nr. 25c
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 20 maart 1998
De memorie van antwoord gaf de commissie nog aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie herhaalden hun eerder gestelde
vraag over de kwantitatieve betekenis van het onderhavige wetsvoorstel. Zij
verzochten de initiatiefnemer het ministerie van Justitie mede te delen dat
daarop wel degelijk een antwoord wordt verwacht.
De leden van de PvdA-fractie dankten de initiatiefnemer voor
diens antwoorden, alsmede voor de beantwoording van de aan de staatssecretaris
van Justitie gestelde vragen. Zij hadden naar aanleiding van de beantwoording
nog de volgende opmerkingen en vragen.
Deze leden zeiden waardering te hebben voor het voornemen van de staatssecretaris
om vreemdelingen drie maanden voor het verstrijken van hun vergunning tot
verblijf te wijzen op de noodzaak van verlenging. Zij hadden ook begrip voor
de wens van initiatiefnemer en regering om te bewerkstelligen, dat een vreemdeling
voor de komst naar Nederland kenbaar maakt met welk doel en voor hoe lang
hij/zij naar Nederland wil komen, om te voorkomen dat het doel van het wetsvoorstel
wordt ondergraven.
Desalniettemin waren zij nog steeds van mening, dat zich in de praktijk
gevallen kunnen voordoen, waarin van een vreemdeling, die niet tijdig verlenging
heeft verzocht of die het verblijfsdoel na verblijf in Nederland wil veranderen
niet redelijkerwijs gevergd kan worden terug te keren naar land van herkomst
om aldaar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verkrijgen. De leden
hier aan het woord verwezen naar het eerder door hen aangehaalde voorbeeld
genoemd door de heer Dittrich van een Argentijnse vrouw, die hier studeert
en tijdens haar studie een Nederlandse partner ontmoet, met wie zij samen
een kind krijgt. Verandering van verblijfsdoel moge af en toe een weg zijn
om het mvv-vereiste te omzeilen, maar dit zal zeker niet altijd het geval
zijn. Als er geen aanwijzing is, dat dit het geval is, zal het vereiste van
terugkeer naar het land van herkomst voor het aanvragen van een mvv in strijd
kunnen komen met artikel 8 EVRM of artikel 10 VRK, omdat hier
sprake zou kunnen zijn van een inmenging in het familieleven, zonder dat daardoor
enig legitiem belang wordt gediend.
Initiatiefnemer heeft verklaard, dat in zeer bijzondere gevallen de hardheidsclausule
zou kunnen worden toegepast. Is de staatssecretaris het hier mee eens? Is
een casus als omschreven door de heer Dittrich een geval dat volgens hen voor
toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking komt?
Wat is ertegen om in een algemene maatregel van bestuur op te nemen, dat
in gevallen, waarin aannemelijk is, dat het verblijfsdoel na verblijf van
enige duur in Nederland is veranderd en waarin in Nederland makkelijk beoordeeld
kan worden of het verzoek om vergunning voor een ander doel gegrond is, en
de financiële en maatschappelijke kosten van terugkeer voor aanvrage
van een mvv onevenredig hoog zijn, aanvrage van een mvv niet nodig is? Mutatis
mutandis dezelfde vraag, waar buiten de schuld van de vreemdeling om de aanvraag
van verlenging niet tijdig heeft plaats gehad.
Bepaald ongenoegzaam vonden de leden van de PvdA-fractie het antwoord
op de vraag betreffende kosten van legalisatie van papieren. Met name is niet
ingegaan op de vraag of het mogelijk is te voorkomen, dat een vreemdeling
een veelvoud van de kosten voor legalisatie en verificatie moet betalen. Mogelijk
zouden de uitvoeringsregelingen in de Wet op de Kanselarijrechten op dit punt
kunnen worden herzien, zodat rekening wordt gehouden met de draagkracht van
aanvragers van vergunningen.
Ook de beantwoording van de vraag met betrekking tot de uitvoering van
moties met betrekking tot behandeltermijnen, voorlichting en uitvoeringsplan
is rijkelijk vaag. De regering heeft aangegeven, dat het wenselijk zou zijn,
dat bij de inwerkingtreding van de koppelingswet in een wettelijke grondslag
van het mvv-vereiste zou zijn voorzien. De regering hoopt de koppelingswet
in te kunnen voeren op 1 juli a.s.. Als gevolg wordt gegeven aan de motie
op stuk nr. 25, betekent dit dat uiterlijk op 1 april het in de motie bedoelde
uitvoeringsplan aan de Tweede Kamer zou moeten zijn voorgelegd. De leden van
de PvdA-fractie zouden graag vernemen, wanneer het voorbereidingsplan gereed
is. Zij zouden dit plan dan graag tegemoet zien.
De voorzitter van de commissie,
Heijne Makkreel
De griffier van de commissie,
Hordijk