25 474
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten met het oog op de aanpassing van enkele strafbepalingen in verband met de verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEG L 341) en de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, Bijlage 1C, Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trb. 1995, 130)

nr. 6d
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 1999

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, een notitie aan over de samenwerking tussen Europese douanediensten bij de bestrijding van namaak en piraterij.

Deze notitie heb ik uw Kamer toegezegd op 23 februari 1999 tijdens de mondelinge behandeling van wetsvoorstel 25 474 (bestrijding namaak en piraterij) naar aanleiding van een vraag van het lid van uw Kamer, de heer prof. dr. E. M. H. Hirsch Ballin.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Tekst ter beantwoording van de vraag van het kamerlid Hirsh Ballin inzake de samenwerking tussen Europese douanediensten bij de bestrijding van namaak en piraterij

De controle op goederen die in het vrije verkeer van de Europese Unie worden gebracht, vindt plaats aan de Europese buitengrenzen. De douanediensten van de lidstaten zijn op basis van Verordening 241/99 en Verordening 3295/94 (hierna Verordening Namaak) bevoegd op te treden tegen het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling (bijvoorbeeld de regeling douanevervoer of actieve veredeling) van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen, voor handelsdoeleinden. De douanediensten kunnen daarbij zowel ambtshalve dat wil zeggen op eigen initiatief, als op verzoek van een merkhouder optreden. De procedures voor het doen van een verzoek aan de douaneautoriteiten door de merkhouder alsmede de procedure die door de douanediensten dient te worden gevolgd wanneer nagemaakte goederen worden aangetroffen is neergelegd in de Verordening. Hierdoor wordt een uniforme toepassing van de gemeenschappelijke regels door alle Europese douanediensten verzekerd.

De douane doet per kwartaal melding aan de Europese Commissie van de hoeveelheid nagemaakte goederen die is aangetroffen. In 1998 trof de douane in ruim 900 gevallen nagemaakte goederen aan. De hoeveelheid nagemaakte goederen per constatering varieerde van relatief kleine tot grote hoeveelheden goederen.

Wederzijdse bijstand

De Europese douanediensten kunnen elkaar op basis van Verordening 515/97 inzake wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten, bijstand verlenen bij de bestrijding van namaak en piraterij. Dit houdt in dat de doanediensten van de Europese Unie zowel spontaan als op verzoek informatie uitwisselen over goederenzendingen die mogelijk verband houden met nagemaakte of gepirateerde goederen. Van deze mogelijkheid wordt tot nu toe slechts incidenteel gebruik gemaakt. In de toekomst zal de samenwerking tussen de Europese douanediensten meer gestalte krijgen. Dit is het gevolg van een wijziging van de Verordening Namaak per 1 januari 1999 (Vo. 241/99). Deze wijziging houdt in dat met ingang van 1 januari 1999 de bescherming van het zogenaamde Gemeenschapsmerk onder de werking van de Verordening valt.

Dit gemeenschapsmerk bestaat sinds 1 april 1996 en is gebaseerd op een communautaire merkenregeling op basis waarvan ondernemingen door een uniforme procedure het recht kunnen verwerven om gebruik te maken van gemeenschapsmerken met hetzelfde recht op bescherming en dezelfde rechtsgevolgen op het gehele grondgebied van de gemeenschap.

De wijziging van de Verordening Namaak per 1 januari 1999 heeft tot gevolg dat de houder van een gemeenschapsmerk de mogelijkheid krijgt om in één lidstaat een verzoek om douanebescherming van een merk in te dienen wanneer men «bescherming» wenst voor de hele Gemeenschap. De houder van het recht dient het verzoek in in de lidstaat van zijn keuze met vermelding van de lidstaten waar eveneens om optreden wordt verzocht. Deze wijziging van de Verordening zal meer samenwerking tussen de douanediensten in de vorm van informatie-uitwisseling en het afstemmen van controles, tot gevolg hebben.

Naar boven