25 727
Wijziging van de Wet op de kansspelen (speelautomaten)

nr. 332b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 juli 1998

Wij hebben met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Justitie. De in het voorlopig verslag gestelde vragen beantwoorden wij zoveel mogelijk in de volgorde van het verslag.

Op verzoek van de leden van de VVD-fractie voegen wij een geïntegreerde vergelijking van de oude en nieuwe teksten van de gewijzigde artikelen als bijlage toe. Voorts kunnen wij bevestigen dat de interpretatie die deze leden geven aan de eis, gesteld in het vierde lid, onder 3, van artikel 30c, betreffende toegangsmogelijkheden van hoogdrempelige naar laagdrempelige inrichtingen en omgekeerd, inderdaad correct is.

Naar aanleiding van de eerste vraag van de leden van de CDA-fractie merken wij op, dat hoogdrempelige inrichtingen wel degelijk zelf nog de keuze hebben om voor één automaat een vergunning aan te vragen. Het is slechts zo dat de gemeenten indien daarom gevraagd wordt, een vergunning voor twee automaten moeten verlenen. Voorts brengen wij in herinnering dat het kabinet ook tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft willen vasthouden aan de oorspronkelijke bepaling, waarin voor de gemeenten slechts een maximum aantal toe te laten kansspelautomaten werd bepaald. Door het aannemen van het amendement-Van Heemst e.a. (kamerstukken II 1997/98, 25 727, nr. 8), dat wij tijdens de mondelinge behandeling zeer sterk hebben ontraden, heeft uiteindelijk de Tweede Kamer de vrijheid voor gemeenten om geen, één dan wel twee kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen toe te laten, uit het wetsvoorstel gehaald.

Het aantal van 30 000 à 60 000 gokverslaafden, waarnaar de leden van de CDA-fractie vragen, komt uit het advies van de Commissie Kansspelautomaten (commissie Nijpels) uit het jaar 1995. De Commissie baseert zich voor deze schatting, die is overgenomen in de kabinetsnota Kansspelen herijkt uit hetzelfde jaar, op diverse onderzoeken. Overigens benadrukt de Commissie zelf dat de exacte kwantificering van het aantal gokverslaafden moeilijk is, mede omdat bij de onderzoeken waarop een dergelijke kwantificering moet worden gebaseerd veelal gebruik wordt gemaakt van verschillende definities en onderzoeksmethoden. Ook bij de parlementaire discussie naar aanleiding van het rapport Kansspelen herijkt is dit ter sprake geweest (kamerstukken II, 24 557, nr. 4, vraag 18).

De CDA-fractie vraagt voorts naar de handhaving van de minimumleeftijd van 18 jaar. Ten eerste wijzen wij erop dat er na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in laagdrempelige inrichtingen geen kansspelautomaten meer aanwezig mogen zijn, terwijl voor automatenhallen een toegangscontrole wordt ingevoerd. In hoogdrempelige inrichtingen zal de handhaving van de leeftijdsgrens deels geschieden door de houders van de aanwezigheidsvergunning (zoals bijvoorbeeld de uitbater van een café), die daartoe op grond van het nieuwe artikel 30g verplicht zullen zijn. Het feit dat velen van hen ook nu reeds op eigen initiatief een verbod tot het spelen op kansspelautomaten voor minderjarigen hanteren, geeft mij het vertrouwen dat deze vorm van zelfcontrole ook in de toekomst een belangrijke factor bij de handhaving zal zijn. Daar komt nog bij, dat ervoor is gekozen om, anders dan waar het gaat om het gebruik van tabak of alcohol, ten aanzien van het spelen op kansspelautomaten ook een verbod voor de jeugdige zelf op te nemen, die een geldboete van de eerste categorie riskeert wanneer wordt geconstateerd dat hij op een kansspelautomaat speelt. Tot slot wijzen wij erop, dat deze kwestie ook aan de orde komt in het Handhavingsplan consumentenleeftijdsgrenzen alcohol, tabak en kansspelautomaten van de minister van VWS (kamerstukken II 1997/98, 25 984, nr. 1), op basis waarvan de handhaving van leeftijdsgrens bij de drie categorieën genotmiddelen in hun onderlinge samenhang zal kunnen plaatsvinden.

Het advies van het College van toezicht op de kansspelen de ontwikkeling van bingospelen, waarop de laatste vraag van de CDA-fractie betrekking heeft, en het daaraan ten grondslag liggende onderzoeksrapport, hebben wij onlangs ontvangen. Per gemeente wordt een verschillend handhavingsbeleid gehanteerd, toegespitst op de lokale situatie. Op decentraal niveau wordt bezien welk instrumentarium (bestuursrechtelijk, civielrechtelijk, strafrechtelijk, danwel een combinatie daarvan) het meest effectief zal zijn in voorkomende gevallen. Een reguleringsinstrument voor de gemeenten is de bevoegdheid lokaal aanvullende voorschriften te geven. De aanbevelingen geven mij in ieder geval aanleiding te overleggen met de gemeenten of en zo ja, welke aanvulling wenselijk is op het thans beschikbare instrumentarium om te kunnen reguleren en te handhaven.

Als reactie op de vraag van de fracties van D66 en GroenLinks en de door de burgemeester van Rotterdam aan hen gezonden brief (brieven van gelijke strekking ontvingen wij overigens van de gemeente Maastricht en de VNG) kunnen wij meedelen, voor de daarin geuite zorgen veel begrip te hebben.

Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer was dat ook de reden om het bovengenoemde amendement-Van Heemst e.a., dat een verplicht 2-0-0 beleid landelijk beoogde voor te schrijven, zeer sterk te ontraden. Zoals bekend is dit amendement desondanks, evenals het amendement-Korthals (kamerstukken II 1997/98, 25 727, nr. 9) door de Tweede Kamer aangenomen, met als gevolg dat inderdaad, zoals de leden van PvdA-fractie en de fracties van SGP, RPF en GPV veronderstellen, minder beleidsvorming gedecentraliseerd wordt. De gemeenten zullen immers niet meer in de oorspronkelijk bedoelde mate in staat zijn, gestalte te geven aan hun verantwoordelijkheden betreffende openbare orde, veiligheid en gezondheid.

Ook de veronderstelling van laatstgenoemde fracties, dat ongeveer 37 gemeenten hun nulbeleid moeten opgeven terwijl ongeveer 200 gemeenten in plaats van één in de toekomst twee automaten moeten toestaan, is juist. Daarbij willen wij wel opmerken dat het, gelet op het feit dat het tot nu toe in deze gemeenten gevoerde beleid uiteraard ook een weerslag is van de wensen van de bevolking van die gemeenten, nog niet gezegd is dat de op deze manier gecreëerde extra opstelplaatsen ook allemaal gevuld zullen worden. Ook de uitbaters van de desbetreffende hoogdrempelige inrichtingen zullen immers, om bedrijfsmatige en wellicht andere redenen, met deze wensen rekening houden.

Op de laatste vraag van deze fracties kunnen wij zeggen, dat naar het idee van de regering aan het oorspronkelijke wetsvoorstel reeds een voldoende evenwichtige afweging van belangen ten grondslag lag. Dat wil evenwel niet zeggen dat de nu aan de Eerste Kamer voorliggende tekst in onze ogen niet meer evenwichtig zou zijn.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

De Minister van Economische Zaken a.i.,

G. Zalm

BIJLAGE BIJ: Memorie van Antwoord Eerste Kamer (25 727, nr. 332b)

  
Artikel 30Artikel 30
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze Titel bepaalde wordt onder een speelautomaat verstaan een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen; b. behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt; c. kansspelautomaat: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is; d. hoogdrempelige inrichting: een inrichting, waar een bedrijf of werkzaamheid wordt uitgeoefend als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet: 1°. waarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, en; 2°. waar het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, en; 3°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder; e. laagdrempelige inrichting: een inrichting, die geen hoogdrempelige inrichting is, en waarvoor ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank-en Horecawet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.
  
Artikel 30aArtikel 30a
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat een of meer bepalingen van deze Titel niet van toepassing zijn op daarbij aangewezen typen speelautomaten of op categorieën van speelautomaten, die daarbij omschreven kenmerken bezitten. Van de toepassing van een of meer bepalingen van deze Titel kunnen eveneens worden uitgezonderd alle speelautomaten, die een bij die algemene maatregel van bestuur omschreven bestemming hebben.1. Deze Titel is niet van toepassing op behendigheidsautomaten die zonder middellijke of onmiddellijke betaling of inworp door de speler of een derde in werking kunnen worden gesteld en waarvan het spelresultaat niet kan leiden tot de onmiddellijke uitkering van prijzen of premies. 2. Deze Titel is niet van toepassing op bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken aangewezen typen van speelautomaten die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt ter gelegenheid van kermissen, en die zodanig zijn ingericht, dat het bespelen ervan niet kan leiden tot de uitkering van geldprijzen, of tot de onmiddellijke uitkering van premies, waardebonnen of penningen, die een waarde vertegenwoordigen van meer dan het veertigvoud van de inzet per spel.
  
Artikel 30bArtikel 30b
Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben a. op of aan de openbare weg; b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen; c. in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.1. Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben a. op of aan de openbare weg; b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen; c. in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het aanwezig hebben van: a. behendigheidsautomaten op kermissen, ook indien zij niet behoren tot ingevolge artikel 30a, tweede lid, aangewezen typen van speelautomaten; b. speelautomaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, uitsluitend ten behoeve van het verkopen daarvan of van het krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste lid, in gebruik geven daarvan aan anderen ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijf.
  
Artikel 30cArtikel 30c
1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten:1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten:
a. in een inrichting, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet, indien daarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is;a. in een laagdrempelige inrichting;
b. in een inrichting, waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca;b. in een hoogdrempelige inrichting;
c. in een inrichting, niet zijnde een inrichting als bedoeld onder a of b, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen (speelautomatenhal), voor zover het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan;c. in een inrichting, anders dan onder a of b, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, indien het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan.
d. op of aan de openbare weg bij tijdelijke gelegenheden van openbaar vermaak voor de periode dat de gelegenheid duurt. 
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het aanwezig hebben van speelautomaten, die daarbij omschreven kenmerken bezitten, worden beperkt tot bepaalde categorieën van inrichtingen of gelegenheden, als in het voorgaande lid bedoeld. Daarbij kunnen tevens beperkingen worden gesteld ten aanzien van het aantal speelautomaten, waarvoor in de aangewezen categorieën per inrichting of gelegenheid vergunning kan worden verleend.2. Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal speelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid, vergunning wordt verleend, met dien verstande dat: a. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder a, geen vergunning kan worden verleend voor kansspelautomaten; b. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder b, het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend, op twee wordt bepaald.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van inrichtingen of gelegenheden, die hun activiteiten mede richten op personen beneden de leeftijd van zestien jaar, worden aangewezen, waar het aanwezig hebben van speelautomaten, die daarbij aan te wijzen kenmerken bezitten, niet is toegestaan.3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën inrichtingen worden aangewezen die als laagdrempelige inrichtingen worden aangemerkt.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de aanwezigheid van een of meer speelautomaten op daarbij aangewezen plaatsen en onder daarbij vast te stellen voorwaarden geen vergunning is vereist. 4. Indien zich binnen een laagdrempelige inrichting een voldoende afgescheiden ruimte bevindt, waar een bedrijf of werkzaamheid wordt uitgeoefend als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c, van de Drank- en Horecawet, dan wordt deze ruimte als een hoogdrempelige inrichting aangemerkt voor de toepassing van deze titel, op voorwaarde dat: 1°. voor de uitoefening van dat bedrijf of die werkzaamheid een vergunning krachtens de Drank- en Horecawet is verleend en deze nog van kracht is, en; 2°. voldaan is aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 30, onder d, onderdelen 2° en 3° en; 3°. de overige ruimten in die inrichting door het publiek uitsluitend te bereiken zijn zonder eerst deze ruimte te betreden. 5. Indien met toepassing van het vierde lid meerdere ruimten binnen een laagdrempelige inrichting als hoogdrempelige inrichting kunnen worden aangemerkt, wordt, in afwijking van het vierde lid, met behulp van de omschrijving als bedoeld in artikel 30, onder d, bepaald of er sprake is van een of meerdere hoogdrempelige inrichtingen.
  
Artikel 30dArtikel 30d
1. Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Bij gemeentelijke verordening kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen. Aan de vergunning wordt in elk geval het voorschrift verbonden, dat alleen speelautomaten mogen worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h, eerste lid, bedoelde vergunning. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat aan de vergunning andere voorschriften en beperkingen worden verbonden in bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.1. Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen verbonden worden, die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden, dat alleen speelautomaten mogen worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h, eerste lid, bedoelde vergunning. Indien de omstandigheden ter plaatse daartoe aanleiding geven, worden aan de vergunning voorts voorschriften verbonden ten aanzien van de wijze van werving en reclame, gericht tot de speler.
2. De vergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend. 2. De vergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld betreffende de ten hoogste voor het afgeven van de vergunning verschuldigde leges. 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de bij de aanvraag van de vergunning verschuldigde vergoeding voor de kosten verbonden aan de behandeling van de aanvraag en de afgifte van de vergunning, en voor de kosten verbonden aan het toezicht op de naleving door de vergunninghouder van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde voorschriften. 4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot: a. de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b en c, en de bedrijfsleiders en beheerders van deze inrichtingen, dienen te voldoen; b. de eis dat de bedrijfsleiders en beheerders van de in artikel 30c, eerste lid, onder b en c, bedoelde inrichtingen dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico's van gokverslaving.
  
Artikel 30eArtikel 30e
1. De vergunning wordt geweigerd, indien door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c bepaalde. 1. De vergunning wordt geweigerd, indien: a. door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c bepaalde: b. niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, geldende eisen.
2. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien een eerder aan de aanvrager in dezelfde of een andere gemeente verleende vergunning wegens overtreding van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften is ingetrokken en nog geen twee jaren zijn verstreken sedert het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden;2. De vergunning kan voorts worden geweigerd: a. indien de aanvrager de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen heeft overtreden in de drie jaren voorafgaande aan het moment van aanvraag van de vergunning;
b. indien de vrees gewettigd is, dat het verlenen der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.b. indien de vrees gewettigd is, dat het verlenen der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
  
Artikel 30fArtikel 30f
1. De vergunning wordt ingetrokken: a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;1. De vergunning wordt ingetrokken: a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b. indien voor een inrichting of gelegenheid, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a, b, c en d, niet de vergunning van kracht is, die ingevolge de voor die inrichting of gelegenheid geldende bepalingen is vereist;b. indien voor een inrichting, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a, en c, niet de vergunning van kracht is, die ingevolge de voor die inrichting geldende bepalingen is vereist;
c. indien de vergunninghouder het in de artikelen 30t, eerste lid, onder c, of tweede lid bedoelde verbod heeft overtreden.c. indien niet langer wordt voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, onder a, geldende eisen.
2. De vergunning kan worden ingetrokken: a. indien de vergunninghouder, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder c, de bij of krachtens deze Titel vastgestelde voorschriften heeft overtreden;2. De vergunning kan voorts worden ingetrokken: a. indien de vergunninghouder de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen heeft overtreden;
b. indien de vrees gewettigd is, dat het van kracht blijven der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. b. indien de vrees gewettigd is, dat het van kracht blijven der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
3. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, onder a, kan de burgemeester alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan. 3. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, onder a, kan de burgemeester alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan.
4. Intrekking van de vergunning geschiedt niet voordat de burgemeester van zijn voornemen daartoe de vergunninghouder bij aangetekende brief, onder opgave van redenen, mededeling heeft gedaan en hem in de gelegenheid heeft gesteld zich in persoon of bij gemachtigde door hem of een door hem aangewezen ambtenaar te doen horen. In het geval bedoeld in het tweede lid, onder b, kan, indien dringende omstandigheden zulks vorderen, de vergunning onmiddellijk worden ingetrokken. 4. Intrekking van de vergunning geschiedt niet voordat de burgemeester van zijn voornemen daartoe de vergunninghouder bij aangetekende brief, onder opgave van redenen, mededeling heeft gedaan en hem in de gelegenheid heeft gesteld zich in persoon of bij gemachtigde door hem of een door hem aangewezen ambtenaar te doen horen. In het geval bedoeld in het tweede lid, onder b, kan, indien dringende omstandigheden zulks vorderen, de vergunning onmiddellijk worden ingetrokken.
  
Artikel 30gArtikel 30g
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 30b wordt tot het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten in een speelcasino niet door de burgemeester, maar door Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken vergunning verleend. 1. Het is de vergunninghouder verboden personen beneden de leeftijd van achttien jaar een kansspelautomaat te laten bespelen.
2. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. 2. Het is personen beneden de leeftijd van achttien jaar verboden een kansspelautomaat te bespelen op een locatie als bedoeld in artikel 30b, eerste lid.
3. Voor het verlenen of intrekken van de vergunning kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld, die kunnen afwijken van het bij of krachtens deze Titel bepaalde ten aanzien van het aanwezig hebben, de exploitatie en de toelating van speelautomaten. 
  
Artikel 30hArtikel 30h
1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken een of meer speelautomaten te exploiteren. 2. Onder exploiteren wordt verstaan het bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven van een of meer speelautomaten.1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken een of meer speelautomaten te exploiteren. 2. Onder exploiteren wordt verstaan het bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven van een of meer speelautomaten.
  
Artikel 30iArtikel 30i
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de gegevens, welke bij een aanvraag om vergunning dienen te worden verstrekt. 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot: a. de gegevens, welke bij de aanvraag van een vergunning dienen te worden verstrekt. Deze gegevens bevatten in ieder geval de identiteit van de in het tweede lid, onder b, bedoelde personen; b. de vereiste beschikbaarheid van faciliteiten voor onderhoud en reparatie van speelautomaten.
2. Voor de behandeling van een aanvraag is als vergoeding voor de aan de uitvoering van deze Titel verbonden kosten een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag verschuldigd. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot: a. de bij de aanvraag van de vergunning verschuldigde vergoeding voor de kosten verbonden aan de behandeling van de aanvraag en de afgifte van de vergunning en voor de kosten verbonden aan het toezicht op de naleving door de vergunninghouder van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde voorschriften; b. de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning, en de bedrijfsleiders en beheerders van de exploitatie dienen te voldoen.
  
Artikel 30jArtikel 30j
1. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen met betrekking tot de vereiste beschikbaarheid van faciliteiten voor onderhoud en reparatie van speelautomaten. 1. Aan de vergunning kunnen uit een oogpunt van toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde voorschriften en beperkingen worden verbonden, die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken, overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken te stellen regels. Aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat alleen speelautomaten mogen worden opgesteld, indien tot het aanwezig hebben daarvan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 30c. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden aan de vergunning voorts voorschriften verbonden ten aanzien van de wijze van werving en reclame, gericht tot de speler.
2. De vergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend. 2. De vergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend.
3. De vergunninghouder is als vergoeding voor de kosten die uit het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde voortvloeien, jaarlijks een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag verschuldigd. 
  
Artikel 30kArtikel 30k
De vergunning kan worden geweigerd: a. indien de aanvrager niet voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels met betrekking tot de vereiste beschikbaarheid van faciliteiten voor onderhoud en reparatie van speelautomaten; b. indien een eerder aan de aanvrager verleende vergunning wegens overtreding van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften is ingetrokken en nog geen drie jaren zijn verstreken sedert de beschikking tot intrekking onherroepelijk is geworden. 1. De vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30i, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, onder b, geldende eisen. 2. De vergunning kan voorts worden geweigerd, indien de aanvrager of de andere in artikel 30i, tweede lid, onder b, bedoelde personen, de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen hebben overtreden in de drie jaren voorafgaande aan het moment van aanvraag van de vergunning.
  
Artikel 30lArtikel 30l
1. De vergunning wordt ingetrokken: a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;1. De vergunning wordt ingetrokken: a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b. indien de vergunninghouder het in de artikelen 30t, eerste lid, onder b, of tweede lid bedoelde verbod heeft overtreden; c. indien de vergunninghouder gedurende een jaar na de dag van afgifte van de vergunning met de exploitatie geen begin heeft gemaakt. b. indien de vergunninghouder het in de artikelen 30t. eerste lid, onder b, of tweede lid bedoelde verbod heeft overtreden; c. indien de vergunninghouder gedurende een jaar na de dag van afgifte van de vergunning met de exploitatie geen begin heeft gemaakt; d. indien niet langer wordt voldaan aan de krachtens artikel 30i, tweede lid, onder b, geldende eisen.
2. De vergunning kan worden ingetrokken, indien de vergunninghouder, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b en c, de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften heeft overtreden. 2. De vergunning kan voorts worden ingetrokken, indien de vergunninghouder of de andere in artikel 30i, tweede lid, onder b, bedoelde personen de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen hebben overtreden.
3. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid kan Onze Minister van Economische Zaken alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan. 3. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid kan Onze Minister van Economische Zaken alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan.
  
Artikel 30mArtikel 30m
Het vervaardigen of invoeren van speelautomaten is verboden, tenzij het speelautomaten betreft die overeenstemmen met een door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model en1. Het vervaardigen of invoeren van speelautomaten is verboden, tenzij het speelautomaten betreft die overeenstemmen met een door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model en
a. zij ten bewijze daarvan zijn voorzien van het ingevolge artikel 30r, eerste lid, met betrekking tot die toelating vastgestelde merkteken, ofa. zij ten bewijze daarvan zijn voorzien van het ingevolge artikel 30r, eerste lid, met betrekking tot die toelating vastgestelde merkteken, of
b. de vervaardiging of invoer geschiedt door de houder van die toelating of diens gemachtigde. b. de vervaardiging of invoer geschiedt door de houder van die toelating of diens gemachtigde. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op speelautomaten: a. die op grond van ouderdom of uiterlijk of uitzonderlijke eigenschappen bijzondere waarde hebben; b. die zijn bestemd voor doorvoer of uitvoer; c. die zonder enige inworp door de speler in werking kunnen worden gesteld en waarvan het spelresultaat niet kan leiden tot de onmiddellijke uitkering van prijzen of premies; d. die zijn bestemd om als model voor toelating te worden aangeboden.
  
Artikel 30n Artikel 30n
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven, welke gelden als voorwaarden tot toelating van een model. 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven welke gelden als voorwaarden voor de toelating van een model speelautomaat. De regels hebben betrekking op: a. de op het model aangebrachte informatie ten behoeve van de speler met betrekking tot het spel, het spelkarakter, het spelverloop en de mogelijke spelresultaten; b. de deugdelijkheid, de duurzaamheid en de storingsgevoeligheid van de constructie, daaronder begrepen de mogelijkheid tot beïnvloeding van het spelproces, anders dan door de aan de speler geboden middelen; c. het waarborgen van een eerlijk en betrouwbaar spelverloop en het voorkomen van fraude en misbruik; d. het karakter van het spel en het waarborgen van het toevals- of behendigheidskarakter van het spel en het spelverloop. 2. Met betrekking tot de toelating van een model kansspelautomaat worden voorts bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven ten aanzien van: a. de automatische registratie van alle inzetten, uitbetalingen en gespeelde spellen; b. de op het model aangebrachte informatie ter bescherming van de speler en met betrekking tot de leeftijdsgrens die geldt voor het spelen op kansspelautomaten; c. de informatie van de speler, daaronder begrepen de informatie van de speler omtrent het spelverloop middels een informatiesysteem op de kansspelautomaat; d. een op de kansspelautomaat aanwezige voorziening die de speler noodzaakt tot het instellen van een bedrag dat hij maximaal wil verliezen; e. het in werking stellen van het spelproces en het spel; f. de inworp en de inzet, en de vorm en hoogte daarvan; g. het spelverloop en de spelduur; h. de uitbetaling en de uitkering van prijzen en premies, en de vorm, het moment en de hoogte daarvan; i. de kansen op winst en verlies en de hoogte van de bedragen die, gemeten over een bepaalde tijdsduur, gemiddeld gewonnen of verloren kunnen worden; j. het inworp- en uitbetalingsmechanisme; k. andere op de kansspelautomaat aanwezige mechanismen of voorzieningen die een rol spelen in het spelproces; l. de aanwezigheid op de kansspelautomaat van geldwisselapparatuur; m. de verlichting en het geluid van de kansspelautomaat. 3. Voor de toelating van het model van kansspelautomaten bestemd om te worden opgesteld in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ten aanzien van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, die afwijken van het bij of krachtens het tweede lid bepaalde.
  
Artikel 30o Artikel 30o
1. De toelating van een model wordt door Onze Minister van Economische Zaken op aanvraag verleend. 1. De toelating van een model wordt door Onze Minister van Economische Zaken op aanvraag verleend.
2. Bij elke aanvraag om toelating van een model dienen te worden overgelegd tekeningen en een beschrijving, welke het model zo volledig mogelijk weergeven. 2. Bij elke aanvraag om toelating van een model dienen te worden overgelegd tekeningen en een beschrijving, welke het model zo volledig mogelijk weergeven.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de eisen, waaraan bij een aanvraag om toelating van een model dient te worden voldaan, en omtrent de medewerking, die door de aanvrager aan het onderzoek met het oog op de toelating behoort te worden verleend. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot: a. de eisen, waaraan bij een aanvraag om toelating van een model dient te worden voldaan; b. de medewerking, die door de aanvrager aan het onderzoek met het oog op de toelating behoort te worden verleend.
4. Voor de behandeling van een aanvraag is een vergoeding verschuldigd voor de aan de uitvoering van deze Titel verbonden kosten overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. 4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de bij de aanvraag van de toelating verschuldigde vergoeding voor de kosten verbonden aan de behandeling van de aanvraag en de afgifte van de verklaring houdende toelating, en voor de kosten verbonden aan het toezicht op de naleving door de houder van de toelating van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde voorschriften. 5. Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken worden een of meer instellingen aangewezen die belast zijn met het onderzoek met het oog op de toelating van het model van een speelautomaat.
  
Artikel 30p Artikel 30p
De toelating van een model kan worden geweigerd: a. indien een eerder aan de aanvrager verleende toelating van een model is ingetrokken wegens overtreding van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de in de verklaring, houdende de toelating, opgenomen voorschriften en nog geen drie jaren zijn verstreken sedert de beschikking tot intrekking onherroepelijk is geworden: b. indien het model niet voldoet aan de krachtens artikel 30n gegeven voorschriften of niet de redelijke verwachting bestaat, dat overeenkomstig het model vervaardigde speelautomaten aan die voorschriften zullen voldoen. 1. De toelating van een model wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30n gegeven voorschriften of niet de redelijke verwachting bestaat, dat overeenkomstig het model vervaardigde speelautomaten aan die voorschriften zullen voldoen. 2. De toelating van een model kan voorts worden geweigerd: a. indien de aanvrager de bij of krachtens deze Titel voorschriften heeft overtreden in de drie jaren voorafgaande aan het moment van de aanvraag van de toelating van een model; b. indien er naar het oordeel van Onze Minister van Economische Zaken sprake is van een uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar spelconcept.
  
Artikel 30q Artikel 30q
1. Indien een model wordt toegelaten, wordt een op naam van de aanvrager gestelde, ondertekende en gedagtekende verklaring, houdende de toelating, afgegeven met gebruikmaking van een door Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen formulier.1. Indien een model wordt toegelaten, wordt een op naam van de aanvrager gestelde, ondertekende en gedagtekende verklaring, houdende de toelating, afgegeven met gebruikmaking van een door Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen formulier.
2. De voorschriften, vastgesteld krachtens artikel 30n, worden, voor zover zij op het toegelaten model betrekking hebben, in de verklaring, houdende de toelating, opgenomen. Daarin kan tevens worden bepaald, dat het model op een in de verklaring vermelde plaats moet worden bewaard. 2. De voorschriften, vastgesteld krachtens artikel 30n, worden, voor zover zij op het toegelaten model betrekking hebben, in de verklaring, houdende de toelating, opgenomen. Daarin kan tevens worden bepaald, dat het model op een in de verklaring vermelde plaats moet worden bewaard.
3. Onze Minister van Economische Zaken kan aan een toelating aanvullende voorschriften verbinden, die in de verklaring, houdende de toelating, worden opgenomen. Zij kunnen zo nodig worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. 3. Onze Minister van Economische Zaken kan aan een toelating aanvullende voorschriften verbinden uit een oogpunt van toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde, die in de verklaring, houdende de toelating, worden opgenomen. Zij kunnen zo nodig worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
4. Een gewaarmerkt afschrift van de in artikel 30o, tweede lid, bedoelde tekeningen en beschrijving maakt deel uit van de verklaring. 4. Een gewaarmerkt afschrift van de in artikel 30o, tweede lid, bedoelde tekeningen en beschrijving maakt deel uit van de verklaring.
5. Van een verklaring, houdende de toelating, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Daarbij worden in elk geval opgenomen de voorschriften, bedoeld in het tweede en derde lid. Van een wijziging, aanvulling of intrekking van de in de verklaring opgenomen voorschriften wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. 5. Van een verklaring, houdende de toelating, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Daarbij worden in elk geval opgenomen de voorschriften, bedoeld in het tweede en derde lid. Van een wijziging, aanvulling of intrekking van de in de verklaring opgenomen voorschriften wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
  
Artikel 30r Artikel 30r
1. Onze Minister van Economische Zaken stelt met betrekking tot iedere toelating van een model de merktekens en merktekenbewijzen vast die ingevolge die toelating op speelautomaten mogen worden aangebracht. Hij geeft tevens regels omtrent de afgifte van merktekens, merktekenbewijzen en afschriften van de verklaring, houdende de toelating, en omtrent de kosten daarvan. 1. Onze Minister van Economische Zaken stelt met betrekking tot iedere toelating van een model de merktekens vast die ingevolge die toelating op speelautomaten mogen worden aangebracht. Hij geeft tevens regels omtrent de afgifte van merktekens en afschriften van de verklaring, houdende de toelating, en.
2. De houder van een toelating van een model is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd om in of op speelautomaten, welke zijn vervaardigd overeenkomstig het model waarvoor een toelating geldt, de met betrekking tot die toelating vastgestelde merktekens aan te brengen. De houder kan derden machtigen de merktekens aan te brengen na voorafgaande mededeling hiervan aan Onze Minister van Economische Zaken. 2. De houder van een toelating van een model is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd om in of op speelautomaten, welke zijn vervaardigd overeenkomstig het model waarvoor een toelating geldt, de met betrekking tot die toelating vastgestelde merktekens aan te brengen. De houder kan derden machtigen de merktekens aan te brengen na voorafgaande mededeling hiervan aan Onze Minister van Economische Zaken.
3. Het is ieder ander dan degenen bedoeld in het tweede lid verboden in of op speelautomaten de in het eerste lid bedoelde merktekens aan te brengen. 3. Het is ieder ander dan degenen bedoeld in het tweede lid verboden in of op speelautomaten de in het eerste lid bedoelde merktekens aan te brengen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent: a. het aanbrengen van merktekens en de daarmee samenhangende verplichtingen; b. het aanwezig houden van in of op speelautomaten aangebrachte merktekens; c. het voorhanden hebben van merktekenbewijzen en afschriften van de verklaring, houdende de toelating. 4. Het met betrekking tot een toegelaten model vastgestelde merkteken moet op naar dat model vervaardigde speelautomaten zodanig worden aangebracht, dat het voor een speler zichtbaar is en niet verwijderd kan worden zonder de speelautomaat te beschadigen of het merkteken te vernietigen of te beschadigen.
  
Artikel 30s Artikel 30s
1. De toelating van een model wordt ingetrokken:1. De toelating van een model wordt ingetrokken:
a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der toelating zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;a. indien de gegevens, die met het oog op de verkrijging der toelating zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b. indien de krachtens artikel 30n gegeven voorschriften zodanig zijn gewijzigd, dat het model onder de werking van de gewijzigde voorschriften niet zou zijn toegelaten.b. indien de krachtens artikel 30n gegeven voorschriften zodanig zijn gewijzigd, dat het model onder de werking van de gewijzigde voorschriften niet zou zijn toegelaten.
2. De toelating van een model kan worden ingetrokken, indien de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de voorschriften, opgenomen in de verklaring houdende de toelating, zijn overtreden door de houder of diens gemachtigde, bedoeld in artikel 30m en artikel 30r, tweede lid. 2. De toelating van een model kan worden ingetrokken, indien de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de voorschriften, opgenomen in de verklaring houdende de toelating, zijn overtreden door de houder of diens gemachtigde, bedoeld in artikel 30m en artikel 30r, tweede lid.
3. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder a, en het tweede lid kan Onze Minister van Economische Zaken alvorens de toelating in te trekken de houder daarvan in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de voorschriften, opgenomen in de verklaring houdende de toelating, over te gaan. 3. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder a, en het tweede lid kan Onze Minister van Economische Zaken alvorens de toelating in te trekken de houder daarvan in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen of de voorschriften, opgenomen in de verklaring houdende de toelating, over te gaan.
4. De toelating van een model kan worden ingetrokken, indien noch de houder noch een gemachtigde gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren gebruik heeft gemaakt van het in artikel 30r, tweede lid, bedoelde recht op speelautomaten een merkteken aan te brengen, tenzij de houder te kennen geeft binnen een termijn van twee jaren daar weer gebruik van te zullen gaan maken. 4. De toelating van een model kan worden ingetrokken, indien noch de houder noch een gemachtigde gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren gebruik heeft gemaakt van het in artikel 30r, tweede lid, bedoelde recht op speelautomaten een merkteken aan te brengen, tenzij de houder te kennen geeft binnen een termijn van twee jaren daar weer gebruik van te zullen gaan maken.
5. In gevallen waarin de toelating kan worden ingetrokken, kan, in plaats daarvan, een beperking aan de toelating worden toegevoegd.5. In gevallen waarin de toelating kan worden ingetrokken, kan, in plaats daarvan, een beperking aan de toelating worden toegevoegd.
6. Van de intrekking en van de aan de toelating toegevoegde beperking wordt in de Staatscourant mededeling gedaan. 6. Van de intrekking en van de aan de toelating toegevoegde beperking wordt in de Staatscourant mededeling gedaan.
  
Artikel 30t Artikel 30t
1. Het is verboden een of meer speelautomaten, die niet overeenstemmen met het door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model daarvan en die niet ten bewijze daarvan zijn voorzien van het ingevolge artikel 30r, eerste lid, met betrekking tot die toelating vastgestelde merkteken:1. Het is verboden een of meer speelautomaten, die niet overeenstemmen met het door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model daarvan en die niet ten bewijze daarvan zijn voorzien van het ingevolge artikel 30r, eerste lid, met betrekking tot die toelating vastgestelde merkteken:
a. in de handel te brengen, te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, ten verkoop aan te bieden of af te leveren;a. in de handel te brengen, te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, ten verkoop aan te bieden of af te leveren, met uitzondering van de speelautomaten bedoeld in artikel 30m, tweede lid, onder a, b en c;
b. te exploiteren;b. te exploiteren;
c. aanwezig te hebben op plaatsen of in inrichtingen als bedoeld in artikel 30b.c. aanwezig te hebben op plaatsen of in inrichtingen als bedoeld in artikel 30b, eerste lid.
2. Het is verboden in of aan een speelautomaat, die wordt gebruikt of die bestemd is om te worden gebruikt in inrichtingen of bij gelegenheden als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, zodanige wijzigingen aan te brengen of te doen aanbrengen, dat deze niet meer overeenstemt met het door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model daarvan. 2. Het is verboden in of aan een speelautomaat, die wordt gebruikt of die bestemd is om te worden gebruikt in inrichtingen of bij gelegenheden als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, en artikel 30b, tweede lid, onder a, zodanige wijzigingen aan te brengen of te doen aanbrengen, dat deze niet meer overeenstemt met het door Onze Minister van Economische Zaken toegelaten model daarvan.
3. Bij het intrekken van een toelating als bedoeld in artikel 30s, kan Onze Minister van Economische Zaken bepalen, dat het eerste lid niet of tijdelijk niet van toepassing is op speelautomaten, die voordien ingevolge die toelating rechtmatig van een merkteken zijn voorzien. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot die speelautomaten.3. Bij het intrekken van een toelating als bedoeld in artikel 30s, kan Onze Minister van Economische Zaken bepalen, dat het eerste lid niet of tijdelijk niet van toepassing is op speelautomaten, die voordien ingevolge die toelating rechtmatig van een merkteken zijn voorzien. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot die speelautomaten.
4. Van een besluit als bedoeld in het derde lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant tegelijk met de mededeling, bedoeld in artikel 30s, zesde lid. 4. Van een besluit als bedoeld in het derde lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant tegelijk met de mededeling, bedoeld in artikel 30s, zesde lid. 5. Het is verboden om op grond van het behaalde spelresultaat op een behendigheidsautomaat middellijk of onmiddellijk prijzen of premies uit te keren, met uitzondering van een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen.
  
Artikel 30u Artikel 30u
1. Het is personen beneden de leeftijd van zestien jaar verboden in een speelautomatenhal aanwezig te zijn. 1. Het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden personen de toegang te verlenen: a. die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt; b. waarvan niet op deugdelijke wijze is vastgesteld dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt.
2. Het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden personen beneden de leeftijd van zestien jaar toegang te verlenen.2. Het is de in het eerste lid, onder a, bedoelde personen verboden in een speelautomatenhal aanwezig te zijn.
3. Van het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan bij algemene maatregel van bestuur vrijstelling worden verleend onder daarbij vast te stellen voorwaarden. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels gegeven worden ten aanzien van de wijze waarop de exploitant uitvoering moet geven aan de in het eerste lid bedoelde verboden. 4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van: a. speelautomatenhallen waar uitsluitend behendigheidsautomaten staan opgesteld; b. van een speelautomatenhal deel uitmakende afgescheiden ruimten, waar uitsluitend behendigheidsautomaten staan opgesteld en welke men uitsluitend kan betreden of verlaten zonder de overige ruimten van de speelautomatenhal te betreden.
  
Artikel 30v Artikel 30v
Tegen een op grond van de paragrafen 2, 3 of 4 van deze Titel genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.Tegen een op grond van de paragrafen 2, 3 of 4 van deze Titel genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
  
Artikel 30w Artikel 30w
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken aangewezen ambtenaren of andere personen. 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken aangewezen ambtenaren of andere personen.
2. Met het toezicht op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 30b, en van de door de burgemeester aan de vergunning verbonden voorschriften zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen terzake van de uitoefening van dit toezicht regels worden gesteld. 2. Met het toezicht op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 30b, en van de door de burgemeester aan de vergunning verbonden voorschriften zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
  
Artikel 30x Artikel 30x
Speelautomaten of onderdelen daarvan, welke bij het onderzoek, bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, niet aan de bij of krachtens deze Titel gegeven voorschriften blijken te voldoen, kunnen van een door Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen afkeuringsmerk worden voorzien en mogen niet eerder opnieuw in gebruik worden genomen dan nadat zij zijn goedgekeurd. Speelautomaten of onderdelen daarvan, welke bij het onderzoek, bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, niet aan de bij of krachtens deze Titel gegeven voorschriften blijken te voldoen, kunnen van een door Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen afkeuringsmerk worden voorzien en mogen niet eerder opnieuw in gebruik worden genomen dan nadat zij zijn goedgekeurd.
  
Artikel 30y Artikel 30y
[Vervallen.][Vervallen.]
  
Artikel 30z Artikel 30z
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goede uitvoering van deze Titel nadere regels worden gesteld. 1. Tot het aanwezig hebben en het exploiteren van een of meer speelautomaten in een speelcasino kan uitsluitend door Onze Ministers van Justitie en Economische Zaken vergunning worden verleend. De paragrafen 2 en 3 van deze Titel zijn niet van toepassing op het aanwezig hebben en het exploiteren van een of meer speelautomaten in een speelcasino. 2. De vergunning kan uitsluitend worden verleend aan de krachtens artikel 27h, eerste lid, aangewezen rechtspersoon. De vergunning wordt ingetrokken indien niet de vergunning van kracht is, die ingevolge artikel 27h, eerste lid, vereist is tot het organiseren van een speelcasino. 3. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden ten aanzien van het aanwezig hebben en de exploitatie van speelautomaten. De voorschriften kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. 4. Voor de toelating van het model van speelautomaten kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld die afwijken van het bepaalde in paragraaf 4 van deze Titel.
  
Artikel 30aa Artikel 30aa
1. De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur, als voorzien in deze Titel, wordt Ons gedaan door Onze Minister van Economische Zaken.1. De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur, als voorzien in deze Titel, wordt Ons gedaan door Onze Minister van Economische Zaken.
2. Het ontwerp van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als voorzien in de artikelen 30a, 30c, tweede, derde en vierde lid, en 30n wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de vorige volzin wordt Ons niet gedaan dan nadat twee maanden na die bekendmaking zijn verstreken.2. Het ontwerp van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als voorzien in de artikelen 30c, derde lid, en 30n, tweede en derde lid, wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de vorige volzin wordt Ons niet gedaan dan nadat twee maanden na die bekendmaking zijn verstreken.
  
Artikel 31 Artikel 31
1. Gedragingen in strijd met de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens de artikelen l, onder a, 30h, eerste lid, 30j, eerste lid, 30m, 30q, tweede en derde lid, en 30t, eerste lid, onder a en b, zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen. 1. Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen l, onder a, 30b, eerste lid, 30d, eerste lid, tweede volzin, 30h, eerste lid, 30j, eerste lid, tweede volzin, 30m, eerste lid, 30t, eerste, tweede en vijfde lid, en 30z, eerste, tweede en vierde lid, zijn misdrijven, voorzover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen.
2. Gedragingen in strijd met de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens de artikelen l, onder b en d, 7, 7c, tweede lid, 13, 14, 27, 28, 30b, 30d, eerste lid, 30g, 30r, derde en vierde lid, 30t, eerste lid, onder c, 30u, tweede en derde lid, en 30x, vierde lid, zijn overtredingen. 2. Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen l, onder b en d, 7, 7c, tweede lid, 13, 14, 27, 28, 30d, eerste lid, eerste en derde volzin, 30g, eerste lid, 30i, eerste lid, onder b, 30j, eerste lid, eerste en derde volzin, 30q, derde lid, 30r, derde en vierde lid, 30u, eerste lid, 30x en 30z, derde lid, zijn overtredingen.
3. Gedragingen, die in dit artikel als misdrijf of als overtreding zijn aangemerkt, zijn economische delicten in de zin van artikel l, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten. 3. Gedragingen, die in dit artikel als misdrijf of als overtreding zijn aangemerkt, zijn economische delicten in de zin van artikel l, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten.
  
Artikel 32 Artikel 32
1. Overtreding van de verbodsbepaling van artikel l, onder c, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.1. Overtreding van de verbodsbepaling van artikel l, onder c, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
2. Overtreding van de verbodsbepaling van artikel 30u, eerste lid, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden. 2. Overtreding van de verbodsbepalingen van de artikelen 30g, tweede lid, en 30u, tweede lid, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
3. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste en tweede lid, zijn overtredingen. 3. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste en tweede lid, zijn overtredingen.
  
Artikel 34 Artikel 34
1. Het College wordt gehoord over het voornemen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in de artikelen 9, 14b, 16, 24, 27b, 27h en 30g van de wet, alsmede in artikel 3 van de wet voorzover de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde dan tien miljoen gulden hebben. 1. Het College wordt gehoord over het voornemen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in de artikelen 9, 14b, 16, 24, 27b, 27h en 30z van de wet, alsmede in artikel 3 van de wet voorzover de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde dan tien miljoen gulden hebben.
2. Het College is belast met het toezicht op de naleving door de rechtspersonen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van hun statuten en reglementen. 2. Het College is belast met het toezicht op de naleving door de rechtspersonen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van hun statuten en reglementen.
3. Met het in het tweede lid bedoelde toezicht op de naleving zijn belast de leden van het College, de secretaris en de overige medewerkers van het bureau van het College. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Met het in het tweede lid bedoelde toezicht op de naleving zijn belast de leden van het College, de secretaris en de overige medewerkers van het bureau van het College. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Instemming met de statuten en reglementen van de in het tweede lid bedoelde rechtspersonen wordt niet door Onze Minister van Justitie of een van Onze Ministers wie het mede aangaat gegeven dan nadat het College is gehoord. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.4. Instemming met de statuten en reglementen van de in het tweede lid bedoelde rechtspersonen wordt niet door Onze Minister van Justitie of een van Onze Ministers wie het mede aangaat gegeven dan nadat het College is gehoord. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De in het tweede lid bedoelde rechtspersonen zenden een afschrift van de ingevolge de verleende vergunning voorgeschreven rapportage aan het College. 5. De in het tweede lid bedoelde rechtspersonen zenden een afschrift van de ingevolge de verleende vergunning voorgeschreven rapportage aan het College.
Naar boven