25 699
Wijziging van de Wet financiering volksverzekeringen houdende regels omtrent de maximering van het premiepercentage en de mogelijkheid van verstrekking van rijksbijdragen voor de algemene ouderdomsverzekering, alsmede omtrent de vorming van een Spaarfonds AOW

nr. 271
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

19 februari 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het premiepercentage voor de algemene ouderdomsverzekering aan een wettelijk maximum te binden en in verband met de financiering van deze verzekering te voorzien in de mogelijkheid van verstrekking van een rijksbijdrage en over te gaan tot de vorming van een Spaarfonds AOW;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET FINANCIERING VOLKSVERZEKERINGEN

De Wet financiering volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

f. Spaarfonds AOW: het Spaarfonds AOW, bedoeld in artikel 31.

B

Aan de tekst van artikel 5 wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en met rijksbijdragen.

C

Artikel 10, eerste lid, tweede zin, wordt vervangen door: Het in de eerste zin bedoelde percentage is het totaal van het percentage, genoemd in artikel 10a, tweede lid, en de percentages die op grond van artikel 11 worden vastgesteld.

D

Na artikel 10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

1. De premie voor de algemene ouderdomsverzekering bedraagt ten hoogste 16,5 procent.

2. Onze Minister stelt het premiepercentage vast voor de algemene ouderdomsverzekering.

Artikel 10b

1. Onze Minister kan bedragen vaststellen die als rijksbijdrage ten gunste komen van het Ouderdomsfonds.

2. Onze Minister besluit jaarlijks of in het desbetreffende jaar een rijksbijdrage ten gunste van het Ouderdomsfonds komt.

3. De omvang van een ten gunste van het Ouderdomsfonds komende rijksbijdrage wordt door Onze Minister bepaald.

E

In artikel 11, eerste lid, vervalt «algemene ouderdomsverzekering en de».

F

In artikel 29, eerste lid, wordt de aanduiding van de onderdelen b respectievelijk c gewijzigd in «c» respectievelijk «d» en wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. rijksbijdragen als bedoeld in artikel 10b;.

G

Na artikel 29 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

Onze Minister stelt een keer per jaar een prognose op van de benodigde middelen tot dekking van de lasten van de algemene ouderdomsverzekering voor de eerstkomende tien jaren, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de opbrengst van de premies voor de algemene ouderdomsverzekering, de rijksbijdragen, bedoeld in artikel 10b, en de ontvangsten en uitgaven van het Spaarfonds AOW, bedoeld in artikel 31.

H

De artikelen 31 tot en met 33 komen te luiden als volgt:

Artikel 31

1. Er is een Spaarfonds AOW.

2. Het Spaarfonds AOW is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2 van de Comptabiliteitswet.

3. De ontvangsten van het Spaarfonds AOW worden gevormd door bijdragen ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en door renten op het saldo van het fonds.

4. De uitgaven van het Spaarfonds AOW strekken ter bekostiging van lasten van de algemene ouderdomsverzekering.

5. Onze Minister beheert de begroting van het Spaarfonds AOW.

6. In afwijking van de artikelen 4, tweede lid, en 65, tweede lid, onderdeel a, van de Comptabiliteitswet worden de begroting en de financiële verantwoording van het fonds uitsluitend op kasbasis gepresenteerd.

7. Het gerealiseerde batig saldo van het Spaarfonds AOW van enig jaar wordt ten gunste gebracht van de begroting van het Spaarfonds AOW van het daaropvolgende jaar.

Artikel 32

1. Jaarlijks komt een bijdrage als bedoeld in artikel 31, derde lid, ten gunste van het Spaarfonds AOW.

2. De omvang van elke ten gunste van het Spaarfonds AOW komende bijdrage wordt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bepaald.

3. In het jaar 1999 komt een bijdrage ten gunste van het Spaarfonds AOW die ten minste f 250 miljoen hoger is dan de als bijdragen voor de jaren 1997 en 1998 vastgestelde bedragen.

4. In elk volgend jaar wordt een bijdrage ten gunste van het Spaarfonds AOW gebracht die ten minste f 250 miljoen hoger is dan het bedrag dat in het jaar, voorafgaande aan het desbetreffende jaar, ten minste ten gunste van het Spaarfonds AOW diende te worden gebracht.

5. Het in het Spaarfonds aanwezige saldo wordt rentedragend in 's Rijks schatkist aangehouden.

6. Onze Minister van Financiën stelt jaarlijks de rente vast die over het saldo van het Spaarfonds AOW wordt vergoed.

Artikel 33

Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën besluiten vanaf het jaar 2020 uit het Spaarfonds AOW lasten van de algemene ouderdomsverzekering te betalen.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 december 1997. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven op of na 1 december 1997, treedt zij in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt, wat de in artikel I, onder H, vermelde artikelen 31, 32 en 33 van de Wet financiering volksverzekeringen betreft, terug tot en met 1 december 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Financiën,

Naar boven