25 264
Regels voor de niet-openbare arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs)

nr. 133
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

18 november 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wettelijke regulering betreffende de niet-openbare arbeidsbemiddeling in een aparte wet onder te brengen, omdat dit niet meer past bij de regulering in de Arbeidsvoorzieningswet 1996, en dat de algemene vergunningsplicht voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt afgeschaft, maar dat wel enige regulering op het terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten dient te worden vastgelegd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de Arbeidsvoorzieningsorganisatie: de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, bedoeld in artikel 2 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

b. het Centraal Bestuur: het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in artikel 12 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

c. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. arbeidsbemiddeling: dienstverlening in de uitoefening van beroep of bedrijf ten behoeve van een werkgever, een werkzoekende, dan wel beiden, inhoudende het behulpzaam zijn bij het zoeken van arbeidskrachten onderscheidenlijk arbeidsgelegenheid, waarbij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel een aanstelling tot ambtenaar wordt beoogd;

e. ter beschikking stellen van arbeidskrachten: het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht of leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid;

f. onderneming: de onderneming, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, wordt onder arbeidsbemiddeling niet verstaan: het openbaar maken van gegevens betreffende werkzoekenden of arbeidsplaatsen door middel van drukpers, radio, televisie of een ander communicatiemedium.

3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, wordt onder ter beschikking stellen van arbeidskrachten niet verstaan:

a. het ten behoeve van een geleverde zaak of tot stand gebracht werk ter beschikking stellen van arbeidskrachten;

b. het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, die bij degene, die hen ter beschikking stelt, ten behoeve van arbeid in diens onderneming in dienst zijn;

c. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een onderneming, die door dezelfde ondernemer in stand wordt gehouden als die de arbeidskrachten ter beschikking stelt.

4. Met arbeidsbemiddeling wordt gelijkgesteld de dienstverlening met het doel de totstandkoming van overeenkomsten tot het verrichten van arbeid, niet zijnde arbeidsovereenkomsten, te bevorderen ten behoeve van beroepsbeoefenaars op het gebied van kunsten, amusement en beroepssport.

HOOFDSTUK 2. ARBEIDSBEMIDDELING

Artikel 2. Vergunning voor niet-openbare arbeidsbemiddeling

1. Het is slechts toegestaan met vergunning van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie arbeidsbemiddeling te verlenen.

2. Het eerste lid geldt niet voor zover arbeidsbemiddeling ingevolge de wet wordt verleend.

Artikel 3. Verplichtingen vergunninghouder

1. De vergunninghouder bedingt voor de verleende arbeidsbemiddeling geen tegenprestatie van de werkzoekende.

2. Voor zover aan hem bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn, dat in een bedrijf of onderneming, of een gedeelte daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting bestaat, verleent de vergunninghouder geen bemiddeling tot het plaatsen van werkzoekenden in dat bedrijf of die onderneming, of wel dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting heerst.

3. De vergunninghouder verleent aan alle personen die tot de categorieën behoren, die hij bemiddelt, zijn diensten gelijkelijk.

Artikel 4. Vergunning voor bepaalde categorieën

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de vergunning tot arbeidsbemiddeling, bedoeld in dit hoofdstuk, van bepaalde categorieën van werkzoekenden of werkgevers. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 1, vierde lid.

Artikel 5. Beschikkingsbevoegdheid

1. Het Centraal Bestuur beslist over het verlenen van de vergunning.

2. Het Centraal Bestuur stelt regels vast omtrent de voorschriften die aan de vergunninghouder worden opgelegd.

3. De regels, bedoeld in het tweede lid, betreffen in elk geval de administratie die de vergunninghouder voert en de gegevens, die hij minstens eenmaal per jaar verstrekt aan het Centraal Bestuur ten behoeve van een doelmatig toezicht op de naleving van dit hoofdstuk.

Artikel 6. Weigering vergunning

Het Centraal Bestuur weigert slechts de vergunning, indien gegronde vrees bestaat dat artikel 3 en de regels, bedoeld in artikel 5, tweede lid, zullen worden overtreden of dat anderszins het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken arbeidskrachten zal worden geschaad.

Artikel 7. Intrekking vergunning

Het Centraal Bestuur kan de vergunning intrekken, indien:

a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

b. de vergunninghouder in strijd handelt met artikel 3 of met de regels, bedoeld in artikel 5, tweede lid, of anderszins schade toebrengt aan het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of de belangen van de betrokken arbeidskrachten, hetzij indien gegronde vrees bestaat voor zodanig handelen.

HOOFDSTUK 3. TER BESCHIKKING STELLEN VAN ARBEIDSKRACHTEN

Artikel 8. Loonverhoudingsnorm

1. Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt is aan deze arbeidskrachten loon en overige vergoedingen verschuldigd overeenkomstig het loon en de overige vergoedingen die worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming bij welke de terbeschikkingstelling plaats vindt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien in een collectieve arbeidsovereenkomst, van toepassing op de onderneming die de arbeidskracht ter beschikking stelt, of bij of krachtens wet is bepaald, welk loon en overige vergoedingen degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt, aan die arbeidskrachten verschuldigd is.

3. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing, indien op de onderneming bij welke de ter beschikkingstelling plaats vindt, een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, die bepalingen bevat op grond waarvan de werkgever zich ervan moet verzekeren dat aan arbeidskrachten die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld loon en overige vergoedingen worden betaald overeenkomstig de bepalingen van die collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 9. Verbod tegenprestatie arbeidskracht

Bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt voor de terbeschikkingstelling geen tegenprestatie bedongen van de arbeidskracht, die ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 10. Verbod ter beschikking stellen bij arbeidsconflict

Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt, stelt, voor zover hem bekend is of redelijkerwijze bekend kan zijn dat in een bedrijf of onderneming, of een gedeelte daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting bestaat, geen arbeidskrachten ter beschikking voor het verrichten van werkzaamheden in dat bedrijf of die onderneming of wel dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting heerst.

Artikel 11. Informatie veiligheid

Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt verschaft aan degene die ter beschikking wordt gesteld, informatie over de verlangde beroepskwalificatie alsmede het document bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, voordat de terbeschikkingstelling een aanvang neemt.

Artikel 12. Speciaal regime

1. Indien het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken arbeidskrachten bescherming behoeven, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt regels gesteld voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

2. Ter bescherming van in het eerste lid genoemde belangen kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald worden, dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt slechts is toegestaan met vergunning van Onze Minister.

HOOFDSTUK 4. ONDERZOEK EN TOEZICHT

Artikel 13. Aanwijzing toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 14. Bevoegdheden toezichthouders

De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15. Onderzoek op terrein ter beschikking stellen van arbeidskrachten

Indien uit onderzoek naar de naleving van hoofdstuk 3 blijkt, dat niet aan de daar genoemde artikelen wordt voldaan, doet Onze Minister hiervan mededeling aan de betrokken arbeidskracht, voor zover het zijn aanspraken betreft, aan de betrokken werkgever, aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en aan de daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties van werkgevers en werknemers. De mededeling aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en aan organisaties van werkgevers en werknemers bevat geen gegevens waaruit de identiteit van de in het onderzoek betrokken werknemers kan worden afgeleid.

HOOFDSTUK 5. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 16. Aansprakelijkheid van inleners voor betaling premie

De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 16a komt te luiden:

Artikel 16a

1. Ingeval een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn werkgever, de uitlener, door deze ter beschikking is gesteld aan een derde, de inlener, om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn, is de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie, welke de uitlener is verschuldigd in verband met het verrichten van die werkzaamheden door die werknemer.

2. Onder inlener wordt mede verstaan:

a. de doorlener, zijnde degene aan wie een werknemer ter beschikking is gesteld en die deze werknemer vervolgens ter beschikking stelt aan een derde om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn;

b. de in onderdeel a bedoelde derde, aan wie door een doorlener een werknemer ter beschikking is gesteld om onder toezicht of leiding van die derde werkzaam te zijn.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt de verhoging, bedoeld in artikel 12, tweede lid, niet als premie beschouwd.

4. Indien een inlener ingevolge een schriftelijke overeenkomst met de uitlener ten behoeve van de voldoening van sociale verzekeringspremies, loonbelasting en omzetbelasting in verband met het verrichten van werkzaamheden door een ter beschikking gestelde werknemer, alsmede dat ter beschikking stellen, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die uitlener ten behoeve van de betaling van sociale verzekeringspremies, loonbelasting en omzetbelasting wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b, of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de inlener uit hoofde van het eerste en tweede lid en van artikel 34, eerste en tweede lid, van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot die werkzaamheden en dat ter beschikking stellen in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag.

5. Het vierde lid is niet van toepassing voor zover de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener in gebreke zou blijven het op de in dat lid bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van sociale verzekeringspremies, loonbelasting of omzetbelasting.

6. De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de premie of voorschotpremie verschuldigd door de uitlener, indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de uitlener noch aan hem noch aan een inlener is te wijten.

7. De inlener die hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, wanneer de uitlener met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

8. De artikelen 10 tot en met 16 zijn ten aanzien van de inlener van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in artikel 10, onder a, in plaats van «een loonadministratie te voeren» wordt gelezen: «een administratie te voeren, aan de hand waarvan het door de werknemer genoten loon kan worden vastgesteld». Bij ministeriële regeling kunnen voor dit artikellid nadere regels worden gesteld.

9. De inlener wordt ter zake van de toepassing van de artikelen 10 tot en met 16, alsmede ter zake van het instellen van bezwaar en beroep tegen een beslissing betreffende verschuldigde premie mede als werkgever in de zin van deze wet beschouwd.

10. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van het vierde lid.

11. Dit artikel is niet van toepassing indien de werkzaamheden die door de ter beschikking gestelde werknemer zijn verricht, ondergeschikt zijn aan een tussen de uitlener en de inlener, dan wel tussen de doorlener en de inlener, gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak.

2. Aan artikel 16f wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien verhaal op de uitlener door een inlener, die ingevolge artikel 16a premie of voorschotpremie heeft voldaan geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en ter zake van de niet betaalde premie of voorschotpremie twee of meer inleners ingevolge dat artikel hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen dezen onderling voor gelijke delen in het onverhaald gebleven deel bij. In afwijking in zoverre van de vorige volzin bedraagt de bijdrage niet meer dan het bedrag waarvoor ieders aansprakelijkheid ingevolge artikel 16a bestaat. Een als gevolg van de toepassing van de vorige volzin ontstaan tekort wordt met inachtneming van de eerste volzin over de anderen verdeeld. Degene die meer heeft bijgedragen dan overeenkomt met zijn op de voet van de vorige volzinnen bepaalde aandeel, heeft voor dat meerdere verhaal op degene die minder dan zijn dienovereenkomstig bepaalde aandeel heeft bijgedragen. Blijkt verhaal op een of meer van degenen op wie verhaal kan worden genomen geheel of gedeeltelijk onmogelijk dan wordt dat tekort met inachtneming van de voorgaande volzinnen over de anderen verdeeld.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 september 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de invoering van de opdrachtgeversaansprakelijkheid en de kopersaansprakelijkheid in de confectiesector en invoering van een vrijwaringsregeling in de ketenaansprakelijkheid (Kamerstukken 25 035) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt in de eerste volzin van artikel 16f na «artikel» ingevoegd: 16a, .

Artikel 17. Aansprakelijkheid van inleners voor betaling belasting

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

1. Ingeval een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn inhoudingsplichtige, de uitlener, door deze ter beschikking is gesteld aan een derde, de inlener, om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn, is de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting welke de uitlener verschuldigd is in verband met het verrichten van die werkzaamheden door die werknemer alsmede voor de omzetbelasting welke de uitlener, dan wel – in geval doorlening plaatsvindt – de in het tweede lid bedoelde doorlener verschuldigd is in verband met dat ter beschikking stellen.

