25 741
Regels inzake het treffen van voorzieningen ten behoeve van remigratie (Remigratiewet)

nr. 31d
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 maart 1999

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat1 heeft op 22 maart 1999 een brief geschreven aan de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid over de verdere afhandeling van het bovengenoemde wetsvoorstel.

De minister heeft hierop gereageerd bij brief van 25 maart 1999. De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde overleg.

De voorzitter van de commissie,

Stoffelen

De griffier van de commissie,

Hordijk

Den Haag, 22 maart 1999

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

de heer mr. R.H.L.M. van Boxtel

Postbus 20011

2500 EA DEN HAAG

Betreft: Remigratiewet

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat heeft met erkentelijkheid kennis genomen van uw brief over bovenstaand onderwerp (25 741 Nr. 31c) in vervolg op het mondeling overleg terzake van 23 februari jl. Uit deze brief kan de commissie evenwel niet opmaken welke procedure u voor ogen hebt voor afhandeling van het onderhavige wetsvoorstel al of niet in samenhang met het aangekondigde wetsvoorstel dat op 19 februari de instemming in de ministerraad heeft verworven, waarin de taken van de Sociale Verzekeringsbank, als zelfstandig bestuursorgaan, voor de uitvoering van de Remigratiewet vastgelegd moeten worden en waarin de voorziene juridisch-technische aanpassingen geregeld moeten zijn als vermeld in uw bovengenoemde brief.

Gelet op de samenhang in beide wetsvoorstellen verzocht de commissie u zo spoedig mogelijk mee te delen welke klemmende redenen er zouden zijn om het onderhavige wetsvoorstel afzonderlijk af te handelen.

De commissie wil u overigens verzekeren te willen bevorderen dat het onderwerp zelf in zijn geheel nog in deze samenstelling van de Eerste Kamer met de huidige woordvoerders wordt afgedaan als zij daartoe tijdig in de gelegenheid wordt gesteld.

Chr.L. Baljé,

Griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,

Postbus 20017,

2500 EA Den Haag

25 maart 1999

Bij brief van 22 maart j.l. vraagt u mij welke procedure ik voor ogen heb voor afhandeling van het wetsvoorstel Remigratiewet. Dit vanwege de samenhang met het wetsvoorstel waarin onder meer de uitvoeringstaken van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake remigratie expliciet in de wet worden opgenomen. Tevens vraagt u of er ook klemmende redenen zijn om het wetsvoorstel Remigratiewet afzonderlijk te behandelen.

Gaarne ga ik op de door u gestelde vragen in.

Zoals ook blijkt uit de indiening van het wetsvoorstel Remigratiewet op 14 april 1998 bij uw kamer en de daarna gewisselde stukken ga ik ervan uit dat dit bij u reeds aanhangige wetsvoorstel separaat wordt afgehandeld. Het bovengenoemde wijzigingswetsvoorstel SVB dat nu voor advies aan de Raad van State is aangeboden, is technisch van aard. Dit wetsvoorstel was voorzien en ook eerder aangekondigd en staat behandeling van het wetsvoorstel Remigratiewet niet in de weg.

Uw vraag of er ook los van het voorgaande klemmende redenen zijn om de behandeling van het bij uw kamer aanhangige wetsvoorstel nu af te ronden en niet met het oog op het wijzigingswetsvoorstel te temporiseren, beantwoord ik op de navolgende gronden bevestigend.

Het kabinet heeft reeds in juni 1996 in de Hoofdlijnennotitie remigratiebeleid (kamerstukken II 1995/96, 24 401, nr. 19) toegezegd het remigratiebeleid voort te zetten, beter te faciliteren en uit een oogpunt van rechtszekerheid van een directe wettelijke basis te voorzien. De huidige remigratieregelingen (algemene maatregelen van bestuur) vinden hun wettelijke basis tot dusver in één artikel van de Emigratiewet.

Dit heeft ertoe geleid dat vanaf die periode veel personen die willen remigreren hun vertrek hebben opgeschort met het oog op de nieuwe voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een ziektekostenverzekering, individualisering en indexering van de uitkeringen. Deze groep verkeert nu reeds jaren in de onzekerheid van uitgesteld vertrek.

Met het oog op hun belangen meen ik dat er goede gronden moeten zijn om nu tot vertraging te besluiten. Opgemerkt wordt dat ook de vaststelling van de onderliggende regelgeving bepalend is voor het moment van inwerkingtreding. Immers aanbieding van de algemene maatregelen van bestuur aan de Raad van State is afhankelijk van het resultaat van de behandeling in uw kamer. Voorts dient nog één algemene maatregel van bestuur bij de Tweede Kamer te worden voorgehangen. Hoe eerder er zekerheid is over het voorzieningenniveau des te eerder kunnen de algemene maatregelen van bestuur aan de Raad van State worden voorgelegd.

De door mij voorzien spoedige behandeling van het wetsvoorstel Remigratiewet is ook mogelijk. Dit wetsvoorstel regelt namelijk in hoofdlijnen de inhoud van het nieuwe remigratiebeleid. De SVB is reeds jaren verantwoordelijk voor de uitvoering van de huidige remigratieregelingen. Ten behoeve van die uitvoering is een overeenkomt tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de SVB van kracht. De uitvoering van het remigratiebeleid is in eerder genoemde overeenkomst goed geregeld. Er is sprake van een bestaande en handhaafbare praktijk. De uitvoeringssituatie zal niet wijzigen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Remigratiewet. Dit houdt in dat de nieuwe Remigratiewet in werking kan treden en dat daarbij de genoemde overeenkomst met de SVB van kracht kan blijven totdat het wijzigingswetsvoorstel eveneens tot wet is verheven. Dat het kabinet een afzonderlijk wetsvoorstel heeft aangekondigd, waarin de uitvoering van de remigratie wordt geregeld, komt dan ook niet voort uit de veronderstelling dat de Remigratiewet in combinatie met genoemde overeenkomst niet in werking zou kunnen treden, maar heeft te maken met het feit dat op grond van de Aanwijzigingen van de regelgeving uitvoering van overheidstaken door zelfstandige bestuursorganen (zbo's) bij of krachtens de wet worden geregeld. De SVB is zo'n zbo.

De overige bepalingen van het wijzigingswetsvoorstel zijn van zodanige juridisch-technische aard dat het wetsvoorstel Remigratiewet hierdoor niet inhoudelijk wordt gewijzigd, waardoor spoedige behandeling ervan eveneens niet wordt belemmerd.

Het streven is er overigens op gericht, mede gelet op de procedure met betrekking tot de onderliggende regelingen, om beide wetten tegelijk in werking te laten treden. Of het streven naar gelijktijdige inwerkingtreding daadwerkelijk gerealiseerd zal worden, zal in dit licht bezien mede moeten afhangen van de voortgang van de parlementaire behandeling van het wijzigingswetsvoorstel SVB. Mocht onverhoopt de parlementaire behandeling van dit laatstgenoemde wetsvoorstel lang gaan duren dan kan er een moment komen dat, gelet op de belangen van de doelgroepen, de Remigratiewet eerder in werking treedt. Om die reden is afzonderlijke behandeling van het wetsvoorstel Remigratiewet noodzakelijk.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XNoot
1

Samenstelling: Postma (CDA), Tiesinga-Autsema (D66), Holdijk (SGP), van Dijk (CDA), de Beer (VVD), Batenburg, Rensema (VVD), Schoondergang-Horikx (GL), Jurgens (PvdA), Bierman, Wiegel (VVD) (plv. voorzitter), Hirsch Ballin (CDA), Stoffelen (PvdA) (voorzitter) en Ruers (SP).

Naar boven