nr. 270
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 1998
Hierbij vraag ik uw aandacht voor de nieuwe Elektriciteitswet die thans
in voorbereiding is. Het voorstel van wet is op 18 september jl. ingediend
bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 621,
nrs. 1–2). Op 19 februari jl. heeft de Tweede Kamer een Wetgevingsoverleg
over dit voorstel afgerond. Het lijkt er thans op dat medio maart a.s. in
de Tweede Kamer een afrondend plenair debat zal plaatsvinden, gevolgd door
de stemmingen over amendementen en over het wetsvoorstel.
De nieuwe Elektriciteitswet speelt een centrale rol in het liberaliseringsproces
van de elektriciteitssector. Zowel de betrokken bedrijven, de overheid en
de in te stellen toezichthouder zullen zich moeten voorbereiden op de nieuwe
taken en verplichtingen die uit de wet voortvloeien. Tevens is er een belangrijke
internationale dimensie.
De nieuwe elektriciteitswet zal grote gevolgen hebben voor de betrokken
bedrijven. Er vinden in het kader van de voorbereiding daarom thans ingrijpende
herstructureringsprocessen plaats. Deze zijn noodzakelijk om de betrokken
bedrijven in staat te stellen tijdig in te kunnen spelen op zowel de nieuwe
wet als de internationale ontwikkelingen.
Tot de voorbereidingen horen onder meer de splitsing van de bestaande
distributiebedrijven in een netwerkbedrijf en een leveringsbedrijf en de oprichting
van een grootschalig productiebedrijf (het «GPB») met een aantal
complexe – en daardoor tijdrovende – juridische, personele en
organisatorische gevolgen. Er moeten nieuwe systemen voor tarieven en leveringsvoorwaarden
worden opgezet op een zodanige wijze dat voorlichting aan zowel de betrokken
bedrijven en hun klanten voldoende tijdig kan plaatsvinden.
Contracten tussen partijen moeten worden heronderhandeld en waar nodig
aangepast. Voor al deze aanpassingen is bovendien een ingrijpende wijziging
van de technische systemen, de administratieve organisatie en bijbehorende
automatisering vereist.
De hierboven genoemde voorbereidingen op de nieuwe wet zullen pas effectief
kunnen worden voortgezet als er zekerheid is over de aanstaande wetgeving;
gelet op de tijd die nodig is om de voorbereidingen af te ronden is het wenselijk
dat er zo snel mogelijk duidelijkheid ontstaat over de nieuwe wet; liefst
voor 1 mei aanstaande. Ik acht het dringend gewenst dat de voorbereidingen
zodanig zullen zijn dat het nieuwe stelsel op 1 januari 1999 effectief in
werking kan treden. Dit is ook nodig ter uitvoering van richtlijn nr. 96/92/EG
van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december
1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit
(PbEG 1997, L27). In de meeste andere Europese landen is het wetgevingsproces
ofwel afgerond danwel in een zeer ver gevorderd stadium van voorbereiding.
Gelet op het belang van een goede voortgang van dit veranderingsproces
meen ik er goed aan te doen u van de hierboven genoemde problematiek op de
hoogte te stellen zodat u daar – als de Tweede Kamer het wetsvoorstel
aanvaardt – rekening mee kunt houden. Van mijn kant zal ik er uiteraard
alles aan doen om aan de behandeling in uw Kamer alle ondersteuning te geven
die u wenselijk en noodzakelijk acht.
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers