25 298
Wijziging van de Politiewet 1993 en de LSOP-wet in verband met de invoering van de inspectiefunctie op rijksniveau en de invoering van een stelsel van kwaliteitszorg bij de politie, alsmede enkele aanpassingen van deze en andere wetten van technische aard

nr. 99a
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 19 november 1997

Wij hebben met belangstelling kennis genomen van het voorlopig verslag dat door de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat en voor Justitie is uitgebracht. Met de navolgende beantwoording van de in het voorlopig verslag door de leden van de fractie van de PvdA gestelde vragen hopen wij bij te dragen aan een spoedige verdere behandeling van het wetsvoorstel. Wij streven naar een spoedige invoering van de inspectiefunctie op rijksniveau en van het stelsel van kwaliteitszorg bij de politie.

De leden van de PvdA-fractie hebben opgemerkt dat met de cyclus van integrale kwaliteitszorg vier jaar is gemoeid. Zij hebben gevraagd of dit betekent dat gedurende deze vier jaar de verbetering van de kwaliteit van de politiezorg aan de politiekorpsen wordt overgelaten. Naar aanleiding daarvan merken wij op dat het feit dat het accent van kwaliteitszorg bij de politiekorpsen ligt, naar ons oordeel de kracht van het systeem is. De permanente zorg voor kwaliteit behoort immers primair tot de verantwoordelijkheid van de politiekorpsen. Dit wil echter niet zeggen dat wij geen verantwoordelijkheid hebben voor de inrichting en de toepassing van het stelsel van kwaliteitszorg. Wat betreft de inrichting van het stelsel wijzen wij op de mogelijkheid om op grond van het voorgestelde artikel 53c van de Politiewet 1993 regels te geven over de wijze waarop de beheerders van politiekorpsen zorgdragen voor de kwaliteit van hun taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politiekorpsen. De cyclus van kwaliteitsdoorlichting, zoals die ons voor ogen staat en op grond van artikel 53c zal worden geformaliseerd, neemt vier jaar in beslag. Tussentijds kan via de uitoefening van de inspectiefunctie op rijksniveau worden getoetst hoe de beheerders van de politiekorpsen voorzien in de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politie. De Minister van Binnenlandse Zaken zal daarover jaarlijks een verslag toezenden aan de Staten-Generaal. Dit betekent dat voldoende zicht wordt gehouden op het stelsel van kwaliteitszorg.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd op welke wijze met gegevens van de politiemonitor, jaarverslagen van klachtencommissies politie en rapporten van de Nationale ombudsman rekening kan worden gehouden. Wij zijn van mening dat deze documenten belangrijke informatie bevatten, die de politiekorpsen kunnen gebruiken in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg en het beoordelen van het functioneren van de politiekorpsen (indicatoren). Deze gegevens kunnen door de politiekorpsen worden betrokken bij de concrete invulling van de relevante aandachtsvelden binnen het gekozen model dat is gebaseerd op het model Nederlandse Kwaliteit. Daarnaast zullen genoemde gegevens ook een rol kunnen spelen bij de werkzaamheden die door de Inspectie voor de politie worden verricht op grond van het voorgestelde artikel 53a van de Politiewet 1993.

Ook hebben de leden van de PvdA-fractie gevraagd hoe het voorgestelde stelsel van kwaliteitszorg zich verhoudt tot de op 17 maart 1993 aanvaarde motie van de leden Stoffelen en Van der Heijden (kamerstukken II, 1992/93, 22 562, nr. 63), waarin de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken onder meer is gevraagd om instrumenten te ontwikkelen voor het meten van de kwaliteit en output van de politiekorpsen en van de effecten op de veiligheid en gevoelens van veiligheid van de burgers. Wij merken op dat naar aanleiding van deze motie zowel is voorzien in de ontwikkeling van een instrumentarium voor kwaliteitszorg bij de politie als in de ontwikkeling van een systeem ten aanzien van het meten van output van politiekorpsen. Wat betreft dit laatste verwijzen wij naar de op 26 januari 1996 aan de Tweede Kamer toegezonden brief (kamerstukken II, 1995/96, 24 548, nr. 3). Het ter uitvoering van de motie gekozen model voor kwaliteitszorg bij de politie is uiteengezet in de op 3 juli 1995 aan de Tweede Kamer toegezonden brief (kamerstukken II, 1994/95, 21 461, nr. 67). Het stelsel van integrale kwaliteitszorg, waarin het wetsvoorstel voorziet, heeft tot doel de politiekorpsen op systematische en integrale wijze te laten werken aan kwaliteitsverbetering, op basis van een van te voren afgesproken model dat is gebaseerd op het model Nederlandse Kwaliteit. Dit model, dat zal worden neergelegd in de op grond van artikel 53c vast te stellen algemene maatregel van bestuur, heeft betrekking op allerlei kwaliteitsaspecten. De veiligheid en de gevoelens van veiligheid van de burger komen aan de orde als onderdelen van de aandachtsvelden «resultaten» en «waardering door klanten». Via de Inspectie voor de politie wordt toezicht gehouden op het stelsel van kwaliteitszorg. Van belang is voorts dat de Inspectie voor de politie in oprichting in het kader van het zogeheten thematisch onderzoek (artikel 53a, eerste lid, onder b) een referentiekader voor resultaten van politiewerk heeft ontwikkeld, waarvan de veiligheid en de gevoelens van veiligheid onderdeel uitmaken. Het rapport «Referentiekader resultaten politiewerk» zal op zeer korte termijn worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit rapport moet worden gezien als een bouwsteen om te komen tot een betere resultaatgerichte sturing.

Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie opgemerkt nogal huiverig te staan tegenover een controle van de kwaliteit van de politie door de politie; dit in verband met de samenstelling van de visitatiecommissies. Wij menen dat het stelsel van kwaliteitszorg voldoende waarborgen biedt om het gevaar van «souvereiniteit» in eigen kring te ondervangen en wij verwachten dat van intercollegiale visitaties juist een positieve en verbeteringsgerichte invloed kan uitgaan. De opzet is dat «collega's» meekijken en suggesties doen ter verbetering. Een belangrijke waarborg is gelegen in het feit dat de rapporten van de visitatiecommissies openbaar zullen zijn. Wat betreft de samenstelling van de visitatiecommissies sluiten wij niet uit dat het wenselijk is om externe deskundigen te betrekken bij het visitatietraject en wij zullen bezien op welke wijze dit tot uitdrukking kan komen in de op grond van artikel 53c vast te stellen algemene maatregel van bestuur. Via de toetsing door de Inspectie voor de politie kan worden bezien of het visitatietraject op goede wijze wordt doorlopen. Wij menen dat de door ons gekozen opzet daarom voldoende waarborgen heeft om ervoor te zorgen dat de visitatiecommissies de werkzaamheden op onbevangen, onbevooroordeelde, onafhankelijke en deskundige wijze kan verrichten.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven