nr. 6d
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 1999
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
een notitie aan over de samenwerking tussen Europese douanediensten bij de
bestrijding van namaak en piraterij.
Deze notitie heb ik uw Kamer toegezegd op 23 februari 1999 tijdens de
mondelinge behandeling van wetsvoorstel 25 474 (bestrijding namaak en
piraterij) naar aanleiding van een vraag van het lid van uw Kamer, de heer
prof. dr. E. M. H. Hirsch Ballin.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Tekst ter beantwoording van de vraag van het kamerlid
Hirsh Ballin inzake de samenwerking tussen Europese douanediensten bij de
bestrijding van namaak en piraterij
De controle op goederen die in het vrije verkeer van de Europese Unie
worden gebracht, vindt plaats aan de Europese buitengrenzen. De douanediensten
van de lidstaten zijn op basis van Verordening 241/99 en Verordening 3295/94
(hierna Verordening Namaak) bevoegd op te treden tegen het in het vrije verkeer
brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling
(bijvoorbeeld de regeling douanevervoer of actieve veredeling) van nagemaakte
of door piraterij verkregen goederen, voor handelsdoeleinden. De douanediensten
kunnen daarbij zowel ambtshalve dat wil zeggen op eigen initiatief, als op
verzoek van een merkhouder optreden. De procedures voor het doen van een verzoek
aan de douaneautoriteiten door de merkhouder alsmede de procedure die door
de douanediensten dient te worden gevolgd wanneer nagemaakte goederen worden
aangetroffen is neergelegd in de Verordening. Hierdoor wordt een uniforme
toepassing van de gemeenschappelijke regels door alle Europese douanediensten
verzekerd.
De douane doet per kwartaal melding aan de Europese Commissie van de hoeveelheid
nagemaakte goederen die is aangetroffen. In 1998 trof de douane in ruim 900
gevallen nagemaakte goederen aan. De hoeveelheid nagemaakte goederen per constatering
varieerde van relatief kleine tot grote hoeveelheden goederen.
Wederzijdse bijstand
De Europese douanediensten kunnen elkaar op basis van Verordening 515/97
inzake wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de
lidstaten, bijstand verlenen bij de bestrijding van namaak en piraterij. Dit
houdt in dat de doanediensten van de Europese Unie zowel spontaan als op verzoek
informatie uitwisselen over goederenzendingen die mogelijk verband houden
met nagemaakte of gepirateerde goederen. Van deze mogelijkheid wordt tot nu
toe slechts incidenteel gebruik gemaakt. In de toekomst zal de samenwerking
tussen de Europese douanediensten meer gestalte krijgen. Dit is het gevolg
van een wijziging van de Verordening Namaak per 1 januari 1999 (Vo. 241/99).
Deze wijziging houdt in dat met ingang van 1 januari 1999 de bescherming van
het zogenaamde Gemeenschapsmerk onder de werking van de Verordening valt.
Dit gemeenschapsmerk bestaat sinds 1 april 1996 en is gebaseerd op een
communautaire merkenregeling op basis waarvan ondernemingen door een uniforme
procedure het recht kunnen verwerven om gebruik te maken van gemeenschapsmerken
met hetzelfde recht op bescherming en dezelfde rechtsgevolgen op het gehele
grondgebied van de gemeenschap.
De wijziging van de Verordening Namaak per 1 januari 1999 heeft tot gevolg
dat de houder van een gemeenschapsmerk de mogelijkheid krijgt om in één
lidstaat een verzoek om douanebescherming van een merk in te dienen wanneer
men «bescherming» wenst voor de hele Gemeenschap. De houder van
het recht dient het verzoek in in de lidstaat van zijn keuze met vermelding
van de lidstaten waar eveneens om optreden wordt verzocht. Deze wijziging
van de Verordening zal meer samenwerking tussen de douanediensten in de vorm
van informatie-uitwisseling en het afstemmen van controles, tot gevolg hebben.