25 000 XVI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 1997

nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 1997

Tijdens het debat op 8 april 1997 over de VWS-begroting 1997 heb ik uw Kamer naar aanleiding van vragen van de heer Werner toegezegd nadere studie te zullen maken van de eventuele samenloop van de reservevorming bij de ziekenfondsen in het kader van de risicodragende ZFW-budgettering en de financiële waarborgstelling door de Ziekenfondsraad c.q. het rijk op grond van artikel 73a van de Ziekenfondswet.

Inzake dit onderwerp heb ik bij mijn brief van 17 april 1997 aan de Ziekenfondsraad, waarin ik heb gevraagd een uitvoeringstoets te verrichten met betrekking tot maximering van de reserves van ziekenfondsen, de vraag opgenomen om in deze uitvoeringstoets ook aandacht te besteden aan de relatie tussen de verplichte solvabiliteitsmarge op grond van artikel 43b, tweede lid, van de Ziekenfondswet en de bepalingen van artikel 73a, waarin een regeling is opgenomen ter afdekking van de financiële risico's die kunnen optreden indien een ziekenfonds komt te verkeren in een toestand dat het heeft opgehouden te betalen. Ik heb de Ziekenfondsraad gevraagd daarbij in te gaan op de vraag of het huidige artikel 73a op korte danwel op langere termijn ongewijzigd kan worden gehandhaafd, rekening houdend met het verschil in karakter tussen de beide genoemde wettelijke bepalingen (artikel 43b ziet primair op een situatie van «going concern» en artikel 73a op financiële waarborgen in een situatie van liquidatie van een ziekenfonds).

De Ziekenfondsraad heeft de gevraagde uitvoeringstoets inmiddels op 28 augustus 1997 uitgebracht. Gaarne bied ik u de rapportage hierbij aan**. In paragraaf 5.3 van de rapportage gaat de Ziekenfondsraad op de bovengenoemde vragen in. De Ziekenfondsraad concludeert dat de afdekking van het financiële risico, dat ontstaat indien een ziekenfonds komt te verkeren in een situatie dat het heeft opgehouden te betalen, een onderdeel is van het financieel beheer van de Algemene Kas en daardoor geen onderdeel uitmaakt van de risicoafweging ter bepaling van de (maximale) hoogte van de reserves van de ziekenfondsen zelf. Tevens meent de Ziekenfondsraad dat de gedachte achter de garantieregeling van artikel 73a ook in de huidige omstandigheden blijft gelden en dat er geen reden is het artikel te laten vervallen.

Ik kan mij vinden in de analyse en de conclusies van de Ziekenfondsraad op dit onderdeel van de rapportage. Ik voeg daaraan graag nog het volgende toe.

Het feit dat ziekenfondsen, deels op grond van een wettelijke verplichting, beschikken over eigen reserves, kan er toe bijdragen dat de kans dat een beroep moet worden gedaan op de garantieregeling ingevolge artikel 73a van de Ziekenfondswet nog kleiner wordt dan reeds het geval was. Dit kan overigens alleen zuiver worden beoordeeld in relatie met de financiële risico's die de ziekenfondsen lopen. Tegenover de opbouw van reserves bij de ziekenfondsen staat geen vermindering van de reserve die de Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering dient aan te houden. Deze reserve, die wordt aangeduid als normvermogen, dient immers niet ter voldoening van eventuele verplichtingen op grond van bijvoorbeeld artikel 73a. Het normvermogen is uitsluitend bedoeld om de Algemene Kas in staat te stellen het hele jaar door te voorzien in de liquiditeitsbehoefte, zonder een beroep te hoeven doen op derden. De componenten die een rol spelen bij het bepalen van de hoogte van het normvermogen zijn het berekende liquiditeitsdieptepunt tijdens het jaar en de geraamde stand van de debiteuren (nog te ontvangen premies etc.) en crediteuren (nog te betalen uitkeringen). Voor eventuele financiële verplichtingen ingevolge artikel 73a wordt geen vermogen aangehouden. Er is dan ook geen sprake van dubbele vermogensvorming ter afdekking van solvabiliteitsrisico's bij de ziekenfondsen.

Ik hoop met het bovenstaande de vragen die bij uw Kamer leefden inzake dit aspect van de reservevorming bij ziekenfondsen bevredigend te hebben beantwoord.

* De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder de nrs. 127 en 127a, 1996–1997.

** Deze bijlage is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 120 648.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven