25 369
Wijziging van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de wet (Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden)

nr. 160c
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld: 9 maart 1998

De memorie van antwoord heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog aanleiding gegeven tot enkele aanvullende opmerkingen en vragen.

Met belangstelling hadden de leden van de VVD-fractie kennis genomen van de memorie van antwoord inzake voorliggend wetsvoorstel. Naar aanleiding van deze beantwoording hadden deze leden nog twee vragen:

Ten eerste wezen zij erop, dat de werkgever een inspanningsplicht heeft te streven naar een evenredige vertegenwoordiging van werknemers binnen de onderneming die behoren tot de doelgroep, zoals omschreven in de wet.

Op pagina 3 van de memorie van antwoord stelt de minister naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de PvdA: «In dat geval dient niet uitgegaan te worden van het algemene regionale evenredigheidscijfer maar van het regionale evenredigheidscijfer dat van toepassing is op dat functieniveau. Om die reden worden de evenredigheidspercentages, die het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt, per regio onderverdeeld naar opleidingsniveau.»

Op pagina 11, onderaan, en pagina 12, de eerste twee alinea's, van de memorie van antwoord wordt naar de mening van de leden van de VVD-fractie echter een andere uitleg gegeven aan de evenredigheidscijfers.

Zij vroegen of de minister kan aangeven of de evenredigheidsdoelstelling op functie-niveau nagestreefd moet worden, of dat de regionale, respectievelijk landelijke evenredigheidscijfers een hulpmiddel zijn voor het hanteren van een jaarlijks streefcijfer voor elk afzonderlijk bedrijf?

Ten tweede wilden de leden van de fractie van de VVD naar aanleiding van de beantwoording van de minister op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over de rechten van de OR of PVT graag de volgende vraag aan de minister voorleggen: Als er in een bedrijf waar 35–50 werknemers werken geen Personeels Vertegenwoordiging (PVT) is, kan de werkgever dan op eigen gezag een beleid inzake de wet Samen vast leggen?

Voorts vroegen zij of het niet onlogisch is, dat de regels over de PVT en OR in de wet Samen en de wet op de ondernemingsraden uit elkaar lopen?

De leden van de CDA-fractie hadden kennis genomen van de memorie van antwoord.

Met betrekking tot het geboden cijfermateriaal waren de leden van de CDA-fractie niet tevredengesteld.

In de eerste plaats was het hun niet duidelijk waarom de departementen «niet bekend» laten formuleren bij het al dan niet voldoen aan de werkplanverplichting.

Deze leden wensten onverkort antwoord terzake van het waarom van deze onduidelijkheid. Mochten deze cijfers niet beschikbaar zijn bij het kabinet, dan dient huns inziens alsnog in deze leemte te worden voorzien.

In de tweede plaats wordt geen enkel cijfer verstrekt inzake het voldoen aan de evenredigheidsdoelstelling van de overheden.

Concreet wilden de leden van de CDA-fractie graag beschikken over deze cijfers, waarbij het jaar 1997 wordt vergeleken met het jaar van inwerkingtreding van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen, zijnde 1994.

De leden van de CDA-fractie namen verder genoegen met de gegeven antwoorden in het kader van de voor de Wet Stimulering arbeidsdeelname minderheden relevante bedrijfsgrootte van 35 personen, maar wilden nog eens wijzen op de in de Wet op de ondernemingsraden wat zwakke toerusting van de Personeelsvertegenwoordiging.

In deze Kamer is daarover op 10 februari 1998 wat uitvoeriger gesproken met de minister. Zij vroegen of de minister terzake al contact heeft opgenomen met de Stichting van de Arbeid, zoals toegezegd in genoemd beraad.

De voorzitter van de commissie,

Heijmans

De griffier van de commissie,

Heijnis


XNoot
1

Samenstelling: Van de Zandschulp (PvdA), Heijmans (VVD) voorzitter, Gelderblom-Lankhout (D66), Jaarsma (PvdA), Rongen (CDA), Veling (GPV), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Batenburg (AOV), J.van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hendriks, Hofstede (CDA), De Wit (SP), De Haze Winkelman (VVD) en Zwerver (GroenLinks).

Naar boven