nr. 264
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college
van advies in te stellen met het oog op de advisering over internationale
vraagstukken, in het bijzonder met betrekking tot de rechten van de mens,
vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en Europese integratie en dat
het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke
bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
Er is een Adviesraad internationale vraagstukken, hierna te noemen de
raad.
Artikel 2
De raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal
te adviseren over internationale vraagstukken, in het bijzonder met betrekking
tot de rechten van de mens, vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking
en Europese integratie.
Artikel 3
1. De raad stelt uit zijn midden vier permanente commissies in. De voorzitters
van deze commissies worden uit de leden van de raad door Onze Minister van
Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat
aangewezen.
2. Indien voor de voorbereiding van adviezen specifieke deskundigheid
is vereist die niet reeds in voldoende mate in de raad aanwezig is, kunnen
in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges in de
commissies, bedoeld in het eerste lid, ten hoogste vijftien andere personen
dan leden van de raad worden benoemd.
3. Op de in het tweede lid bedoelde commissieleden zijn de artikelen 11
tot en met 14 van de Kaderwet adviescolleges van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat deze leden door Onze Minister van Buitenlandse Zaken
in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat worden benoemd,
geschorst en ontslagen.
Artikel 4
Indien dit naar het oordeel van Onze Minister van Buitenlandse Zaken in
overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat dan wel van de raad
wenselijk is, voegt de raad de schriftelijke inbreng van de desbetreffende
permanente commissie bij zijn advies.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998. Indien het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1997, treedt
zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1998.
Artikel 6
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Adviesraad internationale vraagstukken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,