Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25398 nr. 63f |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25398 nr. 63f |
Ontvangen 26 april 1999
Wij hebben verheugd ervan kennisgenomen dat de memorie van antwoord slechts aanleiding heeft gegeven tot het stellen van enkele nadere vragen door de leden van de fractie van het CDA. In deze nadere memorie van antwoord zullen wij trachten deze vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden.
Ingenomen zijn wij met de constatering van het feit dat de leden van de CDA-fractie, zo begrijpen wij deze leden, zich in beginsel kunnen verenigen met de wijze waarop de voorgestelde regeling voorziet in een nieuw wettelijk kader waarbinnen «zachte» opsporingsgegevens met betrekking tot bepaalde categorieën van ernstige misdrijven kunnen worden opgeslagen in bijzondere politieregisters. Wel zouden deze leden nog graag van ons vernemen welke de belangrijkste categorieën misdrijven zijn die regelmatig in de CID- en grijze veld-registers voorkomen, maar die in de toekomst zullen moeten verwijderd.
Wat betreft de verwijdering van de thans opgeslagen gegevens in de CID- en grijze veld-registers zouden wij in de eerste plaats de aandacht willen vestigen op artikel II van het wetsvoorstel. Op grond van dit artikel kunnen de gegevens die op dit moment zijn opgeslagen nog een jaar na de inwerkingtreding van de gewijzigde wetgeving in de bijzondere politieregisters opgenomen blijven. Na deze termijn zal opslag alleen maar kunnen plaatsvinden overeenkomstig de gewijzigde Wet politieregisters.
In het kader van de adviesaanvraag over de invulling van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 1, eerste lid, onder k, onderdeel 3°, hebben politie en justitie van de gelegenheid gebruik gemaakt om ons ook te wijzen op een aantal misdrijven in verband waarmee opslag van gegevens onder de nieuwe wetgeving niet meer, dus ook niet in de algemene maatregel van bestuur, mogelijk zal zijn. Het gaat dan om misdrijven die niet zijn genoemd in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, maar waarvan wel wordt gesteld dat zij vanwege hun aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. De misdrijven die tot deze categorie behoren, betreffen de feiten die zijn omschreven in de artikelen 177 (omkoping ambtenaar), 272 (schending ambts/beroepsgeheim) en 362 (omkoping tot niet met ambtsplicht strijdige handeling) van het Wetboek van Strafrecht.
Naast deze misdrijven in verband waarmee in de toekomst geen registratie in het voorlopig register en in het register zware criminaliteit meer kan plaatsvinden, wijzen wij erop dat de huidige CID-regelgeving ook opslag van gegevens toelaat met betrekking tot misdrijven die gezien hun frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, zonder dat het vereiste van opname in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geldt. Ook ten aanzien van deze categorieën van misdrijven kan na de onderhavige wijziging van de Wet politieregisters geen registratie meer in het voorlopig register en het register zware criminaliteit plaatsvinden. Dit betekent overigens niet dat in concrete zaken waarin de noodzaak tot registratie van «zachte opsporingsinformatie» met betrekking tot een van de misdrijven, behorende tot deze categorieën, zich voordoet in het geheel niet mogelijk is. De aanleg van een tijdelijk register kan immers in dat soort gevallen uitkomst bieden.
Het gebruik van die «zachte» gegevens voor de opsporing van andere strafbare feiten is dan in beginsel echter niet toegestaan. Registratie van gegevens in een tijdelijk register is ook mogelijk wanneer onder gelijke omstandigheden de artikelen 177, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht in het geding zijn.
De tweede vraag van de leden van de fractie van het CDA betrof de mate van toezicht op de CID- en grijze veld-registers de afgelopen jaren. In de memorie van antwoord hebben wij in algemene zin aangegeven dat het toezicht op de politieregisters beter kan dan in het verleden heeft plaatsgevonden. Dit oordeel raakt – zo verduidelijken wij de desbetreffende passage in de memorie van antwoord – het functioneren van de Begeleidingscommissie CID niet. De Begeleidingscommissie CID is rond de inwerkingtreding van de eerste CID-regeling op 28 augustus 1987 ingesteld en heeft op 1 april 1993 haar werkzaamheden beëindigd. Voor wat betreft de aard van de werkzaamheden van deze commissie zouden wij willen verwijzen naar de bij deze nadere memorie van antwoord gevoegde instellingsbeschikkingen.1 Daaruit blijkt dat de Begeleidingscommissie CID niet tot een van haar taken behoefde te rekenen het houden van toezicht op de inhoud van de CID- en grijze veld-registers. De jaarverslagen van de Begeleidings-commissie CID liggen opgeslagen bij de divisie Centrale Recherche lnformatie van het Korps landelijke politiediensten.
Over de toezichthoudende taak van de Registratiekamer met betrekking tot de politieregisters merken wij het volgende op. Op grond van artikel 26 van de Wet politieregisters is de Registratiekamer belast met het toezicht op de werking van de politieregisters overeenkomstig het bij of krachtens de wet bepaalde. Het is u reeds bekend dat de taak van de Registratiekamer, voor zover het betreft de inhoud van de politieregisters, erop neer komt dat de Kamer erop toeziet dat de beheerder en de verantwoordelijke officier van justitie de registers voeren overeenkomstig de geldende regelgeving (kamerstukken II, 25 398, nr. 3, blz. 10). Eerstverantwoordelijk voor het juist gebruik van de politieregisters zijn dan ook de korpsleiding en het openbaar ministerie. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee dat interne maatregelen met het oog op de controle van het handelen overeenkomstig het bij of krachtens de wet bepaalde moeten worden geïmplementeerd.
Het toezicht van de Registratiekamer vindt plaats op verschillende manieren. Het stimuleren van het voldoen aan de reglementsplicht en het onderzoeken van bepaalde registraties naar aanleiding van een klacht of een verzoek om bemiddeling zijn daarvan voorbeelden. De Registratiekamer heeft blijkens haar publicaties regelmatig invulling gegeven aan deze vormen van toezicht. Controles ter plaatse die in het bijzonder betrekking hebben op de wijze waarop de regionaal verantwoordelijken hun CID- en grijze veld-registers voerden, zijn in het verleden niet uitgevoerd. Wel heeft de Registratiekamer in 1996 het regionaal politiekorps Groningen onderworpen aan een proef-audit. Voorwerp van deze privacy-audit vormden ook de informatiesystemen van de RCID van het politiekorps Groningen. In de toekomst wil de Registratiekamer deze audits ook specifiek gericht op de bijzondere politieregisters uitvoeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19981999-25398-63f.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.