25 655
Gemeentelijke herindeling in de Bommelerwaard

nr. 275f
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 1998

In aansluiting op mijn brief van 28 augustus 1998 informeer ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Financiën, over mijn beslissing inzake de artikel 12-aanvraag van de gemeente Zaltbommel. Tevens doe ik u hierbij1 het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) over de artikel 12-steun toekomen.

Bij brief van de toenmalige staatssecretaris Van de Vondervoort van 31 juli 1998 is u het rapport van de Inspectie Financiën Lokale en provinciale Overheden (IFLO) aangeboden. De inspecteurs komen tot de conclusie dat de financiële problematiek van de gemeente Zaltbommel voornamelijk op het terrein van het achterstallig onderhoud ligt. Daarnaast is sprake van rekeningstekorten, veroorzaakt door incidentele tegenvallers. De inspecteurs adviseren in verband daarmee aanvullende steun te verlenen ter grootte van f 16 986 000, opdat de gemeente «schoon opgeleverd» wordt en de nieuwe gemeente niet onnodig wordt belast met een erfenis uit het verleden.

Over de instemmende reacties van de gemeente Zaltbommel en de provincie Gelderland bent u geïnformeerd in de bovengenoemde brief van 28 augustus 1998. De Rfv heeft op 3 september 1998 geadviseerd. De Rfv besteedt ten eerste aandacht aan de situatie waarin de gemeentelijke indeling van de Bommelerwaard ongewijzigd blijft. Ten tweede gaat de Rfv in op de situatie van de «schone oplevering». De Rfv is er niet van overtuigd dat de kosten van het uitbaggeren van de haven van Zaltbommel al op korte termijn en in hun volle omvang worden gemaakt. Hij adviseert deze kosten vooralsnog niet bij de steun te betrekken. In plaats daarvan stelt hij voor de kosten pas tot een zeker maximum te vergoeden nadat de sanering ter hand is genomen. Ten derde geeft de Rfv in overweging te bezien of de aanvullende steun lager kan uitvallen. Daarbij zou het verschil opgebracht moeten worden door de inwoners binnen de huidige grenzen van de gemeente Zaltbommel.

Ik constateer dat de bovengenoemde partijen, met uitzondering van de Rfv, een hoge mate van overeenstemming laten zien waar het gaat om het oplossen van de financiële problemen van de gemeente Zaltbommel. Op het punt van de sanering van de haven van Zaltbommel constateer ik een verschil tussen de IFLO en de Rfv. In essentie adviseert de IFLO op voorhand geld ter beschikking te stellen op vervolgens bij de daadwerkelijke uitvoering te bezien of er reden is voor een terugvordering. De Rfv adviseert daarentegen de sanering eerst te laten uitvoeren en op basis daarvan de gemeente tot een zeker maximum te compenseren voor de kosten. Daarnaast vindt de Rfv dat een groter deel van de financiële problemen door de huidige inwoners van Zaltbommel moet worden opgelost.

In reactie op het advies van de Rfv over de sanering van de haven merk ik op groot gewicht toe te kennen aan de financiële zelfstandigheid van de nieuw te vormen gemeente. Ik acht die het beste verzekerd bij het voorstel van de IFLO. Vanzelfsprekend mag daarbij van de nieuwe gemeente worden verwacht dat zij met de uiterste zorgvuldigheid over de sanering van de haven besluit. Zo kunnen onnodige kosten worden vermeden en kan – door een eventuele terugvordering – het beslag op de collectieve middelen van het gemeentefonds worden beperkt. Ik onderschrijf daarnaast de opmerking van de Rfv dat het tijdstip van de sanering van de haven niet precies is te voorspellen. Datzelfde geldt voor de opmerking van de Rfv over de mogelijkheid van een specifieke rijksbijdrage voor de sanering. Onder andere omstandigheden zou ik daar wellicht de consequentie aan verbonden hebben de sanering van de haven vooralsnog niet in de steun te betrekken. Die weg acht ik echter nu minder geschikt, met het oog op de bijzondere samenloop van artikel 12 en gemeentelijke herindeling.

Wat de bijdrage van de huidige inwoners van Zaltbommel betreft ben ik het met de Rfv eens dat deze beperkter is dan het geval zou zijn bij een ongewijzigde gemeentelijke herindeling. Dat acht ik op zich bezien minder wenselijk. Ik zie echter geen mogelijkheid, de Rfv lijkt deze evenmin te zien, om de inwoners van het huidige Zaltbommel een groter aandeel te laten leveren in de oplossing van de financiële problemen. Het zou er bovendien op neerkomen dat de nieuwe gemeente Zaltbommel over de hogere bijdrage zou moeten beslissen. Zo'n constructie staat op gespannen voet met het uitgangspunt van «schoon opleveren».

Gelet op het vorenstaande ben ik voornemens de «schone oplevering» van Zaltbommel conform het advies van de IFLO te effectueren. Ik zal daartoe, indien het voorstel van wet herindeling Bommelerwaard tot wet wordt verheven, een beschikking opstellen waarin aan de gemeente Zaltbommel een aanvullende uitkering over het jaar 1998 zal worden toegekend van f 16 986 000. De voorwaarden waaronder deze aanvullende steun wordt verstrekt zijn conform het advies van de IFLO. Dat houdt in dat de aanvullende steun moet worden aangewend voor het doel waarvoor deze is verleend. Het betekent ook dat een deel van het bedrag zal worden teruggevorderd, namelijk indien de sanering van de haven door een rijksbijdrage de gemeente per saldo minder kost dan de in het IFLO-rapport genoemde f 5,5 miljoen.

Gelet op het advies van de Rfv met betrekking tot het budgettair beslag op het gemeentefonds in 1998 zal ik f 11 486 000 in 1998 en f 5 500 000 aan het begin van 1999 betalen. Het beperkte uitstel van een deel van de betaling is niet bezwaarlijk, omdat de sanering van de haven niet onmiddellijk begint.

Afschrift van deze brief zend ik aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper


XNoot
1

Is ter inzage gelegd op het Centraal In- formatiepunt onder griffienr. 120892.19.

Naar boven