Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25641 nr. 137 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25641 nr. 137 |
20 november 1997
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet Werkloosheidsvoorziening te wijzigen en op een later tijdstip in te trekken, te komen tot een eenvormige definiëring van de term gezamenlijke huishouding in een aantal sociale zekerheidswetten en voorts, in verband met gebleken onvolkomenheden, die wetten en enige andere wetten aan te passen en daarnaast ook enige andere wijzigingen daarin aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I. WIJZIGING WET WERKLOOSHEIDSVOORZIENING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
§ 1. Wijziging Wet Werkloosheidsvoorziening
ARTIKEL I. WET WERKLOOSHEIDSVOORZIENING
De hoofdstukken I tot en met VI, alsmede de hoofdstukken IX en X van de Wet Werkloosheidsvoorziening vervallen.
§ 2. Wijziging wetten in verband met wijziging Wet Werkloosheidsvoorziening
ARTIKEL II. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7, onderdelen c tot en met e, worden vervangen door:
c. degene, die wegens werkloosheid niet werkt en die ingevolge een door Onze Minister aan te wijzen, van overheidswege getroffen regeling uitkering ontvangt;
d. in door Onze Minister aan te wijzen gevallen degene, die wegens werkloosheid niet werkt, doch aan wie geen uitkering wordt verleend op grond van enige bepaling van de Werkloosheidswet, van het uitkeringsreglement werkloosheidsverzekering van het Landelijk instituut sociale verzekeringen of van een regeling als bedoeld in onderdeel c.
Artikel 13, vierde lid, wordt vervangen door:
4. Degene, die krachtens een regeling als bedoeld in artikel 7, onderdeel c, uitkering ontvangt, wordt geacht op elke dag, waarover hij die uitkering ontvangt, een loon te ontvangen, gelijk aan die uitkering.
In artikel 66, vierde lid, wordt de zinsnede «ingevolge artikel 7, onderdelen d en e» vervangen door: ingevolge artikel 7, onderdelen c en d.
ARTIKEL III. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID
Artikel 50 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid vervalt.
ARTIKEL IV. WET OVERHEVELINGSTOESLAG OPSLAGPREMIES
In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies vervalt de zinsnede: alsmede de Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, 485), voorzover gebaseerd op artikel 5c van die wet.
ARTIKEL V. WET AANPASSING UITKERINGSREGELINGEN OVERHEVELING OPSLAGPREMIES
De Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, eerste lid, vervalt de zinsnede: , artikel 5b, derde lid, van de WWV.
De artikelen 66 tot en met 69 vervallen.
In artikel 70 wordt de zinsnede «Voor de toepassing van de artikelen 30 en 40 van de WWV» vervangen door: Voor de toepassing van artikel 40 van de WWV.
Artikel 72 vervalt.
Artikel 81, tweede lid, vervalt.
ARTIKEL VI. ALGEMENE BIJSTANDSWET
In artikel 125, eerste lid,onderdeel c, van de Algemene bijstandswet vervalt de zinsnede: de Wet werkloosheidsvoorziening.
ARTIKEL VII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
In artikel 48, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers vervalt de zinsnede: , de Wet werkloosheidsvoorziening,.
ARTIKEL VIII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
In artikel 48, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen vervalt de zinsnede: , de Wet werkloosheidsvoorziening.
In artikel 3, vierde lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede: , hoofdstuk IIIa van de Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, 485).
ARTIKEL X. WET UITKERINGEN VERVOLGINGSSLACHTOFFERS 1940–1945
Artikel 19, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt vervangen door:
3. Met inkomsten uit tegenwoordige arbeid worden gelijkgesteld uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet, alsmede de daarmede vergelijkbare uitkeringen welke worden verleend aan het overheidspersoneel.
ARTIKEL XI. WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHT- OFFERS 1940–1945
Artikel 28, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt vervangen door:
3. Met inkomsten uit tegenwoordige arbeid worden gelijkgesteld uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet, alsmede de daarmede vergelijkbare uitkeringen welke worden verleend aan het overheidspersoneel.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Deltaschadewet vervalt de zinsnede: of de Wet Werkloosheidsvoorziening.
ARTIKEL XIII. WET CONCENTRATIE STRAFBAARSTELLING FRAUDULEUZE GEDRAGINGEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (kamerstukken 23 993) op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet of op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel XII van die wet.
ARTIKEL XIV. AANPASSINGSWET GEREGISTREERD PARTNERSCHAP
Indien het op 18 juni 1997 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van wetgeving aan de invoering van het geregistreerd partnerschap in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassingswet geregistreerd partnerschap; kamerstukken II 1996/97, 25 407) op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet of op een later tijdstip tot wet wordt verheven vervalt artikel 5 van hoofdstuk 9 van die wet.
HOOFDSTUK II. INTREKKING WET WERKLOOSHEIDSVOORZIENING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN
§ 1. Intrekking Wet Werkloosheidsvoorziening
ARTIKEL XV. WET WERKLOOSHEIDSVOORZIENING
De Wet Werkloosheidsvoorziening wordt ingetrokken.
In onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet vervalt:
12. Wet Werkloosheidsvoorziening.
HOOFDSTUK III. GEZAMENLIJKE HUISHOUDING
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden een nieuw derde tot en met zevende lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Van het eerste lid, onderdeel a vervalt de zinsnede «indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde».
2. Onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid in derde tot en met achtste lid, vervallen het derde tot en met vijfde lid.
Artikel 64, zesde lid vervalt.
De derde afdeling wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift wordt vervangen door:
DERDE AFDELING. BEZWAAR EN BEROEP IN CASSATIE
2. Na artikel 75b wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 1, derde tot en met zevende lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XVIII. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden een nieuw derde tot en met zevende lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde».
2. Onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid in derde tot en met achtste lid, vervallen het derde tot en met vijfde lid.
Artikel 81, vijfde lid, vervalt.
Hoofdstuk VII wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift wordt vervangen door:
HOOFDSTUK VII. BEPALINGEN IN VERBAND MET DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT EN BEROEP IN CASSATIE
2. Na artikel 87e wordt een nieuw artikel 87f ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 1, derde tot en met zevende lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XIX. ALGEMENE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWET
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden een nieuw derde tot en met zevende lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde».
2. Onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid in derde tot en met achtste lid, vervallen het derde tot en met vijfde lid.
Artikel 80, eerste lid komt te luiden:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen terzake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 4 en de op die artikelen berustende bepalingen.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde tot en met zesde lid komen te luiden:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
2. Aan het artikel wordt een nieuw zevende lid toegevoegd, luidende:
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
In artikel 39 wordt de zinsnede «het bepaalde bij of krachtens artikel 1, derde, vierde, vijfde of zesde lid» vervangen door: artikel 1, derde tot en met zevende lid, en de daarop berustende bepalingen.
ARTIKEL XXI. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID
Artikel 43a, derde lid, onderdeel a van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid komt te luiden:
a. als ongehuwd aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
ARTIKEL XXII. ALGEMENE OUDERDOMSWET
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde tot en met zesde lid komen te luiden:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
2. Aan het artikel wordt een nieuw zevende lid toegevoegd, luidende:
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
In artikel 53, eerste lid wordt de zinsnede «het bepaalde bij of krachtens een van de artikelen 1, derde, vierde, vijfde of zesde lid, 2, 3 en 6» vervangen door: de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
ARTIKEL XXIII. ALGEMENE NABESTAANDENWET
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. gezamenlijke huishouding: een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert» vervangen door: de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert;
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «de belanghebbenden» vervangen door: de betrokkenen;
3. Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden als volgt:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld.
In artikel 16, eerste lid, onderdeel b, 67, derde en vierde lid en artikel 71, derde lid vervalt de zinsnede «als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid».
In artikel 66, eerste lid, wordt de zinsnede «het bepaalde bij of krachtens een der artikelen 6, 7 en 13» vervangen door: de artikelen 3, tweede tot en met zesde lid, 6, 7 en 13 en de op die artikelen berustende bepalingen.
ARTIKEL XXIV. COÖRDINATIEWET SOCIALE VERZEKERING
De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden een nieuw vierde tot en met achtste lid toegevoegd, luidende:
4. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
5. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
6. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vijfde lid.
7. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel d.
8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, vervalt de zinsnede: «dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat,».
2. In het eerste lid, onderdeel p, wordt de zinsnede «artikel 35 van de Ziektewet» vervangen door: artikel 1 van de Ziektewet.
3. In het derde lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «, dan wel degenen met wie zij duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren of hebben gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat».
In artikel 18c, eerste lid, wordt de zinsnede «het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4–8» vervangen door: de artikelen 1, vierde tot en met achtste lid, 4 tot en met 8 en de op die artikelen berustende bepalingen.
ARTIKEL XXV. ALGEMENE BIJSTANDSWET
Na artikel 139 van de Algemene bijstandswet wordt een nieuw artikel 139a ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XXVI. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
Na artikel 60a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt een nieuw artikel 60b ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XXVII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
Na artikel 60a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt een nieuw artikel 60b ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XXVIII. WET VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN
De Wet voorzieningen gehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde tot en met vijfde lid komen te luiden:
3. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
2. Onder vernummering van het zesde lid tot achtste lid worden een nieuw zesde en zevende lid ingevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Na artikel 10 wordt een nieuw artikel 11 ingevoegd, luidende:
1. Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 1, derde tot en met zevende lid, en de daarop berustende bepalingen.
2. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.
ARTIKEL XXIX. UITSTEL WIJZIGING VERLENING VOORZIENINGEN WVG
Indien de toepassing van artikel XXVIII, onderdeel A, onder 1, leidt tot wijziging in de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten, gaat deze wijziging eerst één jaar na inwerkingtreding van deze wet in.
ARTIKEL XXX. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt een derde tot en met zevende lid toegevoegd luidende:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. De «1.» voor het eerste lid vervalt, alsmede het tweede tot en met vierde lid.
2. De zinsnede «niet duurzaam gescheiden van hem levende» vervalt.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde».
2. Onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid in derde tot en met achtste lid, vervallen het derde en vierde lid van artikel 61.
3. In het tot achtste lid vernummerde tiende lid wordt «het negende lid» vervangen door: het zevende lid.
In artikel 98, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 3 tot en met 6» vervangen door: de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 3 tot en met 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
ARTIKEL XXXI. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt een derde tot en met zevende lid toegevoegd luidende:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde».
2. Onder vernummering van het zesde tot en met tiende lid in derde tot en met zevende lid, vervallen het derde tot en met vijfde lid.
In artikel 72, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 3» vervangen door: de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, en 3 en de op die artikelen berustende bepalingen.
ARTIKEL XXXII. VERVALLEN ARTIKEL XIX
Indien artikel II van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in werking is getreden, vervalt artikel XIX van deze wet.
HOOFDSTUK IV. ANDERE WIJZIGINGEN
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 29a en 29b» vervangen door: het tweede lid, onderdeel e, en de artikelen 29a en 29b.
2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «artikel 7» vervangen door: artikel 7 of 8a.
3. Aan het vijfde lid wordt een derde volzin toegevoegd, luidende: In de gevallen waarin de tweede volzin toepassing vindt, worden gedurende de desbetreffende periode van 52 weken de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken, waarover op grond van het tweede lid, onderdelen a en b, geen ziekengeld wordt uitgekeerd, slechts eenmaal in aanmerking genomen.
Artikel 32, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Indien de verzekerde ter zake van de ongeschiktheid tot werken wegens ziekte zowel recht heeft op toekenning van ziekengeld krachtens deze wet als op herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de artikelen 28, 29 en 29a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de artikelen 38, 39 en 39a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt het ziekengeld slechts uitbetaald voor zover het:
a. het bedrag, waarmede de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet in verband met die herziening is verhoogd, overtreft, indien uitsluitend artikel 28, 29 of 29a van die wet van toepassing is en
b. het bedrag, waarmede de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in verband met die herziening is verhoogd, overtreft, indien zowel artikel 28, 29 of 29a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, als artikel 38, 39 of 39a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing zijn, dan wel uitsluitend artikel 38, 39 of 39a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing is.
Na artikel 32 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien de verzekerde ter zake van de ongeschiktheid tot werken wegens ziekte zowel recht heeft op ziekengeld krachtens deze wet als op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met het bepaalde in artikel 32a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, dan wel in artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het ziekengeld slechts uitbetaald voor zover het:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet overtreft indien uitsluitend artikel 32a van die wet van toepassing is en
b. de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering overtreft, indien zowel artikel 32a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet als artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing zijn, dan wel uitsluitend laatstgenoemd artikel van toepassing is.
Aan artikel 33 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
In artikel 35, tweede en zevende lid, wordt de zinsnede «artikel 29, negende lid» vervangen door: artikel 29, vierde lid.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt de zinsnede «niet later dan de tweede dag van die geschiktheid» vervangen door: niet later dan op de vierde dag van die geschiktheid.
2. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. Indien de werkgever de verplichting, bedoeld in het tweede of derde lid niet of niet behoorlijk is nagekomen, legt het Landelijk instituut sociale verzekeringen hem een boete op van ten hoogste f 1000. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid, 45b, 45c, 45e, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 45g, eerste, vierde, zesde, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 38a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «niet later dan op de derde dag van die ongeschiktheid» vervangen door: niet later dan op de vierde dag van die ongeschiktheid.
2. Het derde lid, wordt vervangen door:
3. Indien de werkgever jegens wie de verzekerde aanspraak heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de melding, bedoeld in het tweede lid, later doet dan in dat lid is voorgeschreven, gaat het ziekengeld niet eerder in dan met ingang van de datum van die melding.
4. Indien de verzekerde, na een ziekmelding als bedoeld in het eerste en tweede lid, weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, meldt hij aan de werkgever, of, indien de verzekerde geen werkgever heeft als bedoeld in paragraaf 3 van de eerste afdeling van deze wet, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan op de tweede dag van die geschiktheid, de eerste dag waarop hij weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.
5. De werkgever meldt, na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde melding, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan op de tweede dag na de hersteldmelding door de verzekerde, de eerste dag waarop die verzekerde weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.
6. Indien de werkgever jegens wie de verzekerde geen aanspraak heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de verplichting, bedoeld in het vijfde lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen, legt het Landelijk instituut sociale verzekeringen hem een boete op van ten hoogste f 1000. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid, 45b, 45c, 45e, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 45g, eerste, vierde, zesde, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «artikel 38a, eerste en derde lid» vervangen door: artikel 38a, eerste lid.
2. Het eerste lid, onderdeel e, wordt vervangen door:
e. indien de verzekerde zich niet houdt aan de in artikel 39, tweede lid, bedoelde controlevoorschriften;
3. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 45a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 45g, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Na artikel 47 wordt een nieuw artikel 47a ingevoegd, luidende:
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan het ziekengeld over een door hem te bepalen tijdvak bij wege van voorschot betaalbaar stellen, indien onzekerheid bestaat over het recht op of de hoogte van het ziekengeld of de hoogte van het te betalen bedrag aan ziekengeld. Een verleend voorschot wordt verrekend met het definitief vastgestelde bedrag aan ziekengeld dat over het desbetreffende tijdvak wordt betaald.
2. In afwijking van het eerste lid betaalt het Landelijk instituut sociale verzekeringen geen voorschot indien onzekerheid bestaat over het recht op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen schort de betaling van ziekengeld op of schorst de betaling, indien het van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat:
a. het recht op ziekengeld niet of niet meer bestaat;
b. recht op een lagere ziekengelduitkering bestaat;
c. de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in artikel 49 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
Het vierde en vijfde lid van artikel 64 worden vernummerd tot derde en vierde lid.
In artikel 70 wordt de zinsnede «geen aanspraak op betaling van loon kan maken» vervangen door: geen aanspraak kan maken op betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 87a wordt, onder vernummering van het derde lid in vierde lid, een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. De werkgever kan een verzekeringsovereenkomst met betrekking tot zijn verplichting tot doorbetaling van loon als bedoeld in 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek opzeggen met ingang van de dag dat de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, te zijnen aanzien in werking treedt, of, indien de opzegging later geschiedt, met ingang van de dag waarop deze de verzekeraar bereikt. In het geval dat de premie is vooruitbetaald wordt deze door de verzekeraar naar evenredigheid aan de werkgever terugbetaald.
Artikel 2b, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XXXIV. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 29, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In de artikelen 29a, eerste en tweede lid, 29b, eerste tot en met vijfde lid, 29c, tweede lid, 29d, tweede lid, 29e, eerste lid, en 29f wordt na «belanghebbende» telkens ingevoegd: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Aan artikel 29a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Artikel 29g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid wordt de zinsnede «de artikelen 475 c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2. In het achtste en negende lid wordt na «belanghebbende» telkens ingevoegd: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Aan artikel 34 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de toepassing van het derde lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het Landelijk instituut sociale verzekeringen bevoegd de uitkering ambtshalve toe te kennen of voort te zetten.
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «alsmede toekenning van ziekengeld krachtens de Ziektewet heeft plaatsgevonden, wordt met ingang van de dag na beëindiging van het ziekengeld op grond van artikel 29, vijfde lid, van die wet» vervangen door: alsmede toekenning van ziekengeld krachtens de Ziektewet heeft plaatsgevonden dan wel loondoorbetaling heeft plaatsgevonden op grond van artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt met ingang van de dag na beëindiging van het ziekengeld op grond van artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet dan wel na afloop van de in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken.
2. Het derde en vierde lid worden vervangen door:
3. Ingeval van herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid tijdens het ontvangen van een vervolguitkering wordt, met inachtneming van de tweede tot en met vierde volzin van dit lid, met ingang van de dag waarop het recht op die herziening bestaat, een loondervingsuitkering toegekend. Voor de duur van die loondervingsuitkering is, in afwijking van artikel 21a, de leeftijd van de betrokkene op de dag van ingang van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering bepalend. Toekenning van een loondervingsuitkering is slechts mogelijk indien de betrokkene bij de toeneming van de arbeidsongeschiktheid terzake van het verrichten van werkzaamheden op grond van deze wet verzekerd was en de duur van die uitkering langer is dan de duur van de loondervingsuitkering, waarop recht bestond onmiddellijk voorafgaande aan de datum van ingang van de vervolguitkering. De duur van de toe te kennen loondervingsuitkering wordt verminderd met de duur van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering. Tijdens de duur van die loondervingsuitkering bestaat geen recht op vervolguitkering.
4. Na afloop van de in het derde lid bedoelde loondervingsuitkering geldt voor de berekening van het vervolgdagloon, in afwijking van artikel 21b, derde lid, een percentage van 2 maal het aantal verstreken jaren tussen het 15e jaar en de leeftijd van de betrokkene op de dag van ingang van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld.
In artikel 41, tweede lid, wordt na de zinsnede «krachtens de Ziektewet» ingevoegd: dan wel na afloop van het in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken.
Onder vernummering van het bij de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte tot stand gekomen artikel 43b in artikel 43c wordt artikel 43c vervangen door:
De arbeidsongeschiktheidsuitkering, onderscheidenlijk de verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in geval van herziening van die uitkering op grond van de artikelen 38 en 39a, wordt niet uitbetaald gedurende het verlengde tijdvak waarin recht bestaat op loon op grond van artikel 629, eerste lid, tweede volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
In de artikelen 44, tweede lid, en 47, eerste lid, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
In artikel 48, tweede lid, wordt de zinsnede «Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 38, derde lid, en 39, eerste lid, onder c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 38, derde lid, 39, eerste lid, onderdeel c, en 39a.
Aan artikel 57 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 71a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Gelijktijdig met de aangifte van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet legt de werkgever aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen een door hem in overleg met de werknemer opgesteld adequaat reïntegratieplan over ten behoeve van de herintreding van de werknemer in het arbeidsproces. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt regels inzake voorlopige of volledige reïntegratieplannen en eventueel noodzakelijke vervolgplannen en stelt minimumeisen, waaraan deze plannen moeten voldoen.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid in vierde tot en met zevende lid, worden een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende als volgt:
2. De werkgever, bedoeld in artikel 38a, derde lid, van de Ziektewet, legt, uiterlijk nadat de ongeschiktheid van de werknemer dertien weken heeft geduurd, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen een door hem in overleg met de werknemer opgesteld adequaat voorlopig of volledig reïntegratieplan over ten behoeve van de herintreding van de werknemer in het arbeidsproces. Voor het bepalen van het tijdvak van dertien weken worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van toepassing.
3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, legt de werkgever van de verzekerde, bedoeld in artikel 29a van de Ziektewet, het in dat lid bedoelde reïntegratieplan over uiterlijk nadat de ongeschiktheid van de werknemer dertien weken heeft geduurd na de beëindiging van het recht op ziekengeld in verband met bevalling. Voor het bepalen van het tijdvak van dertien weken worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
3. In het tot vierde lid vernummerde tweede lid wordt de zinsnede «het eerste lid» vervangen door «het eerste, tweede of derde lid» en wordt «f 1000» vervangen door: ten hoogste f 1000.
4. In het tot vijfde lid vernummerde derde lid wordt «f 10 000» vervangen door: ten hoogste f 10 000.
5. In het tot zevende lid vernummerde vijfde lid wordt «artikel 29g, eerste, vijfde, zevende, negende en tiende lid» vervangen door: artikel 29g, eerste, vierde, vijfde, achtste en negende lid.
Artikel 81, eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:
a. degene, wiens verplichte verzekering is geëindigd en te wiens aanzien op grond van gebleken omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen dat onderbreking van die verplichte verzekering van korte duur zal zijn, dan wel die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet.
In artikel 87, tweede volzin, wordt «1999» gewijzigd in: 2000.
ARTIKEL XXXV. ALGEMENE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWET
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 29, 30, 31, 42, 44 en 45 van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, 30, 31, 42, 44 of 45 van de Ziektewet.
Aan artikel 20, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In de artikelen 20a, eerste en tweede lid, 20b, eerste tot en met vijfde lid, 20c, tweede lid, 20d, tweede lid, 20e, eerste lid, en 20f wordt na «belanghebbende» telkens ingevoegd: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Aan artikel 20a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Artikel 20g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2. In het achtste en negende lid wordt na «belanghebbende» telkens ingevoegd: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Aan artikel 24 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
7. Indien de toepassing van het derde lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het Landelijk instituut sociale verzekeringen bevoegd de uitkering ambtshalve toe te kennen of voort te zetten.
In artikel 29a, tweede lid, en 32a, tweede lid, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
In artikel 30, tweede lid, wordt na de zinsnede «krachtens de Ziektewet» ingevoegd: dan wel na afloop van de in artikel 629, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken.
In artikel 32b wordt de zinsnede «ingevolge artikel 1638c, eerste lid, tweede volzin, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: ingevolge artikel 629, eerste lid, tweede volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 39, tweede lid, wordt de zinsnede «Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 28, derde lid, en 29, eerste lid, onder c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 28, derde lid, 29, eerste lid, onderdeel c, en 29a.
Aan artikel 48 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 3b, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XXXVI. WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 17b, zesde lid, onderdeel c, wordt «artikel 9, vierde en vijfde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering» vervangen door: artikel 9, vijfde en zesde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
In artikel 18, tweede lid, wordt «haar» vervangen door: hem.
Artikel 19, zesde lid, wordt vervangen door:
6. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen is bevoegd ten aanzien van een werknemer of groep werknemers in bijzondere gevallen af te wijken van het eerste lid, onderdeel l.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «op haar verzoek» wordt vervangen door: op zijn verzoek.
2. Aan het artikel wordt een zin toegevoegd, luidende:
Deze verplichting geldt niet, voor zover een recht op uitkering niet geldend kan worden gemaakt als gevolg van een blijvend gehele weigering.
Artikel 26, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. zich als werkzoekende bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te laten registreren en die registratie tijdig te doen verlengen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 69 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt na de zinsnede «het recht op uitkering zou zijn geëindigd» ingevoegd: of niet zou zijn ontstaan.
2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 27a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 27g, derde lid, wordt de zinsnede «op haar verzoek» vervangen door: op zijn verzoek.
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zij» vervangen door: hij.
2. In het tweede lid wordt «De bedrijfsvereniging» vervangen door «Het Landelijk instituut sociale verzekeringen» en wordt «zij» vervangen door: hij.
Aan artikel 36 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 39a vervalt.
In artikel 52d wordt, onder vernummering van het vierde in het vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Indien na het ontstaan van het recht op kortdurende uitkering aansluitend of na verrichte arbeid het recht op loongerelateerde uitkering of vervolguitkering is herleefd, eindigt het recht op kortdurende uitkering voor zover het aantal arbeidsuren waarnaar beide rechten zijn berekend, vermeerderd met het resterende aantal arbeidsuren per kalenderweek, groter is dan het aantal arbeidsuren, bedoeld in artikel 52a in verbinding met artikel 16, voorafgaande aan het intreden van het verlies van arbeidsuren op grond waarvan het recht op kortdurende uitkering is ontstaan.
In artikel 66, eerste lid, wordt «zij» vervangen door: hij.
In artikel 85, zesde lid, wordt «de bedrijfsvereniging» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel f door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd luidende:
g. de bijdragen van de werkgever of werknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel g, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;.
2. Na onderdeel g wordt een nieuw onderdeel toegevoegd luidende:
h. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voor zover deze verband houden met op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet te betalen uitkeringen.
Aan artikel 90, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel g door een puntkomma, een nieuw onderdeel h toegevoegd luidende:
h. de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van de artikelen 38, vierde lid, en 39 van de Ziektewet en niet reeds op grond van onderdeel d ten laste van een wachtgeldfonds worden gebracht, alsmede de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van artikel 629, derde lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt de zinsnede «ontvangt door de uitoefening van haar bevoegdheid op grond van artikel 36» vervangen door: ontvangt door de toepassing van artikel 36.
2. Onder vervanging van de punt achter onderdeel e door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd luidende:
f. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voor zover deze verband houden met te betalen uitkeringen op grond van de Ziektewet, anders dan op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van die wet.
In artikel 93, onderdeel d, wordt «de bedrijfsvereniging» vervangen door «het Landelijk instituut sociale verzekeringen» en vervalt aan het slot van dat onderdeel «en».
Artikel 2a, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
Artikel 6, onderdeel b, wordt vervangen door:
b. die als vrijwilliger werkzaamheden verricht als politiebeambte, alsmede van degene die als vrijwilliger al dan niet tegen loon werkzaamheden verricht bij de gemeentelijke brandweer.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 11a, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «recht op uitkering» vervangen door: recht op toeslag.
Aan artikel 14, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 14a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 14g, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aan artikel 20 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 1a, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XXXVIII. ALGEMENE OUDERDOMSWET
Aan artikel 17b, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 17c, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 17i, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aan artikel 24 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 5, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
In artikel 17a, eerste lid, onderdelen a en c, vervalt «en».
ARTIKEL XXXIX. ALGEMENE NABESTAANDENWET
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 worden de onderdelen c en d vervangen door:
c. de Bank: de Sociale Verzekeringsbank, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
d. College van toezicht sociale verzekeringen: het College van toezicht sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;.
Artikel 22, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van deze paragraaf en paragraaf 4 van deze afdeling alsmede van de afdelingen II en III van dit hoofdstuk wordt, in afwijking van hoofdstuk 1, onder nabestaande verstaan: de ouder van een halfwees of de persoon die als ware hij ouder zorg draagt voor een halfwees, die tot zijn huishouden behoort.
In de artikelen 35, 36, tweede lid, en 53, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 49 of 57» vervangen door: artikel 49 of 57.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting op grond van artikel 36, tweede lid, of 37 opgelegd, of de verplichting bedoeld in artikel 89, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 35, niet binnen de door de Bank daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen, weigert de Bank de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk.
2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 39, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 45, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aan artikel 53 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 57, eerste en tweede lid, komt als volgt te luiden:
1. Indien degene, aan wie uitkering op grond van deze wet is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en de Bank van de desbetreffende inrichting of van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de uitkering aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, is de Bank bevoegd dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden in te willigen.
2. Indien degene, aan wie uitkering op grond van deze wet is toegekend, op grond van artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in de kosten van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van die wet of een vergoeding als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van die wet, dan wel een bijdrage verschuldigd is op grond van artikel 15 van de Overgangswet verzorgingshuizen, is de Bank bevoegd de uitkering tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan degene, aan wie de uitkering is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan de Ziekenfondsraad.
In artikel 33, vijfde lid, tweede volzin, wordt «1999» gewijzigd in: 2000.
ARTIKEL XL. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
Het tweede lid van artikel 1 vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 7, derde lid, onderdeel a, onder ii° wordt de zinsnede «vermoedelijk het eerstkomende jaar» vervangen door: hetzij het afgelopen jaar hetzij vermoedelijk het eerstkomende jaar.
Artikel 11, derde lid, komt te luiden:
3. Wanneer bij het vaststellen van het aantal kinderen, waarvoor over een kalenderkwartaal recht op kinderbijslag bestaat, voor een of meer kinderen de mate waarin deze kinderen door de verzekerde worden onderhouden, hiervoor bepalend is, wordt het totaal eigen inkomen, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 9, eerste en tweede lid, van deze kinderen over dat kalenderkwartaal in aanmerking genomen, ongeacht of ten aanzien van deze kinderen gedurende het gehele kwartaal aan de overige voorwaarden, bedoeld in artikel 7 in verbinding met artikel 8 is voldaan.
In artikel 15 wordt de zinsnede «of de persoon aan wie» vervangen door: alsmede de persoon aan wie of de instelling waaraan.
Aan artikel 17, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 17a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 17g, achtste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In artikel 20 wordt na «bestaande in een ander land,» toegevoegd: of ingevolge een regeling van een volkenrechtelijke organisatie,.
Aan artikel 24 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan de Sociale Verzekeringsbank, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
In artikel 31, eerste lid, wordt de zinsnede «krachtens een van de artikelen 1, tweede lid, 2, 3 en 6» vervangen door: krachtens artikel 2, 3 of 6.
Artikel 5b, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XLI. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID
De Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «die voor de toepassing van de Toeslagenwet niet als gehuwd wordt aangemerkt» vervangen door: die voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 in tariefgroep 2 is ingedeeld.
2. In het tweede lid wordt na «hoofdstuk IIa of IIb van de nieuwe Werkloosheidswet» een zinsnede ingevoegd, luidende: dan wel, indien tegelijkertijd recht bestaat op meerdere uitkeringen op grond van de nieuwe Werkloosheidswet, het totaalbedrag van die uitkeringen.
In artikel 48, eerste lid, wordt de zinsnede «die voor de toepassing van de Toeslagenwet niet als gehuwd wordt aangemerkt» vervangen door: die voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 in tariefgroep 2 is ingedeeld.
Artikel 1a, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XLII. COÖRDINATIEWET SOCIALE VERZEKERING
De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9, tweede lid, wordt de zinsnede «wordt het in de vorige volzin genoemde bedrag van f 193 door Onze Minister met ingang van dezelfde datum herzien» vervangen door: wordt het in de eerste zin genoemde bedrag door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister, met ingang van dezelfde datum herzien.
In artikel 15a wordt de zinsnede «de bedrijfsvereniging die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Artikel 3c, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL XLIII. ALGEMENE BIJSTANDSWET
De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, onderdeel a, wordt de zinsnede «de Algemene Weduwen- en Wezenwet» vervangen door: de Algemene nabestaandenwet.
In artikel 14f, vierde lid, wordt «de betrokken bedrijfsvereniging» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
In artikel 63, eerste lid, wordt «Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 75, eerste en tweede lid, wordt «de bedrijfsvereniging» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Na artikel 78a wordt een nieuw artikel 78b ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
In artikel 103, derde lid, wordt de zinsnede «op grond van deze afdeling» vervangen door: op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 113, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. ervoor zorg te dragen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 69 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;.
In artikel 125, eerste lid, aanhef en onderdeel a, vervalt de zinsnede: en personen.
Aan artikel 137a wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot termijnen waarbinnen de diensten en inspanningen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend.
In artikel 45, tweede lid, wordt «Ten aanzien van een inkomen uit een bedrijf of zelfstandig beroep worden de daarover verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen» vervangen door: Bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige worden de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over inkomen waarover geen loonbelasting is geheven.
ARTIKEL XLIV. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 11 wordt «Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Na artikel 25a wordt een nieuw artikel 25b ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 35, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. ervoor zorg te dragen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 69 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;.
In artikel 48, eerste lid, aanhef en onderdeel a, vervalt de zinsnede: en personen.
Aan artikel 59a wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot termijnen waarbinnen de diensten en inspanningen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend.
ARTIKEL XLV. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 11 wordt «Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 20f, vierde lid, wordt «de betrokken uitvoeringsinstelling» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Na artikel 25a wordt een nieuw artikel 25b ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 25 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Artikel 35, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. ervoor zorg te dragen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 69 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;.
In artikel 48, eerste lid, aanhef en onderdeel a, vervalt de zinsnede: en personen.
Aan artikel 59a wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot termijnen waarbinnen de diensten en inspanningen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend.
ARTIKEL XLVI. JEUGDWERKGARANTIEWET
De Jeugdwerkgarantiewet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1, artikel 2, derde lid, onderdeel f, en artikel 34, derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «ingevolge Hoofdstuk IIA van de Wet tegemoetkoming studiekosten» vervangen door: ingevolge hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.
In artikel 2, derde lid, vervalt onderdeel h en wordt onderdeel i geletterd: h.
ARTIKEL XLVII. WET VAN 24 APRIL 1996, STB. 248
De wet van 24 april 1996, Stb. 248, tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) wordt als volgt gewijzigd:
Artikel V, onderdeel H, wordt vervangen door:
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
Aan het slot van het artikel wordt onder vervanging van de punt door een komma toegevoegd: alsmede door de met toepassing van artikel 14a verkregen boeten.
Artikel XX wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt «en 45, negende lid,» en wordt de zinsnede «ingevolge de artikelen 49 en 47» vervangen door: ingevolge artikel 49 of 57.
2. Onderdeel d wordt geletterd e.
3. Na onderdeel c wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:
d. vervalt in 45, negende lid: dan wel de instelling aan welke ingevolge de artikelen 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald,;
4. Onderdeel e wordt vervangen door:
e. wordt artikel 46, derde lid, onderdeel c, vervangen door:
c. de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger dan wel de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, een verplichting bedoeld in artikel 35, 36, tweede lid, of 37 niet is nagekomen.
ARTIKEL XLVIII. BURGERLIJK WETBOEK
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 629, derde lid, en 635, derde lid, wordt «de bedrijfsvereniging waarbij deze is aangesloten» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Artikel 629a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de bedrijfsvereniging waarbij de werkgever is aangesloten» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
2. In het zevende lid wordt «de bedrijfsvereniging» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Artikel 674 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met één maand na de dag van het overlijden.
2. In het vierde lid wordt na de zinsnede «een wettelijk voorgeschreven ziekte of arbeidsongeschiktheidsverzekering» toegevoegd: en krachtens de Toeslagenwet.
ARTIKEL XLIX. WET VAN 19 DECEMBER 1996, STB. 665
In artikel V van de wet van 19 december 1996, Stb. 665, houdende wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen en enkele andere wetten, vervalt de zinsnede «vervallen de artikelen 75b, 75c en 75d van de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en».
ARTIKEL L. WET PREMIEREGIME BIJ MARGINALE ARBEID
De Wet premieregime bij marginale arbeid wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3, derde lid, komt te luiden:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet wordt gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
ARTIKEL LI. ARBEIDSVOORZIENINGSWET 1996
In artikel 7 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 wordt de zinsnede «artikel 14, tweede of vijfde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen» vervangen door: artikel 14, eerste lid of vierde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 20, eerste lid of derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20, eerste lid of vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
ARTIKEL LII. OVERGANGSWET VERZORGINGSHUIZEN
In artikel 68 van de Overgangswet verzorgingshuizen wordt de zinsnede «artikel 57, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet» vervangen door: artikel 57, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet.
ARTIKEL LIII. BESLUIT FONDSEN EN SPAARREGELINGEN
Het Besluit fondsen en spaarregelingen berust op artikel 631, derde lid, onderdelen c en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL LIV. WET TERUGDRINGING BEROEP OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSREGELINGEN
De Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel XVII wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid wordt voor de toepassing van:
a. artikel 53, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de zinsnede «tot en met de laatste dag der tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond» gelezen: tot en met één maand na de dag van het overlijden; en
b. voor de toepassing van artikel 53, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering slechts als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.
In artikel XIX, tweede lid, wordt het woord «vanaf» vervangen door «op of na» en wordt de zinsnede «in het eerste lid van respectievelijk genoemd artikel 33 en 44» vervangen door: in het eerste en tweede lid van respectievelijk genoemd artikel 33 en 44.
Artikel XI, vijfde lid, tweede volzin, komt te luiden: Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.
ARTIKEL LV. ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN 1997
De Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 7, tweede lid, 22, derde lid, en 35, derde lid, wordt «de zevende titel A van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de tiende titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 18 vervalt.
Artikel 18 komt te luiden:
1. De Sociale Verzekeringsbank heeft een bestuur, bestaande uit ten hoogste negen leden, twee plaatsvervangende leden en een voorzitter. Onze Minister bepaalt het aantal leden.
2. De leden en de voorzitter hebben ieder één stem.
Artikel 38, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt de zinsnede «en onderdeel i» vervangen door: en subonderdeel 9.
2. Aan het slot van het eerste lid worden onder vervanging van de punt door een komma twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
j. op verzoek van een werkgever toestemming te geven als bedoeld in artikel 629, derde lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de belangen van de betrokken werknemer onevenredig worden geschaad;
k. door Onze Minister aangewezen algemene maatregelen van bestuur en door Onze Minister aangewezen ministeriële regelingen uit te voeren.
Artikel 52 komt te luiden:
1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de krachtens artikel 51 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.
3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën van werkgevers bij een sector regels stellen die afwijken van het eerste of tweede lid. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 53 komt te luiden:
1. De werkgever die ingevolge artikel 52 bij een sector is aangesloten of ophoudt bij een sector aangesloten te zijn, doet daarvan schriftelijk melding bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
2. Een melding als bedoeld in het eerste lid is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen deelt een werkgever zo spoedig mogelijk mede, bij welke sector en vanaf welke datum hij ingevolge artikel 52 is aangesloten. Indien de mededeling afwijkt van de melding bedoeld in het eerste lid, geldt de mededeling als een beschikking.
4. In afwijking van artikel 52, tweede lid, is het Landelijk instituut sociale verzekeringen bevoegd ambtshalve of op verzoek te besluiten dat een werkgever met ingang van een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan te geven datum voor door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan te wijzen werkzaamheden is aangesloten bij een andere sector dan de sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij overigens doet verrichten.
Artikel 55 komt te luiden:
Tegen een besluit ingevolge hoofdstuk 4, paragraaf 3 kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
In artikel 65, eerste lid, wordt de zinsnede «74, eerste, vierde en vijfde lid» vervangen door: 74, eerste, derde en vierde lid.
Artikel 80, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «en de kosten van uitvoering van overeenkomsten als bedoeld in artikel 43» vervalt.
2. De zinsnede «wachtgeldfondsen» wordt vervangen door: wachtgeldfondsen, alsmede aan de Ziekenfondsraad en de Sociaal-Economische Raad.
In artikel 87, derde lid, wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste en tweede lid.
In artikel 101, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «voor zover de persoon op wie de in de onderdelen a, b of c bedoelde gegevens betrekking hebben daartoe schriftelijk toestemming heeft verleend» vervangen door: voor zover de persoon op wie de gegevens betrekking hebben daartoe schriftelijk toestemming heeft verleend.
In artikel 105, eerste lid, wordt de zinsnede «is strijd is» vervangen door: in strijd is.
In artikel 107 wordt de zinsnede «de artikelen 52, derde lid en 97» vervangen door: de artikelen 52, derde lid, 89 en 97.
In artikel 114, tweede volzin, wordt «1999» gewijzigd in: 2000.
ARTIKEL LVI. WIJZIGING VAN DE ZW, WAO, AAW, AOW EN ANW IN VERBAND MET WETSVOORSTEL WIJZIGING VREEMDELINGENWET EN ENIGE ANDERE WETTEN
Indien de artikelen X, XI, XII, XIV en XVI van het bij koninklijke boodschap van 26 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken 24 233) vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet is verheven en in werking is getreden of op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet wordt verheven en in werking treedt:
a. wordt in de artikelen 41, eerste lid, van de Ziektewet, 50a, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 41b, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en 15a, eerste lid, van de Toeslagenwet «De bedrijfsvereniging» vervangen door: Het Landelijk instituut sociale verzekeringen;
b. wordt in de artikelen 41, tweede lid, van de Ziektewet, 50a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 41b, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en 15a, tweede lid, van de Toeslagenwet «de bedrijfsvereniging» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen;
c. wordt het tweede onderdeel h van artikel 1 van de Algemene nabestaandenwet geletterd onderdeel i.
ARTIKEL LVII. WET INCOMPATIBILITEITEN STATEN-GENERAAL EN EUROPEES PARLEMENT
De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1, eerste lid, wordt de punt aan het einde van onderdeel d vervangen door een puntkomma en wordt na onderdeel d een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. lid van het bestuur van het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, lid van het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 3 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 of lid van het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.
2. In artikel 2, eerste lid, wordt de punt aan het einde van onderdeel f vervangen door een puntkomma en wordt na onderdeel f een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. lid van het bestuur van het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, lid van het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 3 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 of lid van het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.
ARTIKEL LVIII. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 35 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de toepassing van het vierde lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het Landelijk instituut sociale verzekeringen bevoegd de uitkering ambtshalve toe te kennen of voort te zetten.
Aan artikel 47, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 48, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 54, negende lid, wordt de zinsnede «de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aan artikel 63 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
In artikel 95, tweede volzin, wordt «1999» gewijzigd in: 2000.
ARTIKEL LIX. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 28 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de toepassing van het vierde lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het Landelijk instituut sociale verzekeringen bevoegd de uitkering ambtshalve toe te kennen of voort te zetten.
Aan artikel 39, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 40, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Aan artikel 55 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
In artikel 69, tweede volzin, wordt «1999» gewijzigd in: 2000.
ARTIKEL LX. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
Indien artikel XVIII van het bij koninklijke boodschap van 26 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken 24 233) vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet is verheven en in werking is getreden of op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers «rechtmatig» vervangen door: niet rechtmatig.
ARTIKEL LXI. TIJDELIJKE WIJZIGING WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING, ALGEMENE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWET, WERKLOOSHEIDSWET EN ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN 1997
1. Gedurende de periode 1 maart 1996 tot en met 31 maart 1997 wordt in artikel 40, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering na de zinsnede «op grond van artikel 29, vijfde lid, van die wet» ingevoegd: dan wel na afloop van de in artikel 1638c, eerste lid, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken.
2. Gedurende de periode 1 maart 1996 tot en met 31 maart 1997 wordt in de artikelen 41, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 30, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet na de zinsnede «krachtens de Ziektewet» ingevoegd: dan wel na afloop van de in artikel 1638c, eerste lid, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken.
3. Gedurende de periode 1 maart 1996 tot en met 28 februari 1997 wordt in artikel 89, eerste lid, van de Werkloosheidswet, onder vervanging van de punt achter onderdeel f door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd luidende:
g. de bijdragen van de werkgever of werknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 56a van de Organisatiewet sociale verzekeringen.
4. Gedurende de periode 1 maart 1997 tot en met 31 maart 1997 wordt in artikel 38, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een nieuw onderdeel j toegevoegd, luidende:
j. op verzoek van een werkgever toestemming te geven als bedoeld in artikel 1638c, derde lid, onderdeel c, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de belangen van de betrokken werknemer onevenredig worden geschaad.
5. Gedurende de periode 1 augustus 1996 tot en met 28 februari 1997 wordt in artikel 89, eerste lid, van de Werkloosheidswet, onder vervanging van de punt achter onderdeel g door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de bedragen die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voor zover deze verband houden met op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet te betalen uitkeringen.
6. Gedurende de periode 1 maart 1996 tot en met 31 maart 1997 wordt in artikel 90, eerste lid, van de Werkloosheidswet, onder vervanging van de punt achter onderdeel g door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van de artikelen 38, vierde lid, en 39 van de Ziektewet en niet reeds op grond van onderdeel d ten laste van een wachtgeldfonds worden gebracht, alsmede de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van artikel 1638c, derde lid, onderdeel c, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.
7. Gedurende de periode 1 augustus 1996 tot en met 28 februari 1997 wordt in artikel 92 van de Werkloosheidswet, onder vervanging van de punt achter onderdeel e door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de bedragen die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voor zover deze verband houden met te betalen uitkeringen op grond van de Ziektewet, anders dan op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van die wet.
ARTIKEL LXII. ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN
Voor de periode 1 januari 1997 tot en met 28 februari 1997 kunnen, indien in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van een door de Sociale Verzekeringsbank uit te voeren regeling wordt voorzien door het Rijk, bij ministeriële regeling regels worden gesteld ten aanzien van het beheer van gelden, uitvoeringskosten en verslaglegging als bedoeld in hoofdstuk VI van de Organisatiewet sociale verzekeringen, zoals deze wet op 28 februari 1997 luidde.
ARTIKEL LXIII. WET INKOMENSVOORZIENING KUNSTENAARS
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 oktober 1996 ingediende voorstel van wet inkomensvoorziening kunstenaars (kamerstukken 25 053) tot wet wordt verheven, wordt in artikel 3, onderdeel a, van die wet «Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL LXIV. WIJZIGING VAN DE VREEMDELINGENWET EN ENIGE ANDERE WETTEN
Indien artikel XXIII van het bij koninklijke boodschap van 26 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken 24 233) vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet is verheven en in werking is getreden of op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel XXIII, tweede lid, van die wet «Algemene Bijstandswet» vervangen door: Algemene bijstandswet.
ARTIKEL LXV. WET HOUDENDE BEPALINGEN IN VERBAND MET DE AANPASSING VAN DE UITVOERINGSORGANISATIE SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JANUARI 1996
De wet houdende bepalingen in verband met de aanpassing van de uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen per 1 januari 1996 wordt ingetrokken.
ARTIKEL LXVI. WET VAN 3 APRIL 1985, STB. 215
Artikel 2, tweede lid, van de wet van 3 april 1985, Stb. 215, houdende overgangsmaatregel met betrekking tot loonbetalingen tijdens ziekte en aanvullingen op de wettelijke ziekengelduitkering (overgangsmaatregel bovenwettelijke uitkeringen) wordt vervangen door:
2. Het eerste lid geldt zo nodig in afwijking van artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL LXVII. TIJDELIJKE WET INKOMENSVOORZIENING GEWEZEN BINNENVAARTONDERNEMERS
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 oktober 1996 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor gewezen zelfstandigen in de binnenvaart (Tijdelijke wet inkomensvoorziening gewezen binnenvaartondernemers; kamerstukken 25 045) tot wet wordt verheven, wordt de puntkomma aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervangen door een punt.
ARTIKEL LXVIII. WET AANPASSING UITKERINGSREGELINGEN OVERHEVELING OPSLAGPREMIES
In artikel 24 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies wordt de zinsnede «wezenpensioen op grond van de AWW» vervangen door: wezenuitkering op grond van de Anw.
ARTIKEL LXIX. WET INSCHAKELING WERKZOEKENDEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 1996 ingediende voorstel van Wet regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden) (Kamerstukken 25 122) tot wet is verheven wordt die wet als volgt gewijzigd:
In artikel 1, tweede lid, vervalt de punt en wordt aan het artikellid de zinsnede toegevoegd: dan wel een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet.
In artikel 4, zevende lid, onderdeel b, wordt «in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.» vervangen door: in hoofdstuk II of III van de Wet tegemoetkoming studiekosten.
In artikel 15, tweede lid, wordt de zinsnede «met uitzondering van die bedoeld in artikel 12, tweede lid,» vervangen door: met uitzondering van die bedoeld in artikel 12, derde lid, voorzover die ouder dan 23 jaar is,
In artikel 23, eerste lid, komt onderdeel a te luiden:
a. in afwijking van artikel 11, de dienstbetrekking van de jongere die op de datum van inwerkingtreding van deze wet 21 jaar of ouder is, wordt opgezegd tegen de dag gelegen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet, tenzij hij eerder de leeftijd van 27 jaar bereikt, in welk geval de dienstbetrekking wordt opgezegd tegen de dag waarop hij die leeftijd bereikt;
Artikel 30 wordt vervangen door:
Artikel 30. Wijziging Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van het zevende tot zesde lid.
2. De tweede volzin van het tot zesde vernummerde zevende lid wordt vervangen door: Een in het tweede lid, onderdeel c, bedoeld kind wordt voorts niet als werkloos aangemerkt, indien dat kind een passende dienstbetrekking als bedoeld in de vorige volzin niet heeft aanvaard of door eigen toedoen niet heeft verkregen of behouden.
3. Het achtste lid wordt vernummerd tot zevende lid en komt te luiden:
7. Het kind, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt niet als werkloos aangemerkt, indien het een vergoeding ontvangt op grond van artikel 23, derde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden.
4. Onder vernummering van het negende en tiende lid tot achtste en negende lid, komt het negende lid te luiden:
9. Een in het tweede lid, onderdeel c, bedoeld kind wordt voor het recht op kinderbijslag meegerekend zolang het werkloos is.
5. Het elfde, twaalfde en dertiende lid worden vernummerd tot tiende, elfde en twaalfde lid.
ARTIKEL LXX. WIJZIGING ARTIKEL LVIII, ONDERDEEL D
Indien artikel 54 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel XXII, onderdeel O, van het bij koninklijke boodschap van 21 juni 1997 ingediende voorstel van wet (Aanpassingswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen; kamerstukken 25 415) voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in werking zijn getreden, wordt in artikel LVIII, onderdeel D, van deze wet de zinsnede «artikel 54, negende lid,» vervangen door: artikel 54, achtste lid,.
ARTIKEL LXXI. OVERGANGSRECHT IN VERBAND MET ARTIKEL LV
1. Ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een besluit als bedoeld in artikel 55 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 dat voor de datum van inwerkingtreding van artikel LV, de onderdelen E, F en G, van deze wet is bekendgemaakt, is het recht zoals dat geldt vanaf die datum van toepassing.
2. Artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van beroepschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid, die op en na de datum van inwerkingtreding van artikel LV, de onderdelen E, F en G, van deze wet zijn ingediend bij de rechtbank.
3. De behandeling van het beroep tegen een besluit als bedoeld in artikel 55 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 dat voor de datum van inwerkingtreding van artikel LV, de onderdelen E, F en G, van deze wet is ingediend bij de rechtbank wordt vanaf die datum voortgezet door de Centrale Raad van Beroep, tenzij op die datum partijen zijn uitgenodigd op een zitting van de rechtbank te verschijnen of schriftelijk toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van het onderzoek ter zitting.
4. De rechtbank informeert partijen over de verdere behandeling van het beroep door de Centrale Raad van Beroep.
ARTIKEL LXXIA. WET SOCIALE WERKVOORZIENING
In artikel 38, onderdeel B, van de Wet sociale werkvoorziening wordt de zinsnede «vervallen de onderdelen D en E van artikel 36» vervangen door: vervallen de onderdelen D en E van artikel 37.
ARTIKEL LXXIB. BUITENGEWOON BESLUIT ARBEIDSVERHOUDINGEN 1945
In artikel 6, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 wordt «1997» vervangen door: 1998.
ARTIKEL LXXIC. ARBEIDSTIJDENWET
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:4, derde lid, onderdeel a, wordt na «varen» ingevoegd: , vliegen.
Artikel 5:9 wordt als volgt gewijzigd.
1. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «zijn de artikelen 5:8, eerste lid, onderdeel, en 5:10» vervangen door: is artikel 5:10.
2. Aan het eerste lid wordt een nieuwe volzin toegevoegd, die luidt: Indien door toepassing van de eerste volzin arbeid wordt verricht in nachtdienst, welke arbeid eindigt voor of op 02.00 uur zijn artikel 5:8, eerste lid, en de bij of krachtens artikel 5:12 gestelde regels ten aanzien van de arbeid in nachtdienst niet van toepassing.
3. Aan het derde lid wordt een nieuwe volzin toegevoegd, die luidt: Indien door toepassing van het eerste lid, eerste volzin, arbeid wordt verricht in nachtdienst, welke arbeid eindigt voor of op 02.00 uur zijn artikel 5:8, derde lid, en de bij of krachtens artikel 5:12 gestelde regels ten aanzien van de arbeid in nachtdienst niet van toepassing.
In artikel 5:11, zevende lid, wordt na «onderdeel b» ingevoegd: en de bij of krachtens artikel 5:12, gestelde regels ten aanzien van het aantal malen dat arbeid in nachtdienst wordt verricht.
ARTIKEL LXXID. WET VAARTIJDEN EN BEMANNINGSSTERKTE BINNENVAART
De Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «In het belang van de veiligheid» vervangen door: In het belang van de arbeidsbescherming en de veiligheid.
2. De onderdelen b tot en met e worden geletterd c tot en met f en wordt na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, dat luidt:
b. de naleving van de rusttijden van bemanningsleden.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister wijst onder hem» vervangen door: Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijzen onder hen.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister en Onze minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid.
In artikel 14 wordt na «de vervulling van hun taak,» ingevoegd: de arbeidsbescherming.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «c», «d» en «e» vervangen door respectievelijk d, e en f.
2. In het tweede lid wordt «e» vervangen door: f.
ARTIKEL LXXIE. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Indien het voorstel van Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Kamerstukken II, 1995/96, 24 698, nr. 2) en het voorstel van Wet tot wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en enige andere wetten in verband met het integreren van het middelenbeheer van de sociale fondsen (Kamerstukken II, 1996/97, 25 342, nr 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, vervalt artikel 76, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
ARTIKEL LXXIF. WERKLOOSHEIDSWET
Indien het voorstel van Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Kamerstukken II, 1995/96, 24 698, nr. 2) en het voorstel van Wet tot wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en enige andere wetten in verband met het integreren van het middelenbeheer van de sociale fondsen (Kamerstukken II, 1996/97, 25 342, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden vervalt artikel 79, tweede lid, van de Werkloosheidswet en vervalt het cijfer «1» voor het eerste lid van artikel 79 van de Werkloosheidswet.
ARTIKEL LXXIG. KADERWET SZW-SUBSIDIES
In de Kaderwet SZW-subsidies wordt na artikel 8, onder vernummering van de artikelen 9 en 10 tot artikel 10 en 11, een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Deze wet is, met uitzondering van artikel 3, derde lid, van overeenkomstige toepassing op spoedeisende, tijdelijke verstrekking door Onze Minister van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, behoudens indien die aanspraak wordt verstrekt krachtens een andere wet.
ARTIKEL LXXIH. WET BETREFFENDE VERPLICHTE DEELNEMING IN EEN BEROEPSPENSIOENREGELING
In artikel 5, tweede lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling wordt «richtlijnen» vervangen door: nadere regels.
ARTIKEL LXXII. WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 1997 ingediende voorstel van wet Vaststelling van nieuwe regels met betrekking tot de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten; Kamerstukken 25 478) tot wet wordt verheven, wordt in artikel 50, eerste lid, tweede volzin, van die wet «1999» vervangen door: 2000.
ARTIKEL LXXIJ. WET VAN 19 DECEMBER 1996, STB. 665
Artikel IV van de wet van 19 december 1996, Stb. 665, houdende wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen en enkele andere wetten, werkt terug tot en met 1 augustus 1993.
ARTIKEL LXXII. INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen XV en XVI, die in werking treden met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, de artikelen XXXIV, onderdeel N, XXXVI, onderdeel T, XLIII, onderdeel I, XLIV, onderdeel E, XLV, onderdeel F, LXXIA, LXXIB en LXXIH, die in werking treden met ingang van 1 januari 1998, en artikel LV, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1999.
2. Indien hoofdstuk 9 van het bij koninklijke boodschap van 18 juni 1997 ingediende voorstel van wet betreffende Aanpassing van wetgeving aan de invoering van het geregistreerd partnerschap in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Aanpassingswet geregistreerd partnerschap; kamerstukken 25 407) op het moment van inwerkingtreding van deze wet nog niet tot wet is verheven en in werking is getreden, treden de artikelen XVII tot en met XXXII, in afwijking van het eerste lid, eerst in werking op de dag na inwerkingtreding van voornoemd hoofdstuk 9.
3. Deze wet werkt terug wat betreft artikel XXXIII, onderdeel A, tot en met 1 maart 1996, wat betreft de artikelen XXXIV, de onderdelen F, onder 1, G en H, XXXV, de onderdelen H en I, XXXVI, onderdeel P, XLVIII, de onderdelen A en B, LIII, LV, de onderdelen A en D, onder 2, en LXVI tot en met 1 april 1997, wat betreft artikel XXXIV, onderdeel F, onder 2, tot en met 25 januari 1994, wat betreft artikel XXXV, onderdeel F, tot en met de dag, voorafgaande aan die waarop artikel II van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen in werking treedt, wat betreft de artikelen XXXVI, de onderdelen B, C, D, onder 1, H, I, M. N, O, Q, onder 2, en R, XXXIX, de onderdelen A en D, onder 1, XLII, onderdeel B, XLIII, onderdeel D, en LV, onderdeel B, tot en met 1 maart 1997, wat betreft de artikelen XXXVI, onderdeel Q, onder 1, en XLVII tot en met 1 augustus 1996, wat betreft artikel XXXIX, onderdeel H, tot en met 2 oktober 1996, wat betreft de artikelen XLIII, onderdeel B, en LI tot en met 1 juli 1997 en wat betreft artikel XLVI tot en met 29 december 1995, wat betreft de artikelen LVI, LX, LXIII, LXIV en LXIX tot en met de datum waarop het in die artikelen genoemde voorstel van wet in werking is getreden.
Deze wet wordt aangehaald als «Veegwet SZW 1997».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19971998-25641-137.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.