2. Onder inlener wordt mede verstaan:

a. de doorlener, zijnde degene aan wie een werknemer ter beschikking is gesteld en die deze werknemer vervolgens ter beschikking stelt aan een derde om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn;

b. de in onderdeel a bedoelde derde, aan wie door een doorlener een werknemer ter beschikking is gesteld om onder toezicht of leiding van die derde werkzaam te zijn.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als belasting beschouwd de verhoging, bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

4. Indien een inlener ingevolge een schriftelijke overeenkomst met de uitlener ten behoeve van de voldoening van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies in verband met het verrichten van werkzaamheden door een ter beschikking gestelde werknemer, alsmede met dat ter beschikking stellen, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die uitlener ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de inlener uit hoofde van het eerste en tweede lid, alsmede artikel 16a, eerste en tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met betrekking tot die werkzaamheden en dat ter beschikking stellen in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag.

5. Het vierde lid is niet van toepassing voor zover de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener in gebreke zou blijven het op de in dat lid bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van loonbelasting, omzetbelasting of sociale verzekeringspremies.

6. De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de loonbelasting en de omzetbelasting verschuldigd door de uitlener, indien aannemelijk is dat het niet betalen door de uitlener noch aan hem noch aan een inlener is te wijten.

7. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van het vierde lid.

8. Dit artikel is niet van toepassing indien de werkzaamheden die door de ter beschikking gestelde werknemer zijn verricht, ondergeschikt zijn aan een tussen de uitlener en de inlener, dan wel tussen de doorlener en de inlener, gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak.

2. In artikel 55 wordt, onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid, een eerste lid ingevoegd, luidende:

1. Indien verhaal op de uitlener door een inlener, die ingevolge artikel 34 belasting heeft voldaan geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en ter zake van de belastingschuld twee of meer inleners ingevolge dat artikel hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen dezen onderling voor gelijke delen in het onverhaald gebleven deel bij. In afwijking in zoverre van de vorige volzin bedraagt de bijdrage niet meer dan het bedrag waarvoor ieders aansprakelijkheid ingevolge artikel 34 bestaat. Een als gevolg van de toepassing van de vorige volzin ontstaan tekort wordt met inachtneming van de eerste volzin over de anderen verdeeld. Degene die meer heeft bijgedragen dan overeenkomt met zijn op de voet van de vorige volzinnen bepaalde aandeel, heeft voor dat meerdere verhaal op degene die minder dan zijn dienovereenkomstig bepaalde aandeel heeft bijgedragen. Blijkt verhaal op een of meer van degenen op wie verhaal kan worden genomen geheel of gedeeltelijk onmogelijk dan wordt dat tekort met inachtneming van de voorgaande volzinnen over de anderen verdeeld.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 september 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de invoering van de opdrachtgeversaansprakelijkheid en de kopersaansprakelijkheid in de confectiesector en invoering van een vrijwaringsregeling in de ketenaansprakelijkheid (Kamerstukken 25 035) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt in de eerste volzin van artikel 55 na «33, eerste lid, onderdelen a, b of c,» ingevoegd: 34, .

Artikel 18. Wijziging Wet op de economische delicten

In artikel 1, onderdeel 4°, van de Wet op de economische delicten wordt «de Arbeidsvoorzieningswet, de artikelen 82, eerste lid, 83, 85, 86 eerste lid, 90, 91, 93 eerste lid, en 94, eerste lid.» vervangen door: de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 5, tweede lid, en 12, tweede lid.

Artikel 19. Wijziging Arbeidsvoorzieningswet en Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996

1. Artikel 1, eerste lid, onderdelen h en i, tweede, derde en vierde lid, en de paragrafen 3 en 4 van Afdeling 2 van hoofdstuk III van de Arbeidsvoorzieningswet vervallen.

2. De artikelen 19, 20, 21 en 34 van de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen.

HOOFDSTUK 6. OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20. Beroep

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 21. Publicatie regels

Regelingen van het Centraal Bestuur op grond van deze wet worden in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 22. Overgang

De vergunningen op grond van Afdeling 2 van hoofdstuk III, paragraaf 3, van de Arbeidsvoorzieningswet, zoals die bepalingen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet luidden, die na de datum van inwerkingtreding van deze wet voortduren worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als vergunningen op grond van hoofdstuk 2 van deze wet.

Artikel 23. Evaluatie

Onze Minister zendt binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 24. Tijdstip inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 25. Tijdelijke werking voor arbeidsbemiddeling in culturele en sportsector

Artikel 1, vierde lid, en de tweede volzin van artikel 4 vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 26. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven