25 392
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

nr. 46e
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 augustus 1999

De commissie Justitie1 heeft op 28 juni 1999 een brief geschreven aan de minister van Justitie inzake de tekst plaatsing van de Wet op de rechterlijke organisatie in Stb.1999, 195, (bijlage 1). De minister heeft deze brief bij brief van 16 juli 1999 beantwoord (bijlage 2).

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde overleg.

De voorzitter van de commissie,

Hirsch Ballin

De griffier van de commissie,

Hordijk

BIJLAGE 1

Aan de minister van Justitie

mr. A. H. Korthals

Schedeldoekshaven 100

2511 EX Den Haag

Den Haag, 28 juni 1999

Namens de commissie Justitie breng ik het volgende onder uw aandacht.

Tijdens de behandeling van wetsvoorstel

25 392 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

heeft de woordvoerder van de CDA-fractie, de heer Hirsch Ballin, aandacht gevraagd voor het dubbel voorkomen van artikel 111 in de Wet op de rechterlijke organisatie, wanneer het genoemde wetsvoorstel tot wet zou zijn verheven (Handelingen I, 1998–1999, nr. 26, blz. 1173, middenkolom). U heeft hierop in tweede termijn gereageerd met de mededeling dat, naar het zich liet aanzien, dit een onvolkomenheid betrof die door middel van reparatiewetgeving zou moeten worden hersteld (idem blz. 1195, middenkolom).

In de herplaatsing van de Wet op de rechterlijke organisatie in Staatsblad 1999, nr. 195 komt artikel 111 echter maar één keer voor, terwijl de commissie zich niet kan herinneren dat reparatiewetgeving heeft plaatsgevonden. De commissie zal gaarne vernemen hoe dit mogelijk is.

De griffier van de commissie,

mr. Marianne Hordijk

BIJLAGE 2

Aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor Justitie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

16 juli 1999

In antwoord op de brief van de griffier van uw commissie van 28 juni 1999 inzake de tekstplaatsing van de Wet op de rechterlijke organisatie in Stb. 1999, 195, deel ik u het volgende mee.

In de genoemde tekstplaatsing is artikel 111 van de Wet op de rechterlijke organisatie inderdaad slechts eenmaal opgenomen. Volgens de geldende tekst van de Wet op de rechterlijke organisatie behoort tot de wet echter nog een tweede artikel 111, dat (naast het gelijkluidende artikel 146) nogmaals de citeertitel van de wet bevat. Zoals ik bij de behandeling van het wetsvoorstel reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket in de Eerste Kamer heb aangegeven, betreft dit een wetstechnische onvolkomenheid, die door middel van reparatiewetgeving moet worden hersteld. Deze reparatie zal strekken tot schrapping van het artikel 111 dat de citeertitel bevat.

Deze reparatie heeft nog niet plaatsgevonden. Dit betekent dat de tekstplaatsing van de Wet op de rechterlijke organisatie in Stb. 1999, 195 op dit punt onjuist is, aangezien de tekstplaatsing hier niet overeenstemt met de geldende wettekst.

Door een misverstand bij het opstellen van de integrale tekst is het bewuste artikel 111 daaruit reeds weggelaten. Bij een verschil tussen een tekstplaatsing en de wettekst zoals deze blijkt uit de in het Staatsblad gepubliceerde wijzigingswetten prevaleert de laatstgenoemde tekst. Om evenwel enig misverstand daaromtrent te voorkomen, zal binnenkort een verbeterblad op Stb. 1999, 195 worden uitgebracht, waarin de tekstplaatsing alsnog in overeenstemming wordt gebracht met de geldende wettekst.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Hirsch Ballin (CDA) (voorzitter), Ruers (SP), Lodders-Elfferich (CDA), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Kohnstamm (D66), Kneppers-Heijnert (VVD), Timmerman-Buck (CDA), De Wolff (GL).

Naar boven