25 370
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen

nr. 236b
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR WETENSCHAPSBELEID EN HOGER ONDERWIJS1

Vastgesteld 9 maart 1998

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie wilden weten wat in artikel 7.7a, tweede lid onderdeel a wordt bedoeld met de uitdrukking «het stelsel van hoger onderwijs».

Wordt bij de experimenten met betrekking tot duale opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs door de minister financiële facilitering verleend? Zo ja, in welke mate? Kan een duale opleiding voltijds en deeltijds worden gegeven?

Vervolgens wezen deze leden op artikel 7.8b. Wat is het verschil in betekenis tussen de uitdrukking «aan het einde van diens eerste jaar» (eerste lid) en «tegen het einde van het eerste jaar» (derde lid)?

Welke zijn de beroepsmogelijkheden tegen de afwijzing als bedoeld in artikel 7.8b, derde lid? Wordt de studiefinanciering gestopt tijdens het beroepsuitoefeningsdeel van de duale opleiding? Hoeveel jaren is de studiefinanciering bij een duale opleiding?

De leden van de fracties van RPF, SGP enGPV zouden graag een overzicht ontvangen van alle consequenties van de dualisering in het wetenschappelijk onderwijs voor studiefinanciering en verlenging van studieduur.

Betekent wijziging van de Wet studiefinanciering nu dat een fundamentele wijziging straks overbodig, onnodig of ongewenst is?

Waaruit blijkt dat de voorgestelde wijzigingen een kwaliteitsverbetering van het wetenschappelijk onderwijs beogen?

Welke relatie ligt er tussen de resultaten van het kennisdebat en de voorgestelde wetswijzigingen?

Deze leden verklaarden altijd voorstander te zijn geweest van selectie aan de poort van het wetenschappelijk onderwijs. Nu die selectie aan het eind van de propedeuse gaat plaatsvinden, moet die selectie ook objectief zijn. Welke argumenten heeft de minister om die objectiviteit in een bindend studieadvies te waarborgen?

Hoe kan voorkomen worden dat de «outputfinanciering» kwaliteitsverlagend werkt? En wat zal de invloed van deze financiering zijn op de beoogde differentiatie: kwaliteitsverbetering of kwaliteitsverlaging?

Is het met het wetsvoorstel in de hand mogelijk dat een universiteit met een instelling voor hoger beroepsonderwijs (hbo) gaat fuseren?

De leden van de fractie van GroenLinks wilden over de doorstroming van leerlingen uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) naar het hbo een aantal vragen aan de minister stellen.

Met welke redenen legt de minister inzake de studieduurverkorting voor in het hbo instromende mbo'ers, de afwijzende adviezen van de Raad van State, de Onderwijsraad, de Sociaal Economische Raad, LICA, KMPG en het Sectoraal adviescollege HSAC1 naast zich neer?

De minister stelt in zijn brief aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I, 1997–1998, 25 370, nr. 236) dat het veld instemt met de invoering van de vrijstellingsmogelijkheid voor studenten die vanuit het mbo doorstromen naar een «verwante» hbo-opleiding per 1 september 1998. Geldt dit dan ook voor de studenten uit het veld? Zo nee, waarom niet en moet hier geen mogelijkheid voor komen?

Zijn de studenten die dit jaar uit het mbo het hbo instromen nu al op de hoogte gesteld van hun verkorte studie en studiefinanciering? Zo nee, hoe kunnen toekomstige studenten dan een goede keuze maken voor hun vervolgstudie? Is hier nog wel sprake van goede informatievoorziening?

Is de minister nog steeds voornemens de voorlichting aan aanstaande hbo-studenten in verband met doorstroomregeling mbo-hbo begin april te laten gebeuren?

Zijn er vanwege de te verwachten invoeringsproblemen en dus te maken kosten in de studiefinanciering extra gelden vrijgemaakt om de problemen het hoofd te bieden? Zo ja, hoe worden studenten hierover ingelicht?

Hoe zorgt de minister ervoor dat de collegegelden voor duale trajecten gebaseerd zijn op de inspanning die de instellingen doen?

Is het inkomen van de student tijdens de werkperiode in een duaal traject verzekerd, bijvoorbeeld vanwege de keuze van een student voor een werkperiode bij een vrijwilligersorganisatie?

Waarom moeten instellingen ook na het eerste jaar studenten nog kunnen verwijderen van hun studie?

Staan keuzevrijheid van studenten en het bindend studie-advies ook na het eerste jaar invoeren niet op gespannen voet met elkaar?

Kan binnen het huidige budget voldoende begeleiding aan studenten worden gegeven? Zo neen, wat gaat de minister hier aan doen?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Ginjaar

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Glastra van Loon (D66), Ginjaar (VVD) voorzitter, Grol-Overling (CDA), Schuurman (RPF), Postma (CDA), Boorsma (CDA), Roscam Abbing-Bos (VVD), Schoondergang-Horikx (GroenLinks), Jurgens (PvdA), Lycklama à Nijeholt (PvdA) en De Jager (VVD).

XNoot
1

SER: advies rapportage aan OC&W over HOOP'96. LICA: verwantschap MBO-HBO-opleidingen (juni 1997). KMPG: de gevolgen van een verplicht driejarige HTO-programma voor mto'ers (januari 1997). Hsao: Aansluiting MBO-HBO, een enquête onder opleidingen in de sector Hsao (februari 1997).

Naar boven