25 046
Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe

nr. 231b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 16 mei 1997

1. Algemeen

Ik dank de leden van de verschillende fracties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor hun voorlopig verslag dat zij op 13 mei 1997 hebben vastgesteld. Met de leden van de VVD-fractie spreek ik de hoop uit dat het voorstel nog voor de zomer door uw Kamer kan worden behandeld, zodat na instemming uwerzijds met het voorstel, de Drentse gemeenten voldoende tijd hebben zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Daardoor zou het tevens mogelijk zijn om de verkiezingen reeds in oktober van dit jaar te houden, zodat ook de samenstelling van de nieuwe raden op tijd bekend zal zijn. ln antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de VVD deel ik mee dat gedeputeerde staten van Drenthe onder voorbehoud van tijdige afronding van de behandeling in uw Kamer, besloten hebben de tussentijdse raadsverkiezingen op 29 oktober 1997 te laten plaatsvinden.

De leden van de fractie van de VVD vroegen wat de onderhavige gemeentelijke herindeling kan betekenen voor de toekomst van het provinciaal bestuur en het provinciaal apparaat. Een afname van het aantal gemeenten in een provincie betekent niet per definitie een navenante afname van de werkzaamheden van die provincie. Veel provinciale taken immers zijn zo omvangrijk als hun grondgebied is en vertonen geen enkele relatie met het aantal inliggende gemeenten. Voor de diverse provinciale plannen geldt dat bijvoorbeeld. De gemeentelijke indeling hoeft daarbij geen rol te spelen. Op andere terreinen, zoals bijvoorbeeld het goedkeuren van bestemmingsplannen en financieel toezicht, kan men zich een vermindering van de werkzaamheden voorstellen. De provincie bereidt zich op dit moment gezamenlijk met de vereniging van Drentse gemeenten voor op de veranderende relatie met de gemeenten als gevolg van de herindeling.

Wat betreft de veranderingen in het apparaat is relevant dat onlangs een reorganisatie van de ambtelijke organisatie is ingezet. Bij het opstellen van de functieboeken is al rekening gehouden met de veranderende verhouding tussen gemeenten en provincie. Zo zijn er bijvoorbeeld minder toezichtsfuncties dan voorheen.

De leden van de fractie van het CDA vroegen wat de teneur is van de dissertatie die de heer Linthorst Homan in de jaren '30 van deze eeuw over de gemeentelijke herindeling van Drenthe schreef.

Deze leden doelen op het proefschrift dat de heer Johannes Linthorst Homan schreef in 1934 ter verkrijging van de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Leiden. In zijn proefschrift, getiteld: «Het ontstaan van de gemeenten in Drenthe», constateert Linthorst Homan dat de bijdrage van historische argumenten aan de discussie over gemeentelijke herindeling schommelt tussen de «...onaantastbaar-verklaring van het historisch gewordene eenerzijds en de negeering van historische waarden anderzijds». Kennis van de opeenvolgende stadia der gegroeide ontwikkeling is volgens hem noodzakelijk voor de vorming van een meer genuanceerd oordeel. Eén van de vele interessante passages in het proefschrift heeft betrekking op een briefwisseling in 1848 en 1849 tussen de minister van Binnenlandse Zaken en het provinciebestuur van Drenthe. Deze provincie telde op dat moment 33 gemeenten1 . Blijkens zijn brief wenst de minister «...eene vereeniging van gemeenten in Drenthe, om daardoor tot vereenvoudiging en vermindering der kostbaarheid van bestuur te geraken».

De provincie voelt hier niets voor omdat Drenthe veel te uitgestrekt is. «Bij de ongeschikte ligging der meeste gemeenten tot vereeniging hebben vele eenen omtrek van 3 à 4 uuren gaans, hetgeen voor de verwijderde gehuchten bij het doen van aangiften voor den Burgerlijken Stand en in het algemeen, voor alle omstandigheden, die de ingezetenen met het bestuur in aanraking brengen, hoogst moeijlijk en lastig is en dikwijls aanleiding geeft tot trage en minder gewenschte afdoening van zaken, waartoe toch reeds de landman in het algemeen, en de Drentsche in het bijzonder, overhelt».

Daarnaast wijst de provincie op de ongelijke schuldpositie van gemeenten en op de problemen die zullen ontstaan bij de Diaconale armenzorg.

Bezuinigingen op het apparaat zijn ook nauwelijks te realiseren, zo meent de provincie, omdat er weliswaar minder burgemeesters en secretarissen nodig zijn, maar de salarissen van de overblijvende functionarissen stijgen.

De conclusies die Linthorst Homan aan het eind van zijn proefschrift trekt, zijn niet alleen genuanceerd en evenwichtig, maar ook verrassend actueel.

Hij wijst enerzijds op het belang van een gemeente die door de bewoners als een eigen geheel wordt gezien. Anderzijds onderkent hij het gevaar van decentralisatie «...langs andere banen – naar diensten – dan die der territoriale eenheden». Die laatste mogelijkheid – functionele decentralisatie – mag volgens hem niet door star vasthouden aan oude gemeentegrenzen overslaan in een aantrekkelijkheid. De schrijver vervolgt: «...wanneer inderdaad de kleine plattelandsgemeente door vorm of door beleid een struikelblok wordt voor snelle en goede afwerking van de vele zaken des modernen levens, dan zal men centraal die zaken buiten de gemeenten om tot stand brengen, dan worden dus de gemeenten uitgeschakeld en dan vervalt daarmede meer en meer, in den loop der jaren, het belang der gemeente voor de ingezetenen». Ik ben de leden van de CDA-fractie ervoor erkentelijk dat zij het interessante werk van Linthorst Homan onder mijn aandacht gebracht hebben en kan het deze leden zeer ter lezing aanbevelen.

De leden van de CDA-fractie vroegen om een overzicht van aantallen inwoners, oppervlakten en aantallen kernen van huidige en nieuwe gemeenten en naar de gemiddelde afstand voor de burger tot het gemeentehuis in de toekomstige situatie. De aantallen inwoners, oppervlakten en aantallen kernen zijn als bijlage 1 bij deze memorie van antwoord gevoegd. Wat betreft de gemiddelde afstand voor de burger tot het nieuwe gemeentehuis, constateren deze leden terecht dat daarvoor enkele aannames nodig zijn. In veel gevallen is bijvoorbeeld nog niet bekend in welke kern het toekomstige gemeentehuis zal komen staan. Ik kan deze vraag van genoemde leden derhalve niet beantwoorden. Voor zover de vraag bedoeld was om aan te tonen dat voor een aantal burgers de afstand tot het toekomstige gemeentehuis verder zal zijn dan in de huidige situatie is zo een berekening ook niet nodig. Dat dat zo zal zijn is evident. De vraag is echter hoe groot dat probleem is. Deze leden vroegen daar op een andere plaats in het voorlopig verslag naar, evenals de leden van de fractie van GroenLinks.

In dat verband vroegen zij bijvoorbeeld naar de afstand tussen de kern De Kiel en de kern Coevorden. De afstand tussen deze kernen bedraagt ca. 25 kilometer. Vanuit De Kiel is Coevorden met het openbaar vervoer te bereiken via Emmen, met bus en trein. De reistijd bedraagt ca. een uur, waarbij rekening moet worden gehouden met een overstaptijd van ca. een kwartier. Met de auto bedraagt de reistijd ca. een half uur. Er zijn in Nederland overigens meer gemeenten te vinden waar dergelijke geografische afstanden zich voordoen en die bij mijn weten niet tot problemen leiden. Gemeentebesturen hebben dan ook diverse mogelijkheden om de fysieke afstand tot hun burgers kleiner te maken. Ik denk bijvoorbeeld aan binnengemeentelijke deconcentratie. Zo kan bijvoorbeeld het inrichten van dependances van het gemeentehuis de bereikbaarheid van gemeentelijke diensten aanmerkelijk verbeteren. Van die mogelijkheid wordt ook gebruik gemaakt. Voorbeelden daarvan zijn de gemeenten Bernheze en Schouwen-Duiveland, die na een gemeentelijke herindeling voor vormen van gedeconcentreerde dienstverlening hebben gekozen. De fysieke afstand is voor de burger echter niet dagelijks relevant.

Minstens zo belangrijk is hoe het is gesteld met de kwaliteit van de communicatie tussen burger en gemeenten. Zijn er voor burgers voldoende mogelijkheden om hun bestuur aan te spreken op hun beleid en daarover mee te praten? Steeds meer blijkt dat gemeenten dat een belangrijk punt van aandacht vinden. Door de gemeenten en VNG worden in dat verband dan ook diverse initiatieven ontplooid.

Van een eventuele gemeente Zuidenveld hebben gedurende de voorbereiding van het wetsvoorstel zoals het nu in uw Kamer ligt, verschillende varianten de ronde gedaan. Het verzoek van de leden van de CDA-fractie om een kaart van een mogelijke Zuidenveld-gemeente te leveren stelt mij dan ook voor een probleem, omdat niet duidelijk is welke variant deze leden voor ogen hebben. Om die reden neem ik de vrijheid u voor een dergelijke kaart te verwijzen naar de kaarten bij de amendementen die in de Tweede Kamer zijn ingediend met de kamerstuknummers 10, 11, 13 en 17. Ook op de kaart bij de concept-ontwerp-regeling (bijlage 6 bij de memorie van toelichting) is een gemeente Zuidenveld ingetekend, zoals gedeputeerde staten deze aan provinciale staten hebben voorgelegd. Ik hoop hiermee in voldoende mate aan uw verzoek tegemoet te komen.

De leden van de fractie van het CDA stelden een reeks vragen over de wijze waarop in de memorie van toelichting argumenten voor bepaalde samenvoegingen worden gehanteerd. Niet alleen meenden deze leden dat argumenten tamelijk willekeurig en niet systematisch zijn gehanteerd, maar tevens zijn zij van mening dat factoren die in de inleiding van de memorie van toelichting in algemene zin worden aangeduid, op die plaats onvoldoende worden geëxpliciteerd. Deze leden vroegen nogmaals om een opsomming van de concrete argumenten per gemeente om tot herindeling over te gaan en om een toelichting op de noodzaak van versterking van regionale centrumgemeenten vanuit ruimtelijk oogpunt. Verder vroegen zij of de omvang en oppervlakte van een gemeente zelfstandige argumenten zijn om tot gemeentelijke herindeling over te gaan en of een uiteenzetting kan worden gegeven over de term draagvlak waar het om landelijke gemeenten gaat.

ln de inleiding van de memorie van toelichting, alsmede in de inleiding van de nota naar aanleiding van het verslag is een uiteenzetting gegeven over het algemeen herindelingsbeleid. De concretisering van argumenten die in hun algemeenheid deel uitmaken van het Beleidskader gemeentelijke herindeling, is in beide stukken terug te vinden in de paragrafen die over de onderscheiden gemeenten handelen. De wijze waarop de leden van de CDA-fractie hun vragen naar voren brengen, doet mij veronderstellen dat deze leden bij de beoordeling van voorstellen voor gemeentelijke herindeling uitsluitend de beperkte knelpuntenbenadering als uitgangspunt nemen. Het Beleidskader gemeentelijke herindeling (kamerstukken II 1994/95, 21 427, nr. 111, bijlage 3) is echter een bredere benadering. Waar het uitgangspunt is dat gemeenten met een breed takenpakket voldoende bestuurskracht moeten hebben om hun lokale regisserende en uitvoerende taken voor de komende 25 jaar goed te kunnen vervullen, past het niet om met de knelpuntenbenadering te volstaan. Geenszins is dan ook de vraag aan de orde of argumenten als oppervlakte en omvang van een gemeente als zelfstandig argument een rol spelen bij de keuze voor herindeling. In alle gevallen maken zij deel uit van een samenstel van argumenten dat, onderling gewogen, tot een bepaalde uitkomst leidt. In de toelichtingen die schriftelijk en mondeling op het kabinetsvoorstel zijn gegeven is dat ook altijd naar voren gebracht. Met die notie in het achterhoofd wil ik de bovengenoemde vragen van deze leden beantwoorden.

Een expliciete opsomming van de concrete argumenten per gemeente om tot herindeling over te gaan, kunt u vinden in de provinciale stukken en de memorie van toelichting op het wetsvoorstel. In veel gevallen is sprake van gemeenten van geringe omvang, met een kwetsbare positie voor de toekomst. In sommige gevallen is samenvoeging met andere gemeenten wenselijk, om tot een goede indeling van het gehele gebied te komen, en te voorkomen dat zelfstandige integrale aansturing van een gebied onmogelijk wordt gemaakt waardoor zich binnen de termijn van 25 jaren problemen voor zullen doen. In dat verband is dus niet het uitgangspunt geweest of zich binnen iedere afzonderlijke gemeente op dit moment knelpunten voordoen.

De zin: «Regionale centrumgemeenten dienen uit ruimtelijk oogpunt versterkt te worden» is deze leden niet duidelijk. In de memorie van toelichting wordt voor de gemeenten Assen, Hoogeveen en Meppel uiteengezet dat zij op dit ogenblik, of binnen afzienbare tijd, binnen hun gemeentegrenzen onvoldoende ruimte hebben voor woningbouw en bedrijventerreinen. De betreffende regionale centrumgemeenten dienen dus «versterkt» te worden. Eén van de aanleidingen om tot wijziging van de gemeentegrenzen in het gebied te komen, los van de positie van de omliggende gemeenten, is dan de ruimtelijke nood van de centrumgemeente.

ln een gebied waar een gemeentelijke herindeling speelt, is de omvang van een gemeente één van de argumenten die bij de keuze voor de nieuwe indeling een rol speelt. Een ingrijpend proces als gemeentelijke herindeling dient immers voor een langere periode toekomstwaarde te hebben. In de voorbeelden die door de leden van de CDA-fractie naar voren zijn gebracht (Borger/Odoorn, Oostermeer en Westerveld), is dat het geval geweest. Eén van de uitgangspunten van de provincie is geweest dat de toekomstige gemeenten in staat zouden moeten zijn om full-time wethouders aan te stellen. Dat uitgangspunt is door het kabinet gerespecteerd. Vandaar dat het element omvang in deze concrete situaties mede een rol heeft gespeeld.

Voor de goede orde is het wellicht nodig deze leden er op te wijzen dat dat niet betekent dat voortaan in alle gevallen bij nieuw te vormen gemeenten de inwonersgrens van 18 000 inwoners bepalend is. Een uniforme, optimale schaal van gemeenten, gerelateerd aan het inwonertal, is niet eenduidig vast te stellen, Dat neemt niet weg dat in het kader van de afwegingen die gemaakt worden bij gemeentelijke herindelingsvoorstellen in een aantal gevallen geconstateerd kan worden dat gemeenten te klein zijn in relatie tot de toekomstige taken en over een kwetsbaar bestuurlijk en ambtelijk apparaat beschikken.

Ook de oppervlakte van een gemeente is voor het kabinet geen zelfstandig argument om tot herindeling over te gaan. Bij de vorming van nieuwe gemeenten kan de oppervlakte een rol spelen als in de voorkomende situatie bijvoorbeeld ruimtelijke argumenten daartoe nopen, of de geringe oppervlakte van een nieuw te vormen gemeente een zelfstandig integraal besturen op sommige terreinen problematisch maakt. Daarbij gaat het dus niet zozeer om simpele km2, als wel om de vraag wat er op die km2 voor kwalitatieve mogelijkheden bestaan voor het gemeentebestuur.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in een groot deel van Noord-Brabant is de functie van het draagvlak van gemeenten ook reeds aan de orde geweest. Bij de beoordeling van het draagvlak in dit kader is van belang of gemeenten in staat zijn of worden gesteld een voldoende voorzieningenniveau in stand te houden, dat wil zeggen voorwaarden te creëren voor een evenwichtige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkeling en of gemeenten voldoende mogelijkheden hebben om zelfstandige afwegingen te maken met betrekking tot toekomstig beleid en uitvoering van taken. Gemeenten moeten in staat worden gesteld de nodige afwegingen te maken ten aanzien van een aantal cruciale beleidsterreinen. Naast de fysieke ruimte die gemeenten nodig kunnen hebben om te bouwen, gaat het vooral om het functioneren in maatschappelijk en sociaal-economisch opzicht. Gemeenten moeten in staat worden gesteld om in kwalitatief opzicht ten aanzien van bijvoorbeeld verkeer en vervoer, bedrijvigheid, woningbouw, werkgelegenheid of plattelandsontwikkeling, essentiële keuzes en afwegingen te maken.

Ik wil op deze plaats nogmaals benadrukken dat gemeentelijke herindeling met als uitgangspunt het Beleidskader gemeentelijke herindeling maatwerk blijft. Nimmer is het zo dat indien aan een aantal vooraf vastgestelde «voorwaarden» of «argumenten» wordt voldaan één vanzelfsprekende indeling het resultaat is. Het betreft geen wiskundige methode waarbij de invulling van een aantal variabelen tot een heldere uitkomst leidt. Specifieke omstandigheden maken een gedifferentieerde aanpak altijd nodig.

De leden van de CDA-fractie vroegen welke lering getrokken is uit herindelingsprocessen die op andere plaatsen in het land gaande waren.

Zoals gemeld op pagina 4 van de nota naar aanleiding van het verslag in reactie op dezelfde vraag van de leden van de fractie Groep Nijpels, heeft de provincie voor en tijdens het proces van herindeling, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, kennisgenomen van elders opgedane ervaringen.

Verder zijn adviezen gevraagd uit wetenschappelijke hoek. Mede aan de hand hiervan is een traject vastgesteld en zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd. Daarbij is niet alleen gekozen voor het oplossen van bestaande knelpunten, maar voor een langetermijnbenadering met een daarbij behorende schaal. De benadering van de provincie past goed binnen het beleidskader gemeentelijke herindeling.

De leden van de CDA-fractie vroegen aan te geven welke splitsingen zich in dit voorstel bevinden. Dit voorstel bevat slechts één splitsing, waarbij de gemeente Ruinen in twee omvangrijke delen worden gedeeld. Het betreft de kernen Pesse, Stuifzand en Fluitenberg (samen ca. 2,5 duizend inw.), die van Ruinen naar Hoogeveen gaan, terwijl het overgrote deel van de gemeente Ruinen (ca. 4,5 duizend inw.) bij de nieuwe gemeente De Wolden ingedeeld wordt.

De leden van de CDA-fractie vroegen naar een overzicht van de mening van de afzonderlijke gemeenten op het voorstel van de Commissie Van Splunder en de ontwerp-regeling van gedeputeerde staten. Omdat de procedure volgens de Wet arhi wel een inspraakmogelijkheid kent op het herindelingsplan, maar niet op door de provincie gevraagde externe onderzoeken, is niet uitputtend bekend wat gemeenten vonden van het advies van de Commissie van Splunder. Daarom is in bijlage 2 een overzicht opgenomen van het standpunt van de gemeenten zoals dat kenbaar is gemaakt aan gedeputeerde staten, naar aanleiding van het herindelingsplan, alsmede het standpunt dat gemeenten kenbaar maakten aan provinciale staten voor de behandeling van de concept-ontwerp-regeling.

De leden van de fractie van GroenLinks spijt het dat er opnieuw een voorstel voor een gemeentelijke herindeling is ingediend terwijl de wijziging van de Wet arhi nog niet door de Eerste Kamer is behandeld. Zoals ik al tijdens de behandeling van de Brabantse herindelingen naar voren bracht zie ik geen rechtstreeks verband tussen dat wijzigingsvoorstel en een concreet herindelingsvoorstel. De voorgestelde wijziging van de Wet arhi, zoals die inmiddels bij de Tweede Kamer is ingediend en wordt behandeld, betreft de procedurele aangelegenheden rondom een gemeentelijke herindeling. In een geval als het onderhavige zijn die procedurele aspecten nagenoeg niet aan de orde, zoals ik ook uit de inbreng van uw Kamer af kan leiden. Hier gaat het om de inhoudelijke bestuurlijke afwegingen, gebaseerd op het Beleidskader gemeentelijke herindeling. Ik zie de noodzaak van een omgekeerde volgtijdelijkheid in behandeling dan ook niet.

De leden van de fracties van SGP, RPF en GPV vroegen of aan de hand van wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld dat de belangstelling voor gemeentelijke verkiezingen (aanmerkelijk) toeneemt; de kosten voor de burgers, na schaalvergroting, afgenomen zijn; de dienstverlening aan de burger (aanmerkelijk) is toegenomen en de bestuurskracht van na de herindeling ontstane gemeenten gelijke tred (of meer dan dat) heeft gehouden met de grotere omvang ervan.

ln de loop van de afgelopen jaren is over gemeentelijke herindeling een aantal onderzoeken verricht. In de memorie van antwoord en de nota naar aanleiding van het verslag aan uw Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van een groot deel van Noord-Brabant (kamerstukken I 1995/96, 24 571, nr. 268b , p. 6–8 en nr. 268d, p. 3–5) zijn die onderzoeken zeer uitgebreid aan de orde gesteld. Uit met name het onderzoek van prof. dr. M. Herweijer c.s. komt naar voren dat negatieve fusie-effecten de positieve schaaleffecten de eerste jaren na een herindeling wegdrukken. Onderzoeken die dergelijke effecten op langere termijn meten zijn niet voorhanden. Wat er op langere termijn met betrekking tot de kosten voor burgers na schaalvergroting, in relatie tot de kosten voor burgers waar geen schaalvergroting aan de orde is geweest, gebeurt is dus niet wetenschappelijk vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de toename van de dienstverlening aan de burger en de bestuurskracht van na herindeling ontstane gemeenten. Het betreft hier thema's die een schaaleffect suggereren. Onduidelijk blijft dus hoe lang fusie-effecten de schaaleffecten beïnvloeden. Dat wordt mede bepaald door de wijze waarop gemeenten het reorganisatieproces voorbereiden. In september 1996 is, mede met het oog daarop, een commissie ingesteld onder leiding van prof. dr. F. Fleurke die op basis van bestuurlijke ervaringen informatie dient te verzamelen om gemeenten te ondersteunen bij de voorbereiding en implementatie van gemeentelijke herindeling. Op die wijze kunnen de tijdelijke fusie-effecten in ernst, duur en aantal afnemen, zodat de schaaleffecten eerder duidelijk worden.

Met betrekking tot de belangstelling voor de gemeenteraadsverkiezingen constateren dr. P. Depla en prof. dr. P. W. Tops (1997) dat zich bij de tussentijdse raadsverkiezingen ten behoeve van een gemeentelijke herindeling zich over het algemeen, vooral de laatste jaren, een afname van de opkomst aftekent. Eveneens blijkt echter dat die afname zich bij de eerstvolgende reguliere verkiezingen over het algemeen herstelt. Een factor die in dit verband een rol speelt is ook de landelijk afnemende belangstelling voor gemeenteraadsverkiezingen (met een dieptepunt in 1994: 62,5%).

2. De inhoud van het wetsvoorstel

2.1. Regionale centrumgemeenten

2.1.1. De gemeente Assen

De leden van de fractie van het CDA vroegen hoe de «onevenwichtige» verhouding tussen Emmen en Assen wordt beoordeeld. In mijn ogen is geen sprake van een onevenwichtige verhouding, althans niet onevenwichtiger dan die nu reeds is. Ook in de huidige verhoudingen is Assen qua inwonertal en oppervlakte ongeveer de helft zo groot als de gemeente Emmen. Mij is niet bekend dat dat problemen oplevert. Dat neemt niet weg dat ik bij de overwegingen over de beperkte uitbreiding van Assen mijn twijfels heb gehad. Die zijn ook kenbaar gemaakt in de memorie van toelichting, maar hadden geen betrekking op de verhouding tussen Assen en Emmen.

Voor zover indeling van Nieuw-Amsterdam bij Coevorden of een mogelijke Zuidenveldgemeente aan de orde is geweest, heb ik in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag duidelijk aangegeven hierin geen heil te zien. Het gebied in de driehoek Schoonebeek, Klazienaveen, Veenoord/Nieuw-Amsterdam, vertoont naar mijn oordeel een duidelijke samenhang en behoort in één gemeente ingedeeld te worden. Indeling bij Emmen ligt, gezien de functie van die gemeente en de samenvoeging ervan met Schoonebeek, dan voor de hand.

De argumenten om Emmen samen te voegen met Schoonebeek, liggen ook in de economische functie van het noordwestelijk gebied van Schoonebeek, die aansluiten bij het karakter van Emmen. Verder ligt in het oosten van de gemeente Schoonebeek het natuurgebied Bargerveen, dat voor een groot deel ook in de gemeente Emmen ligt.

2.1.2. De nieuwe gemeente Meppel

De leden van de fractie van het CDA vragen waaruit de samenhang in het gebied Meppel, De Wijk, Nijeveen en Ruinerwold blijkt. Hoewel de relevantie daarvan voor het onderhavige voorstel, waarbij de gemeenten Ruinerwold en De Wijk in de nieuwe gemeente De Wolden opgaan, is afgenomen, verwijs ik naar mijn beantwoording van een identieke vraag van de leden van de Tweede Kamer-fractie van het SGP op pagina 24 van de nota naar aanleiding van het verslag. Uit de verslagen van het open overleg blijkt duidelijk dat de kernen van de gemeenten Ruinerwold en De Wijk in sterke mate op Meppel gericht zijn. Zowel voor werkgelegenheid, onderwijs als cultuur zijn de gemeenten georiënteerd op Meppel. Ook de bestuurlijke oriëntatie is helder. Naast het Intergemeentelijke Samenwerkingsverband Zuidwest Drenthe bestaan er nog een aantal samenwerkingsverbanden waarbij in het algemeen de gemeenten Ruinerwold, De Wijk, Nijeveen en Meppel in dezelfde combinaties samenwerken.

2.2. De landelijke gemeenten

a. De nieuwe gemeente Zuidlaren

De leden van de CDA-fractie meldden zich te kunnen vinden in hetgeen wordt voorgesteld ten aanzien van de grensproblematiek met Groningen.

Graag hoorden zij de stand van zaken. Ook de leden van de VVD-fractie wilden graag een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de huidige overlegsituaties aan de Groningse en Drentse zijde van de grens, inclusief het gekozen tijdpad. Zij vroegen de regering aan te geven waarom zij zo terughoudend is ten aanzien van de voorgestelde combinatie Eelde–Vries–Zuidlaren en wat zij in feite beoogt voor dit gebied. Tevens wilden deze leden vernemen wat er gaat gebeuren na de aanvaarding door de Tweede Kamer van de moties over de toekomstige bestuurlijke ontwikkelingen op het territoir van de provincies Drenthe en Groningen.

Het convenant Regio Groningen–Assen 2030 is de reactie van de provincie Groningen op mijn verzoek om in het kader van het C20-beleid te onderzoeken in hoeverre versterking van de centrumgemeente Groningen noodzakelijk of gewenst is. Inmiddels hebben de raden en staten van de bij het convenant betrokken partijen zich aan het convenant gecommitteerd. ln het convenant zijn de hoofdlijnen opgenomen van een ontwikkelingsvisie die gefaseerd dient te worden gerealiseerd tussen nu en 2030. De ontwikkelingsvisie dient nog verder uitgewerkt te worden. De provincies Groningen en Drenthe nemen daarbij het initiatief. Voor 1 maart 1999 moet de uitgewerkte ontwikkelingsvisie in juridische kaders zijn vastgelegd. Binnen twee jaar daarna (in 2001 dus) moeten de gemeenten hun bestemmingsplannen hebben aangepast en hun beleid op de ontwikkelingsvisie hebben afgestemd.

Mijn conclusie is dat het C20-traject rond Groningen voor wat betreft de inhoudelijke ontwikkelingsvisie tot een goed resultaat heeft geleid. Gekozen is hier voor een oplossing van de stedelijke problematiek door middel van intensieve afstemming en samenwerking. Aangetekend moet worden dat een actieve medewerking van alle betrokken gemeenten en de beide provinciebesturen een belangrijk vereiste is. In de nota naar aanleiding van het verslag stelde ik al vast dat een zo groot mogelijke zekerheid op een goede afloop een vereiste is. Ik wilde daarom met de provincies in overleg treden over momenten waarop de uitvoering van het convenant zou worden geëvalueerd. De Tweede Kamer heeft door middel van het aannemen van een motie kenbaar gemaakt rapportages van deze evaluaties in 1999 en 2001 te willen ontvangen.

Met de conclusies die in de nota naar aanleiding van het verslag omtrent het C20-beleid rond Groningen zijn getrokken is het door het kabinet gemaakte voorbehoud ten aanzien van de vorming van een nieuwe gemeente Zuidlaren komen te vervallen. De terughoudendheid van het kabinet ten aanzien van de vorming van deze gemeente, waarnaar de leden van de VVD-fractie vroegen, had te maken met de samenloop met het C20-beleid en de mogelijke wenselijkheid van indeling van een deel van dit gebied bij de gemeente Groningen. De nieuw te vormen gemeente Zuidlaren zal een belangrijke taak krijgen waar het de ontwikkeling en het beheer van natuurwaarden binnen haar grenzen betreft. Tevens heeft de nieuwe gemeente een mogelijke functie inzake de ontwikkeling van kleinschalige toplocaties, gericht op dienstverlening en hoogwaardige bedrijvigheid. In het oog dient te worden gehouden dat geen concurrentie mag ontstaan met de grootschalige ontwikkeling van de bedrijvigheid en woningbouw in Groningen en Assen. Met betrekking tot het voorkomen van een aanzuigende werking van de nieuwe gemeente Zuidlaren ten koste van de centrumgemeenten signaleerde ik in de nota naar aanleiding van het verslag al een belangrijke taak voor de provincies.

Naar aanleiding van de moties die de Tweede Kamer heeft aangenomen over een inventarisatie van de voor- en nadelen van een samengaan van de provincies Groningen en Drenthe en de evaluaties van de uitvoering van het convenant, heb ik een dezer dagen overleg met de provincies Groningen en Drenthe. In dat overleg zal tevens een verruiming van de grenscorrectie tussen de gemeenten Eelde en Groningen aan de orde komen. Zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag heb aangekondigd acht ik die verruiming wenselijk. Ik ben voornemens om in goed overleg met de provincies tot uitvoering van de moties te komen. Datzelfde geldt voor een verruiming van de grenscorrectie bij Eelde.

De leden van de fractie van het CDA vroegen of het aangaat om zonder nadere argumentatie te stellen dat samenvoeging van Vries met Assen goed verdedigbaar is, en voor te stellen de gemeente Vries op te heffen.

In de concept-ontwerp-regeling hebben gedeputeerde staten van Drenthe voorgesteld de gemeenten Vries, Eelde en Zuidlaren samen te voegen met de gemeente Assen. In de memorie van toelichting op de pagina's 6 en 10 en in de nota naar aanleiding van het verslag op pagina 24 en verder, worden overwegingen gegeven die pleiten voor een indeling van de gemeente Vries bij de gemeente Assen. In ieder geval is er dus geen sprake van dat de mogelijke samenvoeging gedurende de procedure niet beargumenteerd is geweest. Uiteindelijk is voor zo'n samenvoeging noch door provinciale staten, noch door het kabinet gekozen. Door de gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren is gedurende de procedure meerdere malen op indringende wijze duidelijk gemaakt, dat zij een samengaan met elkaar prefereren boven alle andere binnenprovinciale opties.

De leden van de CDA-fractie stelden een mogelijke indeling van Zuidlaren bij het cluster Oostermoer aan de orde, die deze leden zelf overigens ook niet voorstaan. Meer specifiek vroegen zij een toelichting op het argument dat Zuidlaren met zijn hoge voorzieningenniveau in het Oostermoercluster excentrisch gelegen zou zijn. Deze argumentatie heeft betrekking op het karakter van de gemeente Zuidlaren dat anders is dan dat van de gemeenten in het Oostermoercluster. Mede om die reden is voor Zuidlaren een andere keuze gemaakt. Het karakter van de gemeenten die samen de nieuwe gemeente Zuidlaren vormen komt meer overeen. Wellicht ten overvloede volgen hieronder de argumenten die in de overwegingen ten aanzien van een mogelijk samenvoegen van Zuidlaren met het Oostermoercluster een rol hebben gespeeld: het verschil in oriëntatie tussen Zuidlaren (op Groningen) en de overige Oostermoergemeenten (op Assen, Stadskanaal en Veendam), de expliciete keuze van de gemeenten om niet bij elkaar gevoegd te worden en de zeer grote omvang die zo'n gemeente door toevoeging van Zuidlaren aan het cluster zou krijgen.

b. De nieuwe gemeente Noordenveld

De leden van de CDA-fractie vroegen naar de samenhang tussen de gemeenten Roden, Norg en Peize.

Uit de provinciale stukken, die als bijlage bij het wetsvoorstel zijn meegezonden, komt naar voren dat gedeputeerde staten, gesteund door provinciale staten, voor samenvoeging van deze gemeenten opteerden, juist vanwege de sterke onderlinge relaties. Roden is een verzorgingskern waarvan de invloed zich uitstrekt tot Norg en Peize. De nauwe relaties met de stad Groningen is een ander element dat de provincie naar voren heeft gebracht. Het kabinet steunt deze overwegingen.

c. De nieuwe gemeente Westerveld

De leden van de CDA-fractie vroegen of het argument «eenduidige functie» bij eerdere herindelingsvoorstellen is gebruikt en op welke economische of bestuurlijke inzichten dat argument is gebaseerd. In dit wetsvoorstel, maar ook in eerdere wetsvoorstellen, is het overeenkomstig karakter van gemeenten een argument geweest om de specifieke keuze voor samenvoeging van die gemeenten te maken. Voorbeelden daarvan treft u aan in de toelichting op de voorstellen tot vorming van de nieuwe gemeenten Bladel, Made en Zevenbergen in het voorstel tot gemeentelijke herindeling van een groot deel van Noord-Brabant. In het onderhavige geval draagt het samenvoegen van de gemeenten Diever, Dwingeloo, Havelte en Vledder bij aan het mogelijk maken van integraal bestuur over de (toekomstige) nationale parken in dit deel van de provincie. Voor het ontwikkelen van een integraal beleid is een beperking van het aantal actoren zinvol. Bij voorkeur moet een op de toekomst gerichte indeling geen verplichting tot samenwerking op dit terrein in zich dragen.

d. De nieuwe gemeente De Wolden

De leden van de fractie van de VVD vroegen of de regering ook van mening is dat in het onderhavige voorstel de vorming van een gemeente Zuidenveld (cluster Oosterhesselen, Sleen, Zweeloo) de evenwichtigheid van het voorstel zou hebben vergroot. De leden van de CDA-fractie vroegen waarom samenvoeging van het Zuidenveldcluster met Dalen niet tot een voldoende sterke gemeente zou hebben geleid. Deze leden vroegen zich af waarom een dergelijke gemeente te klein of te kwetsbaar wordt geacht.

Tevens vroegen zij of het argument «in relatie tot de buurgemeente» bij eerdere voorstellen aan de orde is geweest. Ook de leden van de fractie van GroenLinks vroegen waarom het kabinet de vorming van een gemeente Zuidenveld met ca. 17 000 inwoners niet wenselijk vond.

Bij de provinciale voorbereiding, alsmede gedurende de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer heeft een scala aan varianten voor de indeling van Zuidoost-Drenthe de revue gepasseerd. In de ogen van het kabinet vormen die geen van alle een beter alternatief voor het huidige voorstel. De indeling van Veenoord/Nieuw-Amsterdam bij Emmen en Schoonebeek is voor de regering een belangrijk punt, zoals in de nota naar aanleiding van het verslag en in deze memorie onder punt 2.1.1 (De gemeente Assen) uiteen is gezet. Daardoor blijft een gemeente Zuidenveld in alle varianten aan de kleine kant. Het kabinet hecht er waarde aan om naast de sterke centrumgemeenten Emmen en Hoogeveen een krachtige plattelandsgemeente te vormen, die de belangen van het landelijk gebied in deze contreien goed kan behartigen. Twee minder sterke plattelandsgemeenten kunnen binnen de regionale verhoudingen wat dat betreft minder invloed uitoefenen. Het door de leden van de CDA-fractie gesuggereerde model waarin Dalen bij een mogelijke gemeente Zuidenveld zou worden ingedeeld, zou er toe leiden dat Coevorden in haar huidige vorm moet blijven bestaan. Een zelfstandig voortbestaan van Coevorden is gedurende de procedure überhaupt niet aan de orde geweest. Na weging van alle argumenten heeft de voorgestelde indeling voor het gebied Zuidoost Drenthe verreweg de meeste toekomstwaarde. Bij die afweging is het Beleidskader gemeentelijke herindeling vanzelfsprekend uitgangspunt geweest. Inderdaad is gedurende de behandeling in de Tweede Kamer naar voren gebracht dat de regering minder moeite zou hebben gehad met het vormen van een gemeente Zuidenveld dan met de gemeente De Wolden. Dat neemt niet weg dat de argumenten om tot vorming van een Zuidenveld over te gaan niet samenhangen met de vorming van De Wolden. De vorming van twee plattelandsgemeenten tussen Hoogeveen en Emmen is niet van eenzelfde orde als de vorming van één plattelandsgemeente tussen Hoogeveen en Meppel, hoewel dat ook niet de voorkeur van het kabinet was. Ik ben dan ook niet van mening dat vorming van een Zuidenveld-variant een verbetering van het voorstel zou zijn geweest. Anders zou daartoe gedurende de behandeling in de Tweede Kamer wel zijn besloten, zoals de leden van de VVD-fractie terecht opmerkten.

De ambtelijke en bestuurlijke mogelijkheden van een gemeente Zuidenveld is geringer dan die van de nieuwe gemeente Coevorden zoals die nu wordt voorgesteld. De gemeente van 17 000 inwoners die de leden van de fractie van GroenLinks voor ogen heeft zou slechts kunnen worden gevormd indien daarbij eveneens de kernen Veenoord en Nieuw-Amsterdam zouden worden betrokken. Daarvan kan, zoals reeds eerder uiteengezet, in de ogen van het kabinet geen sprake zijn. Met inachtneming van die notie heeft de vorming van een gemeente Zuidenveld in de ogen van het kabinet geen meerwaarde ten opzichte van de nu voorgestelde indeling. Niet alleen kunnen in de voorgestelde gemeente Coevorden full-time wethouders worden aangesteld, maar ook heeft het ambtelijk apparaat meer mogelijkheden tot specialisatie en vervanging en is daarmee minder kwetsbaar.

De leden van de fracties van VVD, GroenLinks, SGP, RPF en GPV stelden vragen over de indeling van een klein deel van het landgoed Dickninge bij de gemeente Meppel, terwijl het overgrote deel van het landgoed bij de gemeente De Wolden is ingedeeld. Op het niveau van grenscorrecties worden over het algemeen geen wijzigingen aangebracht in de provinciale voorstellen, omdat ik van mening ben dat noodzakelijke grenscorrecties op het niveau van de provincie kunnen worden afgerond. Uit nadere informatie van de provincie blijkt dat op dit punt geen bewuste keuze voor indeling in twee gemeenten is gemaakt. Mocht tegen een wijziging van het grensbeloop op dit punt dan ook geen bezwaar bestaan, dan kan op provinciaal niveau eenvoudig zo'n wijziging worden aangebracht. Er is geen enkele reden om op dit punt een novelle in procedure te brengen. Bovendien zou dat de afronding van dit wetsvoorstel zeer ernstig vertragen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

BIJLAGE 1

BIJ DE MEMORIE VAN ANTWOORD BIJ WETSVOORSTEL 25 046

Overzicht van aantal inwoners, oppervlakte en aantal kernen van Drentse gemeenten voor herindeling (Gegevens per 1 januari 1997 de inwoners op 50 nauwkeurig, de oppervlakte op 1 km2 nauwkeurig)

Huidige gemeenteAantal inwonersOppervlakte in km2Aantal kernen
Anloo8 1009210
Assen54 600553
Beilen15 2001688
Borger13 15013110
Coevorden14 950412
Dalen5 900685
De Wijk5 200424
Diever3 800753
Dwingeloo4 000695
Eelde10 750262
Emmen94 80028118
Gasselte4 250413
Gieten6 050413
Havelte6 400765
Hoogeveen46 800654
Meppel25 350151
Nijeveen3 100261
Norg7 2501137
Odoorn12 5501478
Oosterhesselen5 000695
Peize5 000292
Roden18 700656
Rolde6 2001056
Ruinen7 2501146
Ruinerwold3 700403
Schoonebeek8 000614
Sleen8 800767
Smilde9 700643
Vledder4 050486
Vries9 8001097
Westerbork8 35013710
Zuidlaren11 000354
Zuidwolde10 150977
Zweeloo3 050614

Overzicht van aantal inwoners, oppervlakte en aantal kernen van Drentse gemeenten na gemeentelijke herindeling cf. het wetsvoorstel (Gegevens per 1 januari 1997 de inwoners op 50 nauwkeurig, de oppervlakte op 1 km2 nauwkeurig)

GemeenteAantal inwonersOppervlakte in km2Aantal kernen
Aa en Hunze24 60027922
Assen55 000843
Borger-Odoorn25 70027818
Coevorden34 20030021
Emmen104 80034623
Hoogeveen52 10012910
Middenveld31 70034519
Meppel28 750583
Noordenveld31 00020515
Westerveld18 30028319
De Wolden23 35022716
Zuidlaren31 25014813

BIJLAGE 2

BIJ DE MEMORIE VAN ANTWOORD BIJ WETSVOORSTEL 25 046

Reacties gemeenteraden op herindelingsplan:

– Assen:

Nieuwe gemeente Assen dient te omvatten: gemeente Assen + kern Bovensmilde, de door het provinciaal bestuur voorgestelde grenscorrecties met de gemeenten Norg + Beilen, gemeente Rolde, kernen Vries, Tynaarlo, Zeegse, Oudemolen en Zeyen.

– Norg:

Voor samenvoeging Norg/Peize/Roden (niet «groot»Noordenveld).

– Peize:

Liever «groot» Noordenveld: Eelde, Norg, Peize, Roden, Vries, maar akkoord met klein Noordenveld.

– Roden:

Akkoord met Norg/Peize/Roden, maar behoudt zich het recht voor om bij wijzigingen in herindelingsplan eventueel samengaan met Leek alsnog in discussie te brengen.

– Anloo/Gasselte/Gieten/Rolde (gezamenlijke reactie):

Akkoord met samenvoeging.

– Borger:

Voor zelfstandigheid gemeente Borger.

– Odoorn:

Bij noodzaak tot herindeling geen verzet tegen samenvoeging gemeenten Borger en Odoorn.

– Beilen/Smilde/Westerbork (gezamenlijke reactie):

Tegen toevoeging Bovensmilde in ruil voor Rolde aan Assen. Samenvoeging van de 3 gemeenten is in overeenstemming met eerder uitgesproken intenties en heeft instemming.

– Coevorden:

Akkoord met plan (Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen, Zweeloo). Extra: Schoonebeek en eventueel Nieuw-Amsterdam/Veenoord.

– Dalen:

Akkoord + extra het grondgebied van Schoonebeek. Tegen een «kleine» plattelandsgemeente Sleen, Zweeloo en Oosterhesselen als gevolg waarvan Dalen dan samen zou moeten met Coevorden en wellicht (een deel van Schoonebeek.

– Oosterhesselen/Sleen/Zweeloo (gezamenlijke reactie):

Samen in Zuidenveld, inclusief Nieuw-Amsterdam/Veenoord.

– Emmen:

Instemming met plan als minimumvariant.

– Schoonebeek:

Meerderheid voor toevoeging Schoonebeek aan de voorgestelde gemeente Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo, waarbij men zich ook kan vinden in de variant Coevorden, Dalen, Schoonebeek.

– Hoogeveen:

Akkoord met plan + dorp Ruinen + Nieuwlande.

– Zuidwolde/Ruinen/Ruinerwold/De Wijk (gezamenlijke reactie):

Eensluitend raadsvoorstel: De Wolden (reden tot wijziging plan voorstel voor PS).

– Diever:

Akkoord met Westerveld, inclusief Ruinen.

– Dwingeloo:

Akkoord.

– Havelte:

Akkoord met samengaan Diever, Dwingeloo, Havelte en Vledder. Ruinen mag erbij, maar dit is niet noodzakelijk.

– Vledder:

Voorkeur voor Diever, Dwingeloo, Havelte, Vledder. Ook voorkeur voor vorming van tweede plattelandsgemeente De Wolden.

– Meppel:

Akkoord met samenvoeging Meppel, Nijeveen, Ruinerwold en De Wijk. Samenvoeging van alleen Meppel en Nijeveen onvoldoende. Geen tweede plattelandsgemeente.

– Nijeveen:

Akkoord met Meppel, Nijeveen, De Wijk, Ruinerwold. Niet alleen samengaan van Nijeveen met uitsluitend Meppel.

– Eelde/Vries/Zuidlaren (gezamenlijke reactie):

Akkoord met plan. Tegen voorgestelde grenscorrectie ten gunste van de gemeente Assen.

Reacties gemeenteraden op GS-voorstel ontwerp-regeling:

(Zoals uitgesproken bij de vergadering van de Statencommissie voor Bestuurlijke, Financiële, Sociale en Economische Aangelegenheden (BFSEA) d.d. 8 november 1995 (+ 22 november 1995) inzake de gemeentelijke herindeling.)

– Hoogeveen:

Hoogeveen, grote delen van Ruinen en Zuidwolde vormen een maatschappelijke en economische eenheid. Tegen tweede plattelandsgemeente.

– Dalen:

Tegen GS-voorstel aan staten. Tegen samenvoeging met Coevorden. Voor oorspronkelijke voorstel van GS. Er zijn bestuurlijke, sociale en economische betrekkingen tussen Dalen en Coevorden enerzijds en Sleen, Zweeloo, Oosterhesselen en Schoonebeek anderzijds. Wens van de gemeenteraden van Dalen, Coevorden en Schoonebeek tot vorming van gemeente 6+1 (Coevorden, Dalen, Sleen, Oosterhesselen, Zweeloo + Schoonebeek). Indien vorming Zuidenveld: niet alleen Sleen, Zweeloo en Oosterhesselen samen, maar ook Coevorden, Schoonebeek en Dalen samen.

– Burgemeester van Smilde, namens de nieuwe gemeente Middenveld:

Positief over Middenveld (Beilen, Smilde, Westerbork). Tussen Assen en Hoogeveen is plaats voor een sterke plattelandsgemeente. Tegen indeling van dorpen zoals Tiendeveen, Bovensmilde en Nieuweroord bij een andere gemeente. Bij Bovensmilde en Laaghalerveen nu een logische lijn; niet bij Asserweggebied en Tiendeveen en Nieuweroord.

– Burgemeester van Sleen, namens de gemeenten Sleen, Oosterhesselen en Zweeloo:

ln beginsel akkoord met het nieuwe voorstel. Rond Emmen en Coevorden doen zich geen problemen voor. Daarom kanttekening bij afweging GS ten aanzien van Veenoord/Nieuw-Amsterdam. Kortom: voor gemeente Zuidenveld + Veenoord/Nieuw-Amsterdam.

– Havelte:

GS heeft geen rekening gehouden met wens Havelte voor een grenscorrectie met Meppel. Nogmaals wordt voor grenscorrectie gepleit. Ook wordt ervoor gepleit om Rijksweg 32 in zijn geheel aan te wijzen als grens met Steenwijk (nu slechts deels gehonoreerd). Voor het overige akkoord.

– Schoonebeek:

Voor toevoeging Schoonebeek aan gemeente 6 (= zowel de in het oorspronkelijke herindelingsplan voorgestelde gemeente Coevorden/Dalen/Oosterhesselen/Sleen/Zweeloo als de in de ontwerp-regeling voorgestelde gemeente Coevorden/Dalen. Pleiten voor aansluiting Schoonebeek bij Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo. Aanvaardbaar alternatief: bij Coevorden/Dalen.

– Emmen:

Reactie Emmen blijft ongewijzigd. Schoonebeek/Emmen is minimumvariant. Emmen stemt daarmee echter wel in. Relaties Emmen met Veenoord/Nieuw-Amsterdam zijn overduidelijk.

– Burgemeester van Zuidlaren namens de gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren:

Er wordt geen recht gedaan aan het belang van de gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren. Tegen toevoeging van Eelde, Vries en Zuidlaren bij Assen. Voor samenvoeging van Eelde, Vries en Zuidlaren.

– Nijeveen:

Tegen het huidige voorstel. Sociaal-maatschappelijke gebondenheