leeftijdsgrens kan het instellingsbestuur ook afwijken, indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd.

B

In artikel 7.34, eerste lid, onder a, wordt «7.53, tweede lid» vervangen door: 7.53, derde lid.

C

Het tweede tot en met achtste lid van artikel 7.53 worden vervangen door vier nieuwe leden, luidende:

2. Indien uit de gegevens betreffende de aanmelding, bedoeld in artikel 7.37, derde lid, blijkt dat het aantal eerste aanmeldingen van studenten voor de propedeutische fase van een opleiding meer bedraagt dan het aantal plaatsen dat het instellingsbestuur op grond van het eerste lid heeft vastgesteld, doet de Informatie Beheer Groep daarvan voor 1 april mededeling aan het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur deelt de Informatie Beheer Groep voor 1 mei mee of het aanleiding ziet het aantal plaatsen te verhogen.

3. Indien ook na toepassing van het tweede lid bij een of meer instellingen die de desbetreffende opleiding verzorgen, het aantal aanmeldingen op 1 mei het aantal plaatsen overtreft, stelt de Informatie Beheer Groep vast dat een toelatingsbeperking van kracht is, waarna paragraaf 4a van deze titel wordt toegepast.

4. Indien het instellingsbestuur in de verwachting verkeert dat het aantal inschrijvingen voor een opleiding meer zal bedragen dan het aantal plaatsen dat het instellingsbestuur op grond van het eerste lid heeft vastgesteld, is, in afwijking van de procedure van het tweede en derde lid, eveneens een toelatingsbeperking op die opleiding van kracht en wordt vervolgens paragraaf 4a van deze titel toegepast, mits het instellingsbestuur die opleiding daartoe voor 1 mei heeft aangemeld bij de Informatie Beheer Groep.

5. Indien een besluit ingevolge artikel 7.56 of artikel 7.56a van toepassing is op de opleiding, blijft dit artikel buiten toepassing.

D

Artikel 7.54a wordt vernummerd tot artikel 7.54.

E

Artikel 7.56, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien op grond van het eerste lid een toelatingsbeperking is vastgesteld, wordt paragraaf 4a van deze titel toegepast.

F

Artikel 7.57, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt het zinsdeel «van deze paragraaf gelden» vervangen door: van deze paragraaf en de artikelen 7.57d, 7.57f, derde lid, en 16.9a, vierde lid, gelden.

2. In de tweede volzin wordt het zinsdeel «van artikel 7.56 gelden» vervangen door: van de artikelen 7.56, 7.57d, 7.57f, derde lid, en 16.9a, vierde lid, gelden.

G

Artikel 7.57a wordt vernummerd tot artikel 7.57h. Na artikel 7.57 wordt een paragraaf 4a ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4a. Regels voor de selectie van studenten voor opleidingen met een toelatingsbeperking

Artikel 7.57a. Algemeen

1. De eerste inschrijving van een student voor de propedeutische fase van een opleiding, verbonden aan een universiteit of een hogeschool, waarvoor op grond van paragraaf 4 van deze titel een toelatingsbeperking van kracht is, geschiedt slechts met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf, onverminderd het bepaalde bij of krachtens titel 2 van dit hoofdstuk.

2. De inschrijving geschiedt niet dan na overlegging van een door de Informatie Beheer Groep afgegeven bewijs van toelating, tenzij bij of krachtens deze paragraaf anders is bepaald.

3. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. selectieprocedure: de procedure, beschreven in de artikelen 7.57b tot en met 7.57e;

b. lotingsprocedure: de procedure, beschreven in de artikelen 7.57b, eerste lid, tweede lid, aanhef en onder c tot en met f, derde en vierde lid, en 7.57c, tweede tot en met vierde lid.

4. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld in verband met de afgifte en de geldigheidsduur van het bewijs van toelating.

Artikel 7.57b. Voorbereiding afgifte bewijzen van toelating

1. De Informatie Beheer Groep deelt degenen die op grond van artikel 7.24, eerste of tweede lid, inschrijving verlangen voor een opleiding, aan de hand van het behaalde gemiddelde eindexamencijfer in zes klassen in.

2. De in het eerste lid bedoelde klassen hebben als grenzen:

a. hoger dan of gelijk aan 8,5,

b. lager dan 8,5 maar hoger dan of gelijk aan 8,

c. lager dan 8 maar hoger dan of gelijk aan 7,5,

d. lager dan 7,5 maar hoger dan of gelijk aan 7,

e. lager dan 7 maar hoger dan of gelijk aan 6,5 en

f. lager dan 6,5.

De klassen c tot en met f worden aangeduid als lotingsklassen.

3. De wijze van indeling in de klassen, bedoeld in het tweede lid, van degenen die een opleiding hebben afgerond waaraan geen cijferlijst is verbonden, wordt geregeld in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid.

4. De Informatie Beheer Groep deelt degenen die op grond van de artikelen 7.28 of 7.29 zijn vrijgesteld van de in artikel 7.24, eerste of tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen in een afzonderlijke lotingsklasse g in.

5. De Informatie Beheer Groep deelt de door haar aangewezen aanstaande studenten uit de Nederlandse Antillen en Aruba in de klasse, bedoeld in het tweede lid onder a, in. De wijze waarop die aanwijzing geschiedt, en het aantal aanstaande studenten dat ten hoogste kan worden aangewezen, wordt bepaald in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid.

Artikel 7.57c. Afgifte bewijzen van toelating

1. De Informatie Beheer Groep verstrekt een bewijs van toelating aan degenen die zijn ingedeeld in de klassen, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder a en b.

2. De Informatie Beheer Groep verstrekt aan degene die in de lotingsklassen, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder c tot en met f, en in de lotingsklasse g, bedoeld in artikel 7.57b, vierde lid, zijn ingedeeld, en die door het lot zijn aangewezen, een bewijs van toelating.

3. Bij de loting, bedoeld in het tweede lid, verhouden de inlotingskansen, voor zover kleiner dan honderd procent, zich voor de in artikel 7.57b, tweede lid, onder c tot en met f, en vierde lid bedoelde lotingsklassen als respectievelijk 1,25 : 1 : 0,8 : 0,67 : 1.

4. In de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, kan worden bepaald dat de Informatie Beheer Groep ten hoogste een in die regeling vast te stellen percentage van het aantal plaatsen per opleiding kan toewijzen aan gegadigden jegens wie uitloting een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren.

Artikel 7.57d. Afgifte bewijzen van toelating voor dezelfde opleiding aan meer dan een universiteit

1. Indien een opleiding door meer dan één universiteit wordt verzorgd, wordt de selectieprocedure voor die opleidingen gezamenlijk uitgevoerd. Daarbij worden de artikelen 7.57b en 7.57c toegepast, met inachtneming van het tweede en derde lid. De gegadigden delen aan de Informatie Beheer Groep de volgorde van hun voorkeur voor universiteiten mede.

2. De Informatie Beheer Groep bepaalt, zo veel mogelijk rekening houdend met de voorkeur van de aanstaande student, doch overigens aan de hand van het lot voor welke universiteit het bewijs van toelating geldt. Artikel 7.57c, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De Informatie Beheer Groep kan ten hoogste vijf procent van het aantal plaatsen per opleiding toewijzen aan gegadigden die na toepassing van het tweede lid in het bezit zijn van een bewijs van toelating voor dezelfde opleiding aan een andere universiteit dan die van de eerste voorkeur, indien dit een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren.

Artikel 7.57e. Selectie door instellingen

1. Een instellingsbestuur kan een door hem te bepalen percentage van de opleidingsplaatsen van een opleiding toewijzen aan door hem zelf geselecteerde gegadigden die naar zijn oordeel beschikken over bijzondere kwalificaties. Dat percentage is aan een maximum gebonden, doordat:

a. in elk geval ten minste de helft van het aantal opleidingsplaatsen dient te worden toegewezen door toepassing van artikel 7.57c, tweede lid,

b. op dat percentage tevens in mindering wordt gebracht het aantal gegadigden dat een bewijs van toelating ontvangt door toepassing van artikel 7.57c, eerste lid.

2. Indien het instellingsbestuur toepassing geeft aan het eerste lid, maakt het

a. de bijzondere kwalificaties die het in aanmerking wil nemen,

b. eventuele nadere selectiecriteria,

c. regels van administratieve aard, voor zover niet voortvloeiend uit het vierde lid,

d. het door hem te bepalen percentage, bedoeld in het eerste lid, en

e. de beslissing of gegadigden één, twee dan wel drie maal tot deelname aan de selectieprocedure zullen worden toegelaten, tijdig bekend.

3. Tot de bijzondere kwalificaties, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoren niet de behaalde eindexamencijfers.

4. De gegadigde die in aanmerking wenst te komen voor de selectie, bedoeld in het eerste lid, wordt op zijn verzoek door de Informatie Beheer Groep aan het desbetreffende instellingsbestuur bekendgemaakt, mits hij aan de lotingsprocedure blijft deelnemen.

5. In de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, worden nadere voorschriften opgenomen voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 7.57f. Beperkingen van deelname aan de selectieprocedure

1. Indien krachtens artikel 7.25 nadere vooropleidingseisen zijn gesteld, kan aan de selectieprocedure uitsluitend worden deelgenomen door degene die ten genoegen van de Informatie Beheer Groep het bewijs levert, dat door hem uiterlijk op een in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, te bepalen tijdstip aan die eisen wordt voldaan.

2. Degene die heeft deelgenomen aan de lotingsprocedure voor een bepaalde opleiding en geen bewijs van toelating heeft verkregen, kan nadien nog ten hoogste twee maal aan de lotingsprocedure voor die opleiding deelnemen.

3. Aan de selectieprocedure kan niet worden deelgenomen door degene die voor een opleiding is ingeschreven of in enig studiejaar was ingeschreven en inschrijving wenst voor dezelfde opleiding aan een andere instelling.

Artikel 7.57g. Afwijkende bezwaar- en reactietermijnen

In afwijking van de artikelen 6:7 en 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn twee weken voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep inzake afgifte van een bewijs van toelating, onderscheidenlijk vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift voor de beslissing van de Informatie Beheer Groep.

H

In artikel 7.66, eerste lid, onder c, wordt «artikel 7.57a» vervangen door: artikel 7.57h.

I

Artikel 16.9a komt als volgt te luiden:

Artikel 16.9a. Overgangsrecht selectieprocedure bij opleidingen met een toelatingsbeperking

1. Indien na toepassing van de artikelen 7.57b tot en 7.57f blijkt dat bij een of meer instellingen die toepassing hebben gegeven aan artikel 7.25, vierde lid, nog plaatsen beschikbaar zijn, vindt alsnog selectie plaats van degenen die zich overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 7.37, derde lid, hebben aangemeld, doch niet voldoen aan de krachtens artikel 7.25 gestelde nadere vooropleidingseisen. Deze selectie geschiedt met overeenkomstige toepassing van de artikelen 7.57b tot en met 7.57f. In de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, kunnen voor de toepassing van dit lid nadere regels worden gesteld.

2. Artikel 7.57e wordt niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 2000–2001.

3. Artikel 7.57f, eerste lid, wordt jegens degene die niet eerder aan de selectieprocedure, bedoeld in artikel 7.57a, derde lid onder a, of in artikel 7.53, tweede lid, zoals die bepaling luidde op 31 augustus 1998, heeft deelgenomen, en die in een van de kalenderjaren 1997 tot en met 1999 een opleiding in het voortgezet onderwijs, een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs, dan wel een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs die toelaatbaarheid tot het hoger onderwijs met zich meebrengt, met goed gevolg heeft afgerond, niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 1999–2000.

4. Artikel 7.57f, tweede lid, wordt niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 2000–2001, met dien verstande dat:

a. degenen die met betrekking tot het studiejaar 1999–2000 voor de eerste maal hebben deelgenomen aan de lotingsprocedure voor een opleiding, nadien nog ten hoogste drie maal aan de lotingsprocedure voor dezelfde opleiding kunnen deelnemen,

b. deelname aan de loting voor een opleiding in 1998 of eerdere jaren niet meetelt bij de toepassing van dit artikellid voor dezelfde opleiding.

J

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 7.54a wordt vernummerd tot artikel 7.54 en komt te luiden:

Artikel 7.54. Beperking inschrijving voor de post-propedeutische fase.

2. Na het opschrift van artikel 7.57 wordt ingevoegd:

Paragraaf 4a. Regels voor de selectie voor opleidingen met een toelatingsbeperking

Artikel 7.57a. Algemeen

Artikel 7.57b. Voorbereiding afgifte bewijzen van toelating

Artikel 7.57c. Afgifte bewijzen van toelating

Artikel 7.57d. Afgifte bewijzen van toelating voor dezelfde opleiding aan meer dan een universiteit

Artikel 7.57e. Selectie door instellingen

Artikel 7.57f. Beperkingen van deelname aan de selectieprocedure

Artikel 7.57g. Afwijkende bezwaar- en reactietermijnen.

3. Het oorspronkelijke artikel 7.57a wordt vernummerd tot artikel 7.57h.

4. Het opschrift van artikel 16.9a komt te luiden: Overgangsrecht selectieprocedure bij opleidingen met een toelatingsbeperking.

ARTIKEL II

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd, als volgt:

A

In artikel 7.57a komt het derde lid, onder b, te luiden:

b. lotingsprocedure: de procedure, beschreven in de artikelen 7.57b, eerste lid, tweede lid, aanhef en onder b tot en met e, derde en vierde lid, en 7.57c, tweede en derde lid.

B

Artikel 7.57b, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt zes klassen vervangen door: vijf klassen.

2. Het tweede lid komt te luiden: 2. De in het eerste lid bedoelde klassen hebben als grenzen:

a. hoger dan of gelijk aan 8,

b. lager dan 8 maar hoger dan of gelijk aan 7,5,

c. lager dan 7,5 maar hoger dan of gelijk aan 7,

d. lager dan 7 maar hoger dan of gelijk aan 6,5 en

e. lager dan 6,5.

De klassen b tot en met e worden aangeduid als lotingsklassen.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. De Informatie Beheer Groep deelt degenen die op grond van de artikelen 7.28 of 7.29 zijn vrijgesteld van de in artikel 7.24, eerste of tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen in de lotingsklasse, bedoeld in het tweede lid onder c, in.

C

Artikel 7.57c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt het zinsdeel in de klassen, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder a en b vervangen door: in de klasse, bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder a.

2. In het eerste lid wordt het zinsdeel bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder c tot en met f, en in de lotingsklasse g, bedoeld in artikel 7.57b, vierde lid vervangen door: bedoeld in artikel 7.57b, tweede lid, onder b tot en met e.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij de loting, bedoeld in het tweede lid, verhouden de inlotingskansen, voor zover kleiner dan honderd procent, zich voor de in artikel 7.57b, tweede lid, onder b tot en met e, bedoelde lotingsklassen als respectievelijk 9 : 6 : 4 : 3.

ARTIKEL III

Artikel 7.57c, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vervalt.

ARTIKEL IV

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt binnen drie jaar na het tijdstip waarop artikel 7.57e van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs van toepassing is geworden aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000, met dien verstande dat de bepalingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zoals die door dat artikel worden gewijzigd voor de eerste maal worden toegepast met betrekking tot het studiejaar 2000–2001.

2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel III in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum. Deze datum kan niet zijn gelegen voor het tijdstip waarop twee maanden zijn verstreken sedert de datum waarop de evaluatie van de experimenten met decentrale selectie door de regering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zal zijn voorgelegd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven