nr. 205
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de
Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de
wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet
wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren en dat overigens
de inrichting van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds
moet geschieden met inachtneming van de bepalingen van de Financiële-verhoudingswet;
dat het voorts wenselijk is de Gemeentewet te wijzigen op het punt van
de verlichting van de lokale lasten voor burgers;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
De begroting van de uitgaven van het gemeentefonds voor het jaar 1998
wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat,
onderdeel uitgaven en verplichtingen.
Artikel 2
De begroting van de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1998
wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat,
onderdeel ontvangsten.
Artikel 3
Het verplichtingenbedrag bedoeld in artikel 5 van de Financiële-verhoudingswet
terzake van de algemene uitkering, vermeerderd of verminderd met de uitkeringen
ex artikel 2 en 6 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, en
de aanvullende uitkeringen wordt voor het uitkeringsjaar 1998 vastgesteld
op f 21 956 800 000.
Artikel 4
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 oktober 1997 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1998)
(kamerstukken II 1997/98, 25 691) tot wet wordt verheven en in werking
treedt, komt artikel 229d van de Gemeentewet te luiden als volgt:
Artikel 229d
1. Voor diegenen die bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig
zijn voor:
a. de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a, of artikel 221,
eerste lid, onderdeel a, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of
gedeeltelijk tot woning dienen;
b. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, ter zake van het gebruik
van de riolering voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater;
c. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, dan wel een heffing
als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter zake van het periodiek
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen,
wordt het belastingbedrag ter zake van de belastingen, bedoeld in onderdeel
a, dan wel een van de belastingen bedoeld in onderdelen b en c, verminderd
met f 100. Het bedrag van de vermindering wordt afzonderlijk vermeld
op het aanslagbiljet.
2. Indien het bedrag na vermindering negatief is, wordt een aanslag tot
dat negatieve bedrag vastgesteld.
3. Als het in het eerste lid bedoelde bedrag in mindering wordt gebracht
op het belastingbedrag ter zake van een van de belastingen, bedoeld in het
eerste lid, onderdelen b en c, wordt bij de vaststelling van het tarief van
de desbetreffende belasting het totale bedrag van de verminderingen niet in
mindering gebracht op de geraamde baten.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het onderhavige
begrotingsjaar. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt
uitgegeven op of na deze datum van 1 januari treedt zij in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug
tot en met 1 januari.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ....... 19.., Stb. Begroting
1998 gemeentefonds Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)
| | | | (1) |
|---|
| Art. | | Omschrijving | Oorspronkelijk
vastgestelde begroting |
| verplichtingen | uitgaven |
| | | TOTAAL | | 22 126 400 |
| | | | | |
| 01 | | Algemeen | | 6 900 |
| | 03 | Kosten
onderzoek verdeelmaatstaven | 5 500 | 5 500 |
| | 04 | Kosten
Waarderingskamer | 1 400 | 1 400 |
| | | | | |
| 02 | | Algemene
uitkering met inbegrip van de netto-uitkeringen over vorige jaren | | 21 496 800 |
| | 01 | Algemene
uitkering, vermeerderd of verminderd met de uitkeringen ex art. 2 en 6 van
de IFvw en de aanvullende uitkeringen | 21 956 800 | 21 496 800 |
| | | | | |
| 03 | | Integratie-uitkeringen
met inbegrip van de netto-uitkeringen over vorige jaren | | 622 700 |
| | 02 | Integratie-uitkering
WUW-middelen gemeentefonds | 152 400 | 152 400 |
| | 06 | Integratie-uitkering
huisvesting onderwijs | 251 000 | 251 000 |
| | 09 | Integratie-uitkering
sociale vernieuwing | 144 300 | 144 300 |
| | 10 | Integratie-uitkering
lokale lasten bedrijfsleven | 75 000 | 75 000 |
Ons bekend,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ........ 19..,
Stb. ... Begroting 1998 gemeentefonds Onderdeel ontvangsten (bedragen x
f 1000)
| | | | (1) |
|---|
| Art. | | Omschrijving | Oorspronkelijk
vastgestelde begroting |
| | | | ontvangsten |
| | | TOTAAL | 22 126 400 |
| | | | |
| 01 | | Algemeen | memorie |
| | 04 | Terugontvangsten Waarderingskamer | memorie |
| | 05 | Terugontvangsten
Raad voor de financiële-verhoudingen | memorie |
| | | | |
| 02 | | Ontvangsten
ex artikel 4 Financiële-verhoudingswet | 22 126 400 |
Ons bekend,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,