nr. 25c
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 1999
Naar ik inmiddels heb vernomen zal uw Kamer het voorstel voor een nieuwe
Wet op het Notarisambt (wetsvoorstel 23 706) niet op 2 februari behandelen.
Het voorstel is nu geagendeerd op 16 maart a.s. Dit uitstel heeft gevolgen
voor de wijze waarop ik mij had voorgenomen de invoering per 1 juli a.s. voor
te bereiden.
Het wetsvoorstel bevat een overgangsregeling voor de invoering van vrije
tarieven in de onroerendgoedpraktijk, alsmede een voorziening die het mogelijk
moet maken de effecten daarvan op de toegankelijkheid, de kwaliteit en de
continuïteit van het notariaat te kunnen volgen. Het wetsvoorstel voorziet
in de instelling van een onafhankelijke monitorcommissie. In mijn brief aan
de Eerste en de Tweede Kamer van 19 november 1998 heb ik op hoofdlijn aangegeven
op welke wijze ik mij voorstel de monitor vorm te geven. De monitorcommissie
zal een en ander na haar formele installatie dienen te finaliseren, waarna
ik u daarover nader kan informeren. Zoals ik in voornoemde brief uiteen heb
gezet, zal bij de monitor een extern bureau worden ingeschakeld.
De voorbereiding van de monitor en de werving van dat bureau zijn thans
in volle gang. Van de onderzoeksopzet maakt een meting deel uit die noodzakelijkerwijze
vóór de inwerkingtreding van de wet dient plaats te vinden.
De voorbereiding en uitvoering daarvan vergen enkele maanden. Ik heb in
de nadere memorie van antwoord vermeld dat en waarom dit wetsvoorstel naar
mijn oordeel op 1 juli 1999 in werking dient te treden. De zorgvuldige voorbereiding
van de monitor maakt het om die reden noodzakelijk dat de monitorcommissie
besluiten neemt over de onderzoeksopzet en de aanbesteding van het onderzoek.
Omdat pas formeel op de datum van inwerkingtreding van de wet de commissie
geïnstalleerd kan worden, zal ik de toekomstige leden van de commissie
verzoeken mij op korte termijn te adviseren over de opzet en aanbesteding
van het onderzoek. De commissie zal met dat doel als voorlopige commissie
worden geïnstalleerd. Uiteraard zal de commissie, wanneer
zij met derden overeenkomsten sluit in verband met het onderzoek, in die overeenkomsten
moeten voorzien in de situatie dat u onverhoopt het wetsvoorstel niet zou
aanvaarden.
Ik realiseer mij dat ik daarmee enigszins vooruitloop op de behandeling
van het wetsvoorstel door uw Kamer. Ik ga er vanuit dat u daarvoor gegeven
dit tijdpad begrip op kunt brengen.
Een afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Justitie,
M. J. Cohen