nr. 32a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN
DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1
Vastgesteld 23 oktober 1997
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het formuleren
van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden behorende tot de CDA-fractie hadden met instemming
kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Wel hadden zij nog enige
vragen over het kiesrecht van vreemdelingen. Zij vroegen zich af of het reeds
enige tijd bestaande actief en passief kiesrecht van vreemdelingen bij de
verkiezing van gemeenteraden ook heeft bijgedragen aan een snellere integratie
van deze mensen in de Nederlandse samenleving. Bestaan er aanwijzingen die
licht kunnen werpen op dit aspect en hoe luiden die?
Deze leden zouden ook gaarne enig inzicht krijgen in het aandeel in de
totale groep uit niet EU-landen afkomstige vreemdelingen dat kiesgerechtigd
is op grond van de nu bestaande voorwaarden. In welke mate zal dit aandeel,
naar verwachting, dalen als gevolg van de aangescherpte voorwaarden die op
grond van dit wetsvoorstel volgend jaar zullen gelden?
Is – wellicht bij benadering – iets bekend omtrent de mate
waarin vreemdelingen van het actief kiesrecht gebruik maken? Wat is het percentage
vreemdelingen dat, gebruik makend van het passief kiesrecht, een zetel heeft
in de gemeenteraden in het totaal aantal zetels? Vertoonde dat percentage
bij de laatste verkiezingen een opgaande of neergaande trend?
De leden van de fracties van PvdA en D66 hadden
met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij
betreurden het dat amendement van de leden M.M. van de Burg en Hoekema op
stuk nr. 13 niet is aangenomen. Zij hadden de volgende vragen:
In 1986, 1990 en 1994 zijn verkiezingen gehouden, waarbij de huidige omschrijving
van de kiesgerechtigde vreemdelingen is gehanteerd? Zijn er toen problemen
geweest, die aanleiding vormen voor het onderhavige wetsvoorstel? Zo ja, welke
en hoe zijn die geconstateerd? Zo neen, waarom wordt dan voorgesteld de wet
te wijzigen?
In zijn brief van 5 september 1997 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
(stuk nr. 11) geeft de staatssecretaris aan het op een aantal punten eens
te zijn met het door M.M. van de Burg ingediende amendement (stuk nr. 10).
Vervolgens hebben de leden M.M. van de Burg en Hoekema een amendement ingediend
(stuk nr. 13, ter vervanging van het amendement onder nr. 10), waarbij alleen
nog maar wijzigingen worden voorgesteld die ook de staatssecretaris gezien
genoemde brief als verbeteringen beschouwt. Dit amendement is niet aangenomen.
Hoe denkt de regering het zo ontstane probleem op te lossen?
In de Tweede Kamer heeft de regering bij herhaling toegezegd, dat in geval
een vreemdeling tijdig een verzoek om voortgezette toelating heeft gedaan,
of door omstandigheden buiten zijn schuld gelegen, enige tijd te laat is met
zijn verzoek tot verlenging, voorkomen zal worden, dat gaten vallen in de
onafgebroken periode van legaal verblijf door met terugwerkende kracht de
verblijfstitel te verlengen. De verlenging met terugwerkende kracht is niet
geregeld in Vreemdelingenwet of -besluit. Is de regering bereid toe te zeggen,
dat zij op korte termijn zal bevorderen, dat dit wel geregeld wordt?
Blijkens de brief van de staatssecretaris van Justitie van 10 juli 1997
(TK 24 233, nr. 49) is de koppeling van GBA en VAS na anderhalf jaar
nog steeds bij lange na niet foutloos. Wat gaat de regering doen om te voorkomen,
dat vreemdelingen tengevolge van dergelijke fouten ten onrechte van het kiesrecht
worden uitgesloten? Wordt daarbij rekening gehouden met het feit, dat de koppeling
in de periode vóor juli 1997 nog aanzienlijk meer imperfecties vertoonde?
Is de regering bereid om te bevorderen, dat vreemdelingen, die hier vijf
jaar wonen, maar desalniettemin niet als kiesgerechtigd worden geregistreerd,
omdat er volgens het GBA onderbrekingen in hun verblijfstitel zitten, van
dit gegeven op de hoogte worden gesteld, zodat de betrokkene zonodig tijdig
verbetering van het kiesregister kan vragen?
Het kiesrecht voor buitenlanders is door de eis van vijf jaar verblijf
gebonden aan een voorwaarde, waarvan niet makkelijk is vast te stellen of
daaraan is voldaan. Heeft dit in de afgelopen jaren aanleiding gegeven tot
geschillen? Verwacht de regering meer geschillen van de onderhavige regeling?
Is het mogelijk geschillen tijdig op behoorlijke wijze te beslechten?
De leden van de fractie van GroenLinks zeiden op dit moment
geen behoefte te hebben aan het stellen van schriftelijke vragen. Zij waren
echter voornemens wel deel te nemen aan het plenaire debat waarbij zij aandacht
zouden besteden aan de verslechtering in de positie van vreemdelingen en aan
de verworpen amendementen onder de nrs. 9 en 13.
De voorzitter van de commissie,
Grewel
De griffier van de commissie,
Hordijk