25 821
Opneming in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, van bepalingen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang

nr. 249
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

27 april 1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake de wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 bepalingen op te nemen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang, teneinde de effectiviteit van de handhaving van deze wetgeving te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht beleggingsinstellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 29, eerste lid, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 7, onder c, 14, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30 en 32» vervangen door: bedoeld in de artikelen 7, onder c, 14, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30, 32, 33b, derde lid, 33c, derde lid en 33m, tweede lid.

B

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

2. Ingeval beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, zal de terechtzitting worden gehouden met gesloten deuren. De uitspraak wordt alsdan niet in het openbaar uitgesproken.

C

Na Hoofdstuk VII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VII B

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel 33b

1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste en tweede lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 21, 22, tweede lid, 23, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 33c

1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 13, eerste lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 21, 22, tweede lid, 23, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 29, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete overdraagt aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 33d

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, of 12, eerste en tweede lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 33e

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 33f

1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 33d, is aangewezen.

Artikel 33g

1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 33i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 33h

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 33f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 33i

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 33f, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 33j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 33c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 33k

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 33l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 33m

1. Met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, onverminderd artikel 19, vijfde lid, en artikel 24, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II

De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 40, eerste lid, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 8, 10, 18, 22, 25, 26, 27, 41, 42, 45, 46b, derde lid, onder c, en vijfde lid, 46d en 48a» vervangen door: bedoeld in de artikelen 8, 10, 18, 22, 25, 26, 27, 41, 42, 45, 46b, derde lid, onder c, en vijfde lid, 46d, 48a, 48b, derde lid, 48c, derde lid, en 48m, tweede lid.

B

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

C

Na Hoofdstuk XII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XII B

DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 48b

1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, tweede lid, onder b en c, 4, tweede lid, 5, derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde, vierde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste lid, 11a, eerste en tweede lid, 12, tweede en vierde lid, 13, vijfde, zesde en achtste lid, 15, tweede lid, 16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, 19, derde lid, 21, zesde lid, 22, eerste en derde lid, 23, 24, eerste en derde lid, 28, derde en zesde lid, onder a, 28a, tweede en vierde lid, 29, vijfde lid, 36, tweede en derde lid, en 37, tweede lid.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 48c

1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, eerste en tweede lid, onder b en c, 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste lid, 11a, eerste tot en met vierde lid, 12, tweede en vierde lid, 13, eerste, vijfde, zesde en achtste lid, 14, eerste en vierde lid, 15, tweede lid, 16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende tot en met twaalfde lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, 19, derde lid, 21, zesde lid, 22, eerste en derde lid, 23, 24, eerste en derde lid, 28, derde en zesde lid, onder a, 28a, tweede en vierde lid, 29, vijfde lid, 36, tweede en derde lid, 37, tweede lid, 46, eerste lid, 46a, eerste lid, 46b, eerste, derde en vijfde lid, 46d en 47.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 40, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete heeft overgedragen aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 48d

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze, voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 3, tweede lid, onder b en c, 5, eerste lid, tweede volzin, 7, vierde lid, 11, eerste lid, of 17, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in die algemene maatregel van bestuur. Het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48e

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 48f

1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 48d, is aangewezen.

Artikel 48g

1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit terzake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 48i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 48h

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 48f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 48i

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 48f, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 48j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 48c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 48k

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 48l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 48m

1. Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, onverminderd artikel 31, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL III

De Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 90, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

B

Na Hoofdstuk XIII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XIII B DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 90b

1. Onze Minister of de Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, 7, 10, eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste en vijfde lid, 12, tweede lid, 14, eerste en tweede lid, 15, vijfde lid, 16, zesde en achtste lid, 19, eerste lid, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid, tweede volzin, 23, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 24, eerste, derde, vierde en zesde lid, 25, eerste lid, 25a, tweede en derde lid, 26, zevende lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, eerste lid en tweede lid, eerste volzin, 31, eerste lid, onder a, en tweede lid, 32, eerste lid, onder a, en tweede lid, 36, 37, 38, 43, 44, 50, eerste lid, 51, 55, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 56a, 58, eerste en tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede, derde en vierde lid, en 85, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 90c

1. Onze Minister of de Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, 7, 10, eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste en vijfde lid, 12, tweede lid, 13, 14, eerste en tweede lid, 15, vijfde lid, 16, eerste, tweede, vijfde, zesde en achtste lid, 16a, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid, tweede volzin, 23, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 24, eerste, derde, vierde en zesde lid, 25, eerste lid, 25a, tweede en derde lid, 26, zevende lid, 27, eerste en tweede lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, vierde en vijfde lid, 31, eerste lid, onder a, tweede en derde lid, 32, eerste lid, onder a, onder b en tweede lid, 36, 37, 38, 43, 44, 48, eerste, tweede en vijfde lid, 49, eerste en tweede lid, 50, eerste en tweede lid, 51, 55, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde en zevende lid, 56, eerste en tweede lid, 56a, 58, eerste en tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 69, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede, derde en vierde lid, en 85, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Bank indien deze door haar is opgelegd.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 90d

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 90e

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel door de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 90f

1. Indien Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij, dan wel de Bank, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 90d, is aangewezen.

Artikel 90g

1. Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit terzake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 90i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 90h

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 90f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 90i

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 90f, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 90j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 90c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 90k

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 90l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 90m

1. Met het oog op de belangen van crediteuren, kunnen Onze Minister en de Bank, onverminderd artikel 64, eerste en tweede lid, het feit terzake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IV

De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 93, eerste lid, komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

B

Na Hoofdstuk 10 A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 10 B. DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 93b

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste lid, eerste en derde volzin, 33, eerste lid, tweede volzin, 33, vierde en vijfde lid, 33, zesde lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met derde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 41, 44, tweede lid, 45, eerste tot en met vijfde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 93c

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 26, tweede lid, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste lid, eerste en derde volzin, 33, eerste lid, tweede volzin, 33, vierde en vijfde lid, 33, zesde lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33a, tweede en derde lid, 33b, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met derde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste en derde tot en met vijfde lid, 41, 44, eerste en tweede lid, 45, eerste tot en met vijfde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 85, eerste en tweede lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Verzekeringskamer indien deze door haar is opgelegd.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 93d

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 22, eerste lid, onderdeel e, 33, vierde lid, 38, eerste lid, laatste volzin, 38, tweede lid, tweede volzin, 38, vierde en vijfde lid, 40, eerste en vierde lid, 45, eerste lid, laatste volzin, 45, tweede lid, tweede volzin, 45, vierde en vijfde lid, of 92, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 25, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

Artikel 93e

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 93f

1. Indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij dan wel de Verzekeringskamer de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 93d, is aangewezen.

Artikel 93g

1. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 93i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 93h

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 93i

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 93j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvordering is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 93c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 93k

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 93l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 93m

1. Met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, kunnen Onze Minister en de Verzekeringskamer, onverminderd artikel 87, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL V

De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 188, eerste lid, komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

B

Na Hoofdstuk XI A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XI B. DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 188b

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met vijfde lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vierde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste lid, eerste en derde volzin, 72, eerste lid, tweede volzin, 72, vierde en vijfde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, tweede lid, 94, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste lid, tweede volzin, 100, eerste lid, eerste en derde volzin, 100, vierde en vijfde lid, 100, zesde lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, eerste volzin, 103, eerste lid, laatste volzin, 103, tweede lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 108, 109, eerste, derde en vierde lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 113, derde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, tweede en derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 161, derde lid, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 179, negende lid, 180, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 188c

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 37, eerste lid, 38, eerste, tweede en vijfde lid, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 62, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met vijfde lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vijfde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste lid, eerste en derde volzin, 72, eerste lid, tweede volzin, 72, vierde en vijfde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72a, tweede en derde lid, 72b, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 77, eerste tot en met derde en zevende lid, 78, eerste volzin, 80, eerste tot en met derde lid, 81, eerste tot en met derde en zesde lid, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 84, eerste en tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 88, eerste en tweede lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, eerste en tweede lid, 94, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste lid, eerste en derde volzin, 100, eerste lid, tweede volzin, 100, vierde en vijfde lid, 100, zesde lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100a, tweede en derde lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, eerste volzin, 103, eerste lid, laatste volzin, 103, tweede lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 105, eerste en tweede lid, 106, 108, 109, eerste, derde, vierde en zevende lid, 109, achtste lid, eerste volzin, 109, achtste lid, tweede volzin, 109, negende lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 111, eerste en tweede lid, 113, eerste tot en met vierde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, eerste tot en met derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 161, derde lid, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 177, eerste en tweede lid, 178, eerste lid, 179, tweede en negende lid, 180, 181, eerste tot en met derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede en derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Verzekeringskamer indien deze door haar is opgelegd.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 188d

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 19, 20, 42, eerste lid, onderdeel e, 66, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 68, eerste, tweede en vierde lid, 72, vierde lid, 94, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 95, tweede lid, 100, vierde lid, of 187, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regelingen, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, 39, tweede lid, 51, 80, tweede lid, onderdeel b, en 186, eerste lid, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

Artikel 188e

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 188f

1. Indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 188d, is aangewezen.

Artikel 188g

1. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 188i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 188h

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 188f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 188i

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 188f, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 188j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 188c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 188k

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 188l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 188m

1. Met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, kunnen Onze Minister en de Verzekeringskamer, onverminderd artikel 182, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL VI

De Wet inzake de wisselkantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

B

Na Hoofdstuk 5 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5 A. DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 23a

1. De Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 3, zesde lid, 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister van Financiën kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23b

1. De Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 3, zesde lid, 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Bank.

3. Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23c

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. De Bank kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 23d

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 23e

1. Indien de Bank voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de Bank de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 23c, is aangewezen.

Artikel 23f

1. De Bank legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 23h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 23g

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 23h

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt de Bank schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Bank de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Bank.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 23i

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 23b vervalt, indien de Bank ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 23j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 23k

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 23l

1. Met het oog op de bescherming van het financiële stelsel en het tegengaan van het witwassen van geld, kunnen Onze Minister van Financiën en de Bank, onverminderd artikel 17, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister van Financiën kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL VII

De Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

1. Met uitzondering van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7, derde lid, om de openbaarmaking van een melding achterwege te laten om redenen van algemeen belang, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 12, om regels te stellen voor het verhaal van kosten, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13a, derde lid, om regels te stellen ter zake van het opleggen van een last onder dwangsom, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13b, derde lid, om regels te stellen ter zake van het opleggen van een bestuurlijke boete, en van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13l, tweede lid, om regels te stellen ter zake van het ter openbare kennis brengen van bepaalde gegevens, kunnen taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van deze wet heeft bij algemene maatregel van bestuur worden overgedragen aan een rechtspersoon.

B

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

C

Na Hoofdstuk IV wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IV A. DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 13a

1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens artikel 8, derde en vierde lid.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13b

1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, 6, eerste lid, 8, eerste lid, tweede volzin, derde en vierde lid en 14, tweede lid.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 11, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete overdraagt aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13c

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 13d

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 13e

1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 13c, is aangewezen.

Artikel 13f

1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 13h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 13g

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 13e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 13h

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 13e, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 13i

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 48c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 13j

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 13k

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 13l

1. Met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL VIII

De Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

B

Na artikel 9 worden artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

1. De Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens artikel 7, eerste tot en met vierde lid.

2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9b

1. De Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 7, eerste tot en met vierde lid.

2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Bank.

3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9c

1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.

2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4. De Bank kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 9d

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 9e

1. Indien de Bank voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de Bank de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 9c, is aangewezen.

Artikel 9f

1. De Bank legt de boete op bij beschikking.

2. De beschikking vermeldt in ieder geval:

a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

c. de termijn, bedoeld in artikel 9h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 9g

1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 9e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 9h

1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 9e, tweede lid, is aangewezen.

3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt de Bank schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.

4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Bank de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Bank.

7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 9i

1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 9j

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 9k

1. Met het oog op de effectiviteit van deze wet, kan de Bank het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IX

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt:

a. «de Wet toezicht beleggingsinstellingen» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de artikelen 4, eerste lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, vijfde en zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 22, tweede lid, 24, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid;

b. «de Wet toezicht effectenverkeer 1995» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste en vijfde lid, 11a, derde, vierde en zesde lid, 12, tweede en vierde lid, 13, zesde en achtste lid, 16, eerste, achtste, negende, elfde, twaalfde en dertiende lid, 17, eerste en tweede lid, 18, tweede lid, 19, tweede lid, 22, eerste, derde en vijfde lid, 24, eerste en derde lid, 25, tweede lid, 27, derde lid, 28, derde lid, 29, vijfde lid, 31, eerste en tweede lid, 36, tweede en derde lid, 37, tweede lid, 45, vierde lid, 46a, eerste lid, 46b, eerste, derde en vijfde lid, eerste volzin, en 46d;

c. «de Wet toezicht kredietwezen 1992» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht kredietwezen 1992, de artikelen 6, 14, 15, vierde en vijfde lid, 16, eerste, zevende en achtste lid, 19, eerste lid, 23, eerste, vierde en vijfde lid, 24, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, vierde en vijfde lid, 31, eerste lid, onder a en eerste lid, onder b, 32, eerste lid, onder a, en eerste lid, onder b, 36, 38, 43, 55, vierde, zesde en zevende lid, 56, eerste en tweede lid, 56a, 58, tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 64, tweede lid, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 69, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede en vierde lid en 85;

d. «de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de artikelen 11, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste lid, 28, tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede lid, 30, derde lid, 33, eerste lid, tweede volzin, 33a, tweede lid, 33a, derde lid, 33b, 36, eerste lid, 37, 39, eerste lid, 39, tweede lid, 41, 46, 51, vierde lid, 56, eerste lid, 56, tweede lid, 59, eerste lid, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste lid, 81, zesde lid en zevende lid, 82, eerste lid, 82, vierde lid en zesde lid, 85, eerste lid, 86, 89, tweede lid, 89, derde lid, 90, tweede lid;

e. «de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de artikelen 24, eerste lid, 42, tweede lid, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste lid, 55, tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde lid, 57, vierde lid, 64, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 67, tweede lid, 68, eerste lid, 72, eerste lid, tweede volzin, 72a, tweede lid, 72a, derde lid, 72b, 76, eerste lid, 89, eerste lid, 89, tweede lid, 95, eerste lid, 95, tweede lid, 96, eerste lid, 100, eerste lid, tweede volzin, 100a, tweede lid, 100a, derde lid, 104, eerste lid, 115, vijfde lid, 120, vierde lid, 137, eerste lid, 140, eerste lid, 141, derde lid, 143, eerste lid, 146, eerste lid, 147, derde lid, 153, eerste lid, 161, derde lid, 174, eerste lid, 174, zesde lid, 174, zevende lid, 175, eerste lid, 175, vierde lid, 175, zesde lid, 177, eerste lid, 178, eerste lid, 179, tweede lid, 179, negende lid, 180, 181, eerste lid, 181, tweede lid, 181, derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid;

f. «de Wet inzake de wisselkantoren» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet inzake de wisselkantoren, de artikelen 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid;

g. «de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, de artikelen 3, 4, 6, derde lid, en 8.

ARTIKEL X

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1998 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en in verband daarmee enkele andere wetten, teneinde de effectiviteit van het bedrijfseconomisch toezicht te vergroten (Kamerstukken II 1997/98, 26 075) tot wet wordt verheven, worden met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt de onderstaande wetten als volgt gewijzigd dan wel, indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, komen met ingang van dat latere tijdstip in artikel IV, onderdeel B, de artikelen 93b, eerste lid, 93c, eerste lid, en 93d, vijfde lid, in artikel V, onderdeel B, de artikelen 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, en 188d, vijfde lid, in artikel IX, onderdelen d en e, onder verlettering van de onderdelen «f» en «g» tot «d» en «e», de tabellen 1 en 2 van de «Bijlage als bedoeld in artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de tabellen 1 en 2 van de «Bijlage als bedoeld bij artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» te vervallen en worden de onderstaande wetten als volgt gewijzigd:

A. De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 93b, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede tot en met vierde lid, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 33, vijfde en zesde lid, 33, zevende lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33c, eerste lid, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste, vierde en vijfde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 41, 44, tweede lid, 45, eerste tot en met vierde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. Artikel 93c, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 26, tweede lid, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede tot en met vierde lid, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 33, vijfde en zesde lid, 33, zevende lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33a, tweede en derde lid, 33b, 33c, eerste lid, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met vijfde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste en derde tot en met vijfde lid, 41, 44, eerste en tweede lid, 45, eerste tot en met vierde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 85, eerste en tweede lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

3. Aan artikel 93d wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 22, eerste lid, onderdeel e, 33, vijfde lid, 38, eerste lid, laatste volzin, 38, tweede lid, tweede volzin, 38, vierde lid, eerste volzin, 38, vijfde lid, 40, eerste en vierde lid, 45, eerste lid, laatste volzin, 45, tweede lid, tweede volzin, 45, vierde en vijfde lid, en 92, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 25, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

4. In de «Bijlage als bedoeld in artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» komen de tabellen 1 en 2 als volgt te luiden:

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
17, eerste lid3
17, tweede lid3
17, derde lid3
17, vierde lid, eerste volzin3
17, vijfde lid3
18, eerste lid4
18, tweede lid4
22, tweede lid3
23, derde lid, laatste volzin3
23, vierde lid, tweede volzin3
26, eerste lid, eerste en tweede volzin3
26, tweede lid3
27, tweede lid4
27, derde lid, onderdeel a4
27a, vierde lid3
28, eerste lid3
30, tweede lid3
31, eerste lid3
32, eerste lid2
32, tweede lid, tweede volzin2
33, eerste lid3
33, tweede lid4
33, derde lid, vijfde volzin1
33, zesde lid1
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
33, zevende lid, eerste volzin1
33a, eerste lid, eerste en derde volzin1
33c, eerste lid4
34, eerste lid1
34, tweede lid1
35, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin2
35, eerste lid, onderdelen b tot en met d2
35, tweede lid3
35, derde lid3
35, vierde lid2
35, vijfde lid2
36, eerste lid3
36, tweede lid, tweede volzin3
373
38, eerste lid, eerste en tweede volzin4
38, tweede lid, eerste en laatste volzin4
38, derde lid4
39, eerste lid4
39, tweede lid4
40, derde lid4
40, vijfde lid4
413
44, eerste lid3
44, tweede lid3
45, eerste lid, eerste en tweede volzin4
45, tweede lid, eerste en laatste volzin4
45, derde lid4
464
47, eerste lid4
47, tweede lid4
483
49, eerste lid1
49, tweede lid1
49, derde lid1
501
51, eerste lid4
51, tweede lid, eerste volzin4
54, eerste lid2
54, vijfde lid2
55, derde lid2
56, eerste lid4
56, tweede lid4
57, eerste lid3
57, tweede lid3
57, vierde lid3
583
59, eerste lid4
634
64, eerste lid4
81, eerste lid3
81, zesde lid4
81, zevende lid3
84, zevende lid3
85, tweede lid2

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
115
18, derde lid4
18, vierde lid4
18a3
23, tweede lid, laatste volzin3
23, derde lid, eerste volzin3
23, vierde lid, tweede volzin3
23, vijfde lid3
27, vijfde lid, eerste volzin3
27a, tweede lid3
27a, derde lid3
28, tweede lid3
29, zesde lid, laatste volzin3
30, tweede lid3
30, derde lid3
33a, tweede lid3
33a, derde lid3
33b3
35, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin2
44, eerste lid3
44, tweede lid3
51, vierde lid4
633
82, eerste lid3
82, vierde lid3
82, zesde lid3
84, zevende lid3
85, eerste lid2
863
89, tweede lid3
89, derde lid3
90, tweede lid3

B. De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 188b, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede tot en met vierde lid, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met achtste lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vierde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 72, vijfde en zesde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72c, eerste lid, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, tweede lid, 94, eerste tot en met zesde, achtste en negende lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 100, vijfde en zesde lid, 100, zevende lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100b, eerste lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin, 103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin, 103, vierde lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 108, 109, eerste, derde en vierde lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 113, derde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, tweede en derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 179, negende lid, 180, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

2. Artikel 188c, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 37, eerste lid, 38, eerste, tweede en vijfde lid, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede tot en met vierde lid, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 62, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met achtste lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vijfde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 72, vijfde en zesde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72a, tweede en derde lid, 72b, 72c, eerste lid, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste tot en met vierde lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 77, eerste tot en met derde en zevende lid, 78, eerste volzin, 80, eerste tot en met derde lid, 81, eerste tot en met derde en zesde lid, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 84, eerste en tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 88, eerste en tweede lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, eerste en tweede lid, 94, eerste tot en met zesde, achtste en negende lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 100, vijfde en zesde lid, 100, zevende lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100a, tweede en derde lid, 100b, eerste lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin, 103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin, 103, eerste lid, onderdelen b tot en met d, 103, tweede tot en met vierde lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 105, eerste en tweede lid, 106, 108, 109, eerste, derde, vierde en zevende lid, 109, achtste lid, eerste volzin, 109, achtste lid, tweede volzin, 109, negende lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 111, eerste en tweede lid, 113, eerste tot en met vierde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, eerste tot en met derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 177, eerste en tweede lid, 178, eerste lid, 179, tweede en negende lid, 180, 181, eerste tot en met derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede en derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.

3. Aan artikel 188d wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 19, 20, 42, eerste lid, onderdeel e, 66, vierde en vijfde lid, eerste volzin, 66, zevende en achtste lid, 68, eerste, tweede en vierde lid, eerste volzin, 72, vijfde lid, 94, vierde en vijfde lid, eerste volzin, 94, achtste en negende lid, 100, vijfde lid, en 187, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van ministeriële regelingen, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, en 51, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

4. In de «Bijlage als bedoeld in artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» komen de tabellen 1 en 2 als volgt te luiden:

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
28, eerste lid3
28, tweede lid3
28, derde lid3
28, vierde lid, eerste volzin3
28, vijfde lid3
29, eerste lid4
29, tweede lid4
37, eerste lid1
38, eerste lid1
38, tweede lid1
38, vijfde lid1
42, tweede lid3
45, derde lid, laatste volzin3
45, vierde lid, tweede volzin3
49, derde lid3
49, zesde lid3
52, eerste lid3
52, tweede lid3
52, derde lid, tweede volzin3
53, eerste en tweede volzin3
54, tweede lid4
54, derde lid, onderdeel a4
54a, vierde lid3
55, eerste lid3
57, derde lid3
58, eerste lid3
58, tweede lid3
58, derde lid3
58, vierde lid3
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
58, vijfde lid3
593
603
613
623
64, eerste lid3
64, tweede lid3
652
66, eerste lid4
66, tweede lid4
66, derde lid4
66, vijfde lid4
66, zesde lid4
67, eerste lid4
67, tweede lid4
68, derde lid4
68, vijfde lid4
70, eerste lid3
71, eerste lid2
71, tweede lid, tweede volzin2
72, eerste lid3
72, tweede lid4
72, derde lid, vijfde volzin1
72, zesde lid1
72a, eerste lid, eerste en derde volzin1
72c, eerste lid4
73, eerste lid1
73, tweede lid1
74, eerste lid2
74, tweede lid2
75, eerste lid2
75, tweede lid3
75, derde lid3
75, vierde lid2
76, eerste lid3
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
76, tweede lid, tweede volzin3
77, eerste lid1
77, tweede lid1
77, derde lid1
77, zevende lid1
78, eerste volzin1
80, eerste lid1
80, tweede lid1
80, derde lid1
81, eerste lid1
81, tweede lid1
81, derde lid1
81, zesde lid1
84, eerste lid2
84, tweede lid2
85, eerste lid3
85, derde lid, laatste volzin3
88, eerste lid3
88, tweede lid3
89, eerste lid3
89, tweede lid3
902
93, eerste lid3
93, tweede lid3
94, eerste lid4
94, tweede lid4
94, derde lid4
94, vijfde lid4
94, zesde lid4
95, eerste lid4
95, tweede lid4
96, eerste lid4
96, tweede lid4
973
98, eerste lid3
99, eerste lid2
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
99, tweede lid, tweede volzin2
100, eerste lid3
100, tweede lid4
100, derde lid, vijfde volzin1
100, zesde lid1
100, zevende lid, eerste volzin1
100a, eerste lid, eerste en derde volzin1
100b, eerste lid4
101, eerste lid1
102, eerste lid2
102, tweede lid2
103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin2
103, eerste lid, onderdelen b tot en met d2
103, tweede lid3
103, derde lid3
103, vierde lid2
104, eerste lid3
104, tweede lid, tweede volzin3
105, eerste lid1
105, tweede lid1
1061
1085
109, eerste lid3
109, derde lid3
109, vierde lid3
109, zevende lid3
109, achtste lid3
109, negende lid3
109, tiende lid, tweede volzin3
111, eerste lid1
111, tweede lid1
113, eerste lid1
113, tweede lid1
113, derde lid1
113, vierde lid1
114, eerste lid1
115, eerste lid, eerste volzin4
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
115, tweede lid, eerste volzin4
116, eerste lid1
116, tweede lid1
116, derde lid1
118, eerste lid1
118, tweede lid1
118, derde lid1
118, vierde lid1
118, vijfde lid1
1191
120, eerste lid, eerste volzin4
120, tweede lid, eerste volzin4
123, eerste lid2
125, tweede lid2
1262
128, derde lid2
131, eerste lid2
131, vijfde lid2
132, eerste lid2
133, tweede lid2
1342
136, derde lid2
137, eerste lid4
138, eerste lid3
138, tweede lid3
138, vierde lid3
1393
140, eerste lid4
141, eerste lid4
141, derde lid4
143, eerste lid4
144, eerste lid3
144, tweede lid3
144, vierde lid3
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer:
1453
146, eerste lid4
147, eerste lid4
147, tweede lid4
147, derde lid4
1524
153, eerste lid4
1544
174, eerste lid3
174, zesde lid4
174, zevende lid3
176, zevende lid3
177, tweede lid2
186, derde lid1

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
13, vijfde lid, eerste volzin3
13, zesde lid, tweede volzin3
14, tweede lid1
24, eerste lid5
29, derde lid4
29, vierde lid4
29a3
45, tweede lid, laatste volzin3
45, derde lid, eerste volzin3
45, vierde lid, tweede volzin3
45, vijfde lid3
54, vijfde lid, eerste volzin3
54a, tweede lid3
54a, derde lid3
55, tweede lid3
56, zesde lid, laatste volzin3
57, derde lid3
57, vierde lid3
72a, tweede lid3
72a, derde lid3
72b3
82, eerste lid, laatste volzin3
82, tweede lid3
85, tweede lid, tweede volzin3
85, derde lid, eerste volzin3
85, vierde lid3
93, eerste lid3
93, tweede lid3
100a, tweede lid3
100a, derde lid3
103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin2
115, vijfde lid4
120, vierde lid4
1523
1543
175, eerste lid3
175, vierde lid3
175, zesde lid3
176, zevende lid3
177, eerste lid2
178, eerste lid2
179, tweede lid2
179, negende lid3
1803
181, eerste lid3
181, tweede lid3
181, derde lid3
181, zesde lid, laatste volzin3
181, zevende lid3
184, tweede lid3
184, derde lid3
185, tweede lid3

C. In artikel 1, onder 2, van de Wet op de economische delicten wordt:

1. «de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de artikelen 11, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede en vierde lid, 28, eerste lid, 28, tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede lid, 30, derde lid, 33, tweede lid, 33a, tweede lid, 33a, derde lid, 33b, 33c, eerste lid, 36, eerste lid, 37, 39, eerste lid, 39, tweede lid, 41, 46, 51, vierde lid, 56, eerste lid, 56, tweede lid, 59, eerste lid, 64, eerste lid, 81, eerste lid, 81, zesde lid en zevende lid, 82, eerste lid, 82, vierde lid en zesde lid, 85, eerste lid, 86, 89, tweede lid, 89, derde lid, 90, tweede lid;

2. «de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de artikelen 24, eerste lid, 42, tweede lid, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede en vierde lid, 55, eerste lid, 55, tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde lid, 57, vierde lid, 64, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 67, tweede lid, 68, eerste lid, 72, tweede lid, 72a, tweede lid, 72a, derde lid, 72b, 73c, eerste lid, 76, eerste lid, 89, eerste lid, 89, tweede lid, 95, eerste lid, 95, tweede lid, 96, eerste lid, 100, tweede lid, 100a, tweede lid, 100a, derde lid, 100b, eerste lid, 104, eerste lid, 115, vijfde lid, 120, vierde lid, 137, eerste lid, 140, eerste lid, 141, derde lid, 143, eerste lid, 146, eerste lid, 147, derde lid, 153, eerste lid, 174, eerste lid, 174, zesde lid, 174, zevende lid, 175, eerste lid, 175, vierde lid, 175, zesde lid, 177, eerste lid, 178, eerste lid, 179, tweede lid, 179, negende lid, 180, 181, eerste lid, 181, tweede lid, 181, derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid;

ARTIKEL XI

Aan de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie worden acht onderdelen toegevoegd, luidende:

6. de Wet toezicht beleggingsinstellingen;

7. de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

8. de Wet toezicht kredietwezen 1992;

9. de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

10. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

11. de Wet inzake de wisselkantoren;

12. de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996; en

13. de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994.

ARTIKEL XII

Indien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, dan wel de termijn voor het indienen van een beroepschrift, tegen een besluit op grond van:

a. de Wet toezicht beleggingsinstellingen;

b. de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

c. de Wet toezicht kredietwezen 1992;

d. de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

e. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

f. de Wet inzake de wisselkantoren;

g. de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996; of

h. de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen het recht zoals het gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

ARTIKEL XIII

De straffen en maatregelen gesteld op strafbare feiten waarvoor ingevolge deze wet slechts een dwangsom of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en die zijn begaan voor de dag waarop deze wet in werking treedt, blijven van toepassing.

ARTIKEL XIV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Bijlage als bedoeld in artikel 33d van de Wet toezicht beleggingsinstellingen

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk VII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1.f  1 000,–

2.f  2 000,–

3.f  12 000,–

4.f  48 000,–

5.f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders, met een eigen vermogen van minder dan f 1 000 000; Factor: 1;

Categorie II: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 2;

Categorie III: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 10 000 000 maar minder dan f 100 000 000; Factor: 3;

Categorie IV: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000.000; Factor: 4;

Categorie V: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000.000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 33f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
83
10 4
11, eerste lid4
13, eerste lid1
14, tweede lid3
16, derde lid4
16, vierde lid3
17, eerste lid1
17, tweede lid1
17, derde lid3
17, vijfde lid4
17, zesde lid3
17, zevende lid4
21 4
22, tweede lid4
232

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
4, eerste lid5
12, vierde lid3
12, vijfde lid3
19, tweede lid3
19, derde lid3
19, vierde lid3
203
27b, tweede lid3
27b, derde lid3
27c, tweede lid3

Bijlage als bedoeld in artikel 48d van de Wet toezicht effectenverkeer 1995

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1.f  1 000,–

2.f  2 000,–

3.f  12 000,–

4.f  48 000,–

5.f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11 , is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van minder dan f 300 000; Factor: 1;

Categorie II: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 300 000 maar minder dan f 600 000; Factor: 2;

Categorie III: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 600 000 maar minder dan f 1 000 000; Factor: 3;

Categorie IV: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 4;

Categorie V: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschapppen met een eigen vermogen van ten minste f 10 000 000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 48f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
6, tweede lid3
7, derde lid4
7, zevende lid3
11a, eerste lid1
11a, tweede lid1
12, tweede lid4
12, vierde lid4
13, eerste lid1
13, vijfde lid1
13, zesde lid, eerste volzin3
13, zesde lid, tweede volzin4
13, achtste lid1
14, eerste lid1
14, vierde lid4
15, tweede lid2
16, dertiende lid4
19, derde lid3
21, zesde lid1
22, derde lid3
233
24, eerste lid3
24, derde lid3
28, derde lid4
28a, tweede lid4
28a, vierde lid4
36, tweede lid3
36, derde lid3
37, tweede lid3
46b, eerste lid4

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
3, eerste lid5
4, tweede lid3
5, eerste lid4
5, derde lid3
7, eerste lid5
10, tweede lid3
11a, derde lid3
11a, vierde lid3
16, eerste lid3
16, derde lid1
16, achtste lid3
16, negende lid3
16, elfde lid3
16, twaalfde lid2
18, tweede lid3
22, eerste lid4
22, vijfde lid3
28, zesde lid, onder a 3
29, vijfde lid3
36, tweede lid3
36, derde lid3
37, tweede lid3
46, eerste lid5
46a, eerste lid5
46b, derde lid4
46b, vijfde lid3
475

Bijlage als bedoeld in artikel 90d van de Wet toezicht kredietwezen 1992

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XIII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1. f  1 000,–

2. f  2 000,–

3. f  12 000,–

4. f  48 000,–

5. f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van minder dan f 100 000 000; Factor: 1;

Categorie II: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000.000; Factor: 2;

Categorie III: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 1 000 000.000 maar minder dan f 10 000 000.000; Factor: 3;

Categorie IV: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 10 000 000.000 maar minder dan f 100 000 000.000; Factor: 4;

Categorie V: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000.000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem, respectievelijk door haar, te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 90f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
4, eerste lid3
73
10, eerste lid3
10, tweede lid3
10, derde lid3
10, vierde lid3
10, vijfde lid3
11, eerste lid4
11, vijfde lid3
12, tweede lid3
132
14, eerste lid4
16, eerste lid1
16, tweede lid1
16, vijfde lid1
16, zesde lid4
16, achtste lid4
16a, eerste lid1
17, eerste lid1
17, tweede lid1
19, eerste lid3
19, derde lid, tweede volzin3
19, vijfde lid, tweede volzin3
23, eerste lid3
23, derde lid3
23, vierde lid4
23, vijfde lid4
26, zevende lid3
27, tweede lid2
28, tweede lid4
29, tweede lid4
30, eerste lid1
30, tweede lid, eerste volzin1
31, tweede lid4
31, derde lid1
32, tweede lid4
36 3
37 1
43 3
441
48, eerste lid1
48, tweede lid1
48, vijfde lid1
49, eerste lid1
49, tweede lid1
50, eerste lid4
50, tweede lid1
51 1
55, eerste lid3
55, tweede lid4
55, derde lid4
55, vijfde lid1
56, eerste lid4
56, tweede lid4
69 3
81, vijfde lid4
84, tweede lid4
84, derde lid4
84, vierde lid4
85 4

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
65
14, tweede lid3
15, vijfde lid3
24, eerste lid3
24, derde lid3
24, vierde lid3
24, zesde lid3
25, eerste lid3
25a, tweede lid3
25a, derde lid3
26, zevende lid3
27, eerste lid2
28, vijfde lid, onder a 3
30, vierde lid3
30, vijfde lid3
31, eerste lid, onder a5
32, eerste lid, onder a4
32, eerste lid, onder b1
38 5
55, zesde lid3
55, zevende lid3
56a 3
58, eerste lid2
58, tweede lid3
62, eerste lid3
62, tweede lid3
62, derde lid3
63 1
66, tweede lid3
66, derde lid3
66a, tweede lid3
72, derde lid3
82, eerste lid5
82, vierde lid3
83, eerste lid4
83, vierde lid3

Bijlage als bedoeld in artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 10 B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1. f  1 000,–

2. f  2 000,–

3. f  12 000,–

4. f  48 000,–

5. f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 10 miljoen; factor: 1;

Categorie II: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 10 miljoen maar minder dan f 50 miljoen; factor: 2;

Categorie III: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 50 miljoen maar minder dan f 250 miljoen; factor: 3;

Categorie IV: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 250 miljoen maar minder dan f 1 miljard; factor: 4;

Categorie V: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 1 miljard; factor: 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 93f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
17, eerste lid3
17, tweede lid3
17, derde lid3
17, vierde lid, eerste volzin3
17, vijfde lid3
18, eerste lid4
18, tweede lid4
22, tweede lid3
23, derde lid, laatste volzin3
23, vierde lid, tweede volzin3
26, eerste lid, eerste en tweede volzin3
26, tweede lid3
27, tweede lid4
27, derde lid, onderdeel a 4
28, eerste lid3
30, tweede lid3
31, eerste lid3
32, eerste lid2
32, tweede lid, tweede volzin2
33, eerste lid, eerste en derde volzin3
33, eerste lid, tweede volzin4
33, vijfde lid1
33, zesde lid, eerste volzin1
33a, eerste lid, eerste en derde volzin1
34, eerste lid1
34, tweede lid1
35, eerste lid, onderdelen a tot en met d 2
35, tweede lid2
35, derde lid2
36, eerste lid3
36, tweede lid, tweede volzin3
37 3
38, eerste lid, eerste en tweede volzin4
38, tweede lid, eerste en laatste volzin4
38, derde lid4
39, eerste lid4
39, tweede lid4
40, derde lid4
40, vijfde lid4
413
44, eerste lid3
44, tweede lid3
45, eerste lid, eerste en tweede volzin4
45, tweede lid, eerste en laatste volzin4
45, derde lid4
46 4
47, eerste lid4
47, tweede lid4
48 3
49, eerste lid1
49, tweede lid1
49, derde lid1
501
51, eerste lid4
51, tweede lid, eerste volzin4
54, eerste lid2
54, vijfde lid2
55, derde lid2
56, eerste lid4
56, tweede lid4
57, eerste lid3
57, tweede lid3
57, vierde lid3
58 3
59, eerste lid4
63 4
64, eerste lid4
81, eerste lid3
81, zesde lid4
81, zevende lid3
84, zevende lid3
85, tweede lid2

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
115
18, derde lid4
18, vierde lid4
18a 3
23, tweede lid, laatste volzin3
23, derde lid, eerste volzin3
23, vierde lid, tweede volzin3
23, vijfde lid3
27, vijfde lid, eerste volzin3
28, tweede lid3
29, zesde lid, laatste volzin3
30, tweede lid3
30, derde lid3
33a, tweede lid3
33a, derde lid3
33b 3
35, eerste lid, laatste volzin2
44, eerste lid3
44, tweede lid3
51, vierde lid4
63 3
70, derde lid3
82, eerste lid3
82, vierde lid3
82, zesde lid3
84, zevende lid3
85, eerste lid2
86 3
89, tweede lid3
89, derde lid3
90, tweede lid3

Bijlage als bedoeld in artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XI B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1. f  1 000,–

2. f  2 000,–

3. f  12 000,–

4. f  48 000,–

5. f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: schadeverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 10 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 30 miljoen; factor: 1;

Categorie II: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 10 miljoen maar minder dan f 50 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 30 miljoen maar minder dan f 150 miljoen; factor: 2;

Categorie III: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 50 miljoen maar minder dan f 250 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 150 miljoen maar minder dan f 750 miljoen; factor: 3;

Categorie IV: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 250 miljoen maar minder dan f 1 miljard en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 750 miljoen maar minder dan f 3 miljard; factor: 4;

Categorie V: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 1 miljard en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 3 miljard; factor: 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 188f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
28, eerste lid3
28, tweede lid3
28, derde lid3
28, vierde lid, eerste volzin3
28, vijfde lid3
29, eerste lid4
29, tweede lid4
37, eerste lid1
38, eerste lid1
38, tweede lid1
38, vijfde lid1
42, tweede lid3
45, derde lid, laatste volzin3
45, vierde lid, tweede volzin3
49, derde lid3
49, zesde lid3
52, eerste lid3
52, tweede lid3
52, derde lid, tweede volzin3
53, eerste en tweede volzin3
54, tweede lid4
54, derde lid, onderdeel a 4
55, eerste lid3
57, derde lid3
58, eerste lid3
58, tweede lid3
58, derde lid3
58, vierde lid 33
58, vijfde lid3
593
603
61 3
62 3
64, eerste lid3
64, tweede lid3
652
66, eerste lid, eerste en tweede volzin4
66, tweede lid4
66, derde lid4
67, eerste lid4
67, tweede lid4
68, derde lid4
68, vijfde lid4
70, eerste lid3
71, eerste lid2
71, tweede lid, tweede volzin2
72, eerste lid, eerste en derde volzin3
72, eerste lid, tweede volzin4
72, vijfde lid1
72a, eerste lid, eerste en derde volzin1
73, eerste lid1
73, tweede lid1
74, eerste lid2
74, tweede lid2
75, eerste lid2
75, tweede lid2
76, eerste lid3
76, tweede lid, tweede volzin3
77, eerste lid1
77, tweede lid1
77, derde lid1
77, zevende lid1
78, eerste volzin1
80, eerste lid1
80, tweede lid1
80, derde lid1
81, eerste lid1
81, tweede lid1
81, derde lid1
81, zesde lid1
84, eerste lid2
84, tweede lid2
85, eerste lid3
85, derde lid, laatste volzin3
88, eerste lid3
88, tweede lid3
89, eerste lid3
89, tweede lid3
90 2
93, eerste lid3
93, tweede lid3
94, eerste lid, eerste en tweede volzin4
94, tweede lid4
94, derde lid4
95, eerste lid4
95, tweede lid4
96, eerste lid4
96, tweede lid4
97 3
98, eerste lid3
99, eerste lid2
99, tweede lid, tweede volzin2
100, eerste lid, eerste en derde volzin3
100, eerste lid, tweede volzin4
100, vijfde lid1
100, zesde lid, eerste volzin1
100a, eerste lid, eerste en derde volzin1
101, eerste lid1
102, eerste lid2
102, tweede lid2
103, eerste lid, eerste volzin2
103, tweede lid2
104, eerste lid3
104, tweede lid, tweede volzin3
105, eerste lid1
105, tweede lid1
106 1
108 5
109, eerste lid3
109, derde lid3
109, vierde lid3
109, zevende lid3
109, achtste lid3
109, negende lid3
109, tiende lid, tweede volzin3
111, eerste lid1
111, tweede lid1
113, eerste lid1
113, tweede lid1
113, derde lid1
113, vierde lid1
114, eerste lid1
115, eerste lid, eerste volzin4
115, tweede lid, eerste volzin4
116, eerste lid1
116, tweede lid1
116, derde lid1
118, eerste lid1
118, tweede lid1
118, derde lid1
118, vierde lid1
118, vijfde lid1
119 1
120, eerste lid, eerste volzin4
120, tweede lid, eerste volzin4
123, eerste lid2
125, tweede lid2
126 2
128, derde lid2
131, eerste lid2
131, vijfde lid2
132, eerste lid2
133, tweede lid2
134 2
136, derde lid2
137, eerste lid4
138, eerste lid3
138, tweede lid3
138, vierde lid3
1393
140, eerste lid4
141, eerste lid4
141, derde lid4
143, eerste lid4
144, eerste lid3
144, tweede lid3
144, vierde lid3
145 3
146, eerste lid4
147, eerste lid4
147, tweede lid4
147, derde lid4
152 4
153, eerste lid4
154 4
174, eerste lid3
174, zesde lid4
174, zevende lid3
176, zevende lid3
177, tweede lid2
186, derde lid1

