nr. 2c
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 1997
In uw vergadering van 21 oktober jl. is gesproken over de verdere procedure
met betrekking tot de het voorstel tot de Wet inschakeling werkzoekenden (Eerste
Kamer 1996/97, 25 122). U overweegt de plenaire behandeling te doen plaatsvinden
op 4 november a.s. mits u mijn reactie heeft ontvangen op een passage in een
brief die u namens de vier grote gemeenten door wethouder Van Kampen van Den
Haag op 6 oktober jl. werd toegezonden.
In de bedoelde passage wordt gesteld dat er vanuit wordt gegaan dat de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bereid is de gemeenten de gelegenheid
te geven 1998 als een aanloopjaar te beschouwen, omdat niet alle administratieve
processen per 1 januari 1998 op orde kunnen zijn.
In mijn antwoord op een brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten1 zijn de mogelijke invoeringsproblemen, zoals de VNG die
signaleerde, aan de orde geweest, waarbij door mij twee tegemoetkomingen zijn
gedaan ten einde de praktische invoering van de wet beter mogelijk te maken.
Ten eerste heeft de VNG gevraagd om de eerste zes maanden geen toezicht
te houden op de verplichting tot het maken van samenwerkingsafspraken met
de Arbeidsvoorzieningsorganisatie over de uitvoering van de wet (artikel 7).
Op dit onderdeel is toegezegd in de eerste zes maanden na inwerkingtreding
van de wet coulance in het toezicht te zullen betrachten ten einde betrokken
partijen voldoende tijd te bieden deze afspraken te maken.
Ten tweede heeft de VNG voorgesteld om de daadwerkelijke aanlevering van
beleidsinformatie door gemeenten op basis van het (voorgenomen) informatiebesluit
niet eerder te laten plaatsvinden dan na zes maanden na publicatie
van het besluit. Dit voorstel is door mij overgenomen.
Beide aspecten met betrekking tot de overgangs- en invoeringssituatie
zijn inpasbaar in het kader van de wet. Ik ben voornemens om bij het te formuleren
maatregelenbeleid op grond van artikel 18, vierde lid, van de wet een voorziening
te treffen op grond waarvan niet alleen rekening gehouden wordt met vorenvermelde
toezegging maar ook rekening kan worden gehouden met bijzondere, de gemeente
niet verwijtbare aanloopproblemen bij de invoering van de wet.
Wat betreft de overige genoemde invoeringsproblemen is van mijn kant de
nodige verduidelijking gegeven. Ik zie dan ook de invoering van de WIW per
1 januari a.s. met vertrouwen tegemoet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert