25 343
Aanpassing van de Kieswet, Gemeentewet en Provinciewet in verband met de invoering van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en aanpassing aan het geïntegreerd vreemdelingenbeleid

nr. 32d
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 31 oktober 1997

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het Nader voorlopig verslag dat door de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat is uitgebracht bij het wetsvoorstel. Uit dit verslag blijkt dat de leden van de fracties van de PvdA, D66 en GroenLinks op twee punten nadere vragen hebben gesteld.

Allereerst zijn de leden van genoemde fracties niet overtuigd van het feit dat het vastleggen van terugwerkende kracht in de Vreemdelingenwet of het Vreemdelingenbesluit, gelet op de bestuurspraktijk bij de vreemdelingendiensten, niet noodzakelijk is. Mede met het oog op het belang van terugwerkende kracht voor de uitoefening van het kiesrecht, meenden zij dat meer waarborgen wenselijk zijn dan welke door mij in de memorie van antwoord zijn genoemd. Naar aanleiding hiervan kan ik na overleg met de Staatssecretaris van Justitie meedelen dat wij uiteraard begrip hebben voor de overwegingen van de leden van deze fracties om, juist met het oog op de uitoefening van het kiesrecht, ervoor te zorgen dat indien de niet tijdige verlenging van een verblijfstitel op geen enkele wijze is toe te rekenen aan de vreemdeling, gewaarborgd is dat de verblijfstitel met terugwerkende kracht wordt verlengd. De Staatssecretaris van Justitie acht het echter niet wenselijk om deze bestuurspraktijk te formaliseren in de Vreemdelingenwet of het Vreemdelingenbesluit, vanwege de systematiek van het vreemdelingenrecht. Het beleid ten aanzien van de toepassing van de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit is immers neergelegd in de Vreemdelingencirculaire en de daarin neergelegde beleidsregels zijn materieel met voldoende waarborgen omgeven. De Staatssecretaris van Justitie heeft mij toegezegd dat zowel in de Vreemdelingencirculaire als in een instructie aan de vreemdelingendiensten expliciet zal worden ingegaan op de gevallen waarin een verblijfstitel met terugwerkende kracht moet worden verlengd.

De leden van de genoemde fracties hebben tevens gevraagd naar mijn bezwaren om niet van de gemeenten te verlangen dat zij alle vreemdelingen met onderbrekingen in hun verblijfstitel, individueel zullen benaderen.

Dit vanwege het feit dat de koppeling van gegevens tussen GBA en VAS tot voor kort nog veel imperfecties vertoonde en dat mag worden verwacht dat de informatie over de periode vanaf 1 februari 1996 niet foutloos is. Uiteraard ben ik het met deze leden eens dat het in verband met de uitoefening van het kiesrecht belangrijk is dat onjuistheden ten aanzien van mogelijke «gaten» in de verblijfstitel tijdig zijn hersteld. Ik hecht er daarom aan te benadrukken dat, zoals ik ook in de memorie van antwoord heb meegedeeld, in de brief van de Staatssecretaris van Justitie en mij van 10 juli 1997 (kamerstukken II 1996/97, 24 233, nr. 49) is aangegeven dat op basis van de landelijke bestandsmeting, sprake is van een correcte situatie in 99% van het totaal aantal gevallen. Vanaf de invoering van de koppeling VAS-GBA begin 1996, is hard gewerkt aan de oplossing van de zogeheten restproblematiek.

De gemeenten zullen door middel van een circulaire tijdig op de hoogte worden gesteld van de gevolgen die dit wetsvoorstel voor vreemdelingen met zich brengt, zodat de gemeenten daaraan voldoende aandacht kunnen besteden bij hun voorlichting in het kader van de komende verkiezingen. Ook zal in de landelijke voorlichtingscampagnes veel aandacht worden besteed aan het kiesrecht van niet-Nederlanders. Op deze wijze worden vreemdelingen voldoende op de hoogte gesteld van de voor de uitoefening van het kiesrecht geldende criteria.

Alhoewel het uitvoeringstechnisch niet onmogelijk is om vreemdelingen met onderbrekingen in hun verblijfstitel individueel te benaderen in verband met de gevolgen hiervan voor de uitoefening van het kiesrecht, is het zeer de vraag of dat gerechtvaardigd is. De hiervoor noodzakelijke aanpassingen in de programmatuur, zullen namelijk leiden tot extra kosten voor de gemeenten en door de aanschrijving van alle vreemdelingen met onderbrekingen in hun verblijfstitel, kan het grootste gedeelte van die aanschrijvingen tevens onterecht verwachtingen wekken. Het aantal gevallen waarin een onderbreking inderdaad aan imperfecties van het systeem te wijten is, zal relatief zo klein zijn dat niet van een efficiënte aanschrijving kan worden gesproken. Op grond hiervan ben ik van oordeel dat met een goede voorlichting kan worden volstaan. Wel zal ik de gemeenten expliciet wijzen op de gevolgen van onderbrekingen in de verblijfstitel voor het kiesrecht.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven