25 926
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Beroepswet, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State, de Wet op de studiefinanciering, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en andere wetten ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten)

nr. 55a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 2 december 1998

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de VVD-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Deze leden konden zich in grote lijnen met het voorstel verenigen doch hadden vooralsnog ernstige bezwaren tegen hetgeen wordt voorgesteld in artikel XII onder A, in het bijzonder het nu voorgestelde eerste lid van artikel 2 Wet tarieven in burgerlijke zaken, meer in het bijzonder de wijze waarop het heffen van een recht van 25% voor zaken die voor de zitting worden ingetrokken – waartegen bij deze leden op zich geen bezwaar bestaat – is geregeld. Zij stelden daarover de volgende vragen:

Vereist de voorgestelde regeling niet dat de gerechten een afzonderlijke voorschottenadministratie gaan voeren?

Zo neen, hoe moet dan worden gecontroleerd of in een bepaalde zaak het verlangde voorschot al dan niet is gestort?

Zo ja echter, welke zijn de kosten die daaraan verbonden zullen zijn? Zal aan de gerechten de extra mankracht die voor een en ander nodig zal zijn worden vergoed?

Hoe verhouden deze kosten zich tot de geraamde opbrengst?

Welke sanctie is er gesteld op het niet storten van het voorschot? Is de griffier bevoegd om ingeval het voorschot niet gestort is, de inschrijving van de zaak te weigeren? Indien de regering zulks mocht menen, op welke wettelijke bepaling zou deze weigering gegrond kunnen worden? Zou het eventueel stellen van deze sanctie niet een uitdrukkelijk daartoe strekkende wetsbepaling vereisen?

Waarom kan niet worden volstaan met de bepaling dat na intrekken van een eenmaal ingeschreven dagvaarding 25% van het recht verschuldigd is? Wordt niet in het algemeen door de procureurs een rekening-courant bij de griffies aangehouden waarmee de door hun cliënten verschuldigde rechten worden verrekend? Dienen deze procureurs, een enkele uitzondering wellicht daargelaten, derhalve niet als goede debiteuren te worden gekenschetst, van wie ook een achteraf te heffen recht in het algemeen goedschikt zal worden ontvangen?

Voorts wensten deze leden naar aanleiding van dit voorstel de vraag aan de orde te stellen of bij de voorgestelde tarieven in burgerlijke zaken (evenals trouwens bij de thans reeds geldende) nog geldt dat het griffierecht een tegemoetkoming van de procespartijen is in de voor het rijk door het behandelen van hun zaak veroorzaakte kosten. Dit gaat ongetwijfeld op voor zaken met een gering geldelijk belang en voor die met gefixeerd tarief. Zaken echter waarvan het op geld te waarderen belang de f 400 000 overschrijdt zullen na aanvaarding van dit voorstel het rijk een bedrag van f 14 970 gaan opleveren, dan wel indien de verweerder een natuurlijk persoon is f 9 280. Dit mag voor zaken die feitelijk en juridisch niet ongewoon veel problemen opleveren als ruimschoots kostendekkend beschouwd worden, zelfs indien een aandeel in de overheadkosten wordt meegeteld. Kan de regering mededelen voor welk percentage van de door de gerechten behandelde zaken het recht kostendekkend of meer dan dat zal zijn?

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD) en Ruers (SP).

Naar boven