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
13, vijfde lid, eerste volzin3
13, zesde lid, tweede volzin3
14, tweede lid1
24, eerste lid5
29, derde lid4
29, vierde lid4
29a 3
45, tweede lid, laatste volzin3
45, derde lid, eerste volzin3
45, vierde lid, tweede volzin3
45, vijfde lid3
54, vijfde lid, eerste volzin3
55, tweede lid3
56, zesde lid, laatste volzin3
57, derde lid3
57, vierde lid3
72a, tweede lid3
72a, derde lid3
72b 3
82, eerste lid, laatste volzin3
82, tweede lid3
85, tweede lid, tweede volzin3
85, derde lid, eerste volzin3
85, vierde lid3
93, eerste lid3
93, tweede lid3
100a, tweede lid3
100a, derde lid3
103, eerste lid, laatste volzin2
115, vijfde lid4
120, vierde lid4
152 3
154 3
161, derde lid3
175, eerste lid3
175, vierde lid3
175, zesde lid3
176, zevende lid3
177, eerste lid2
178, eerste lid2
179, tweede lid2
179, negende lid3
180 3
181, eerste lid3
181, tweede lid3
181, derde lid3
181, zesde lid, laatste volzin3
181, zevende lid3
184, tweede lid3
184, derde lid3
185, tweede lid3

Bijlage als bedoeld in artikel 23c van de Wet inzake de wisselkantoren

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 5 A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1. f  1 000,–

2. f  2 000,–

3. f  12 000,–

4. f  48 000,–

5. f 192 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar opbrengst respectievelijk balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor2:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van minder dan f 100 000; Factor: 3;

Categorie II: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 100 000 maar minder dan f 200 000; Factor: 2;

Categorie III: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 200 000 maar minder dan f 500 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van minder dan f 100 000 000; Factor: 1;

Categorie IV: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 500 000 maar minder dan f 1 000 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000.000; factor: 2;

Categorie V: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 1 000 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 1 000 000.000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 3;

Categorie VI: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 10 000 000.000 maar minder dan f 100 000 000.000; factor: 4;

Categorie VII: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000.000; factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar opbrengst respectievelijk balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent de opbrengst respectievelijk balanstotaal niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie VII van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 23e, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
3, zesde lid2
9, eerste lid3
9, tweede lid3
12, tweede lid3

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
4, eerste lid5
5, derde lid3
10 3
11 3
16 4
20, tweede lid3
20, derde lid3

Bijlage als bedoeld in artikel 13c van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996

Artikel 1

Voor de onderstaande overtredingen, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk IV A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1. f  1 000,–

2. f  2 000,–

3. f  12 000,–

4. f  48 000,–

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
2, eerste lid4
2, tweede lid4
3, eerste lid4
6, eerste lid, aanhef en onder a en b 4
6, eerste lid, aanhef en onder c, d en e2
8, eerste lid, tweede volzin1
8, derde lid2
8, vierde lid2
14, tweede lid4

Artikel 2

Op grond van artikel 13e, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.

Bijlage als bedoeld in artikel 9c van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9a tot en met 9k van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:Bedrag (vast tarief):

1.f  5 000,–

2.f 10 000,–

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van minder dan f 1 000 000; Factor: 1;

Categorie II: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 5 000 000; Factor: 2;

Categorie III: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 5 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 4;

Categorie IV: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 10 000 000; factor: 10.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, bedoeld in het eerste lid1 .

3. Indien de gegevens omtrent de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie IV van toepassing.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
7, eerste lid1
7, tweede lid1

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:Tariefnummer
7, derde lid2
7, vierde lid2

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot beleggingsinstellingen en bewaarders (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.

XNoot
2

Onder eigen vermogen wordt in dit verband verstaan:

– ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen:

het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening; – in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; en – in geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot vergunninghoudende effecteninstellingen c.q. erkende effectenbeurzen (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen/ beurzen) richten.

XNoot
2

Onder eigen vermogen wordt in dit verband verstaan:

– ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen: het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening;

– in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; en

– in geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de instellingen (kredietinstellingen en financiële instellingen). In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de natura-uitvaart-verzekeraars. In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief natura-uitvaart-verzekeraars) richten.

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot verzekeraars. In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief verzekeraars) richten.

XNoot
1

In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot instellingen (geregistreerde wisselkantoren, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de Wtk 1992). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.

XNoot
2

Onder opbrengst wordt in dit verband verstaan het bedrag aan totale baten overeenkomstig rubriek 2500 van het rapportageformulier wisselkantoren.

XNoot
1

Aangezien voor geen enkel artikellid geldt dat ten aanzien van alle normgeadresseerden, ongeacht de indeling in een bepaalde categorie, bedoeld in artikel 2, een boete van ten hoogste 10 000 gulden kan worden opgelegd, worden in deze bijlage geen artikelen op rond van artikel 9e, tweede lid, aangewezen.

Naar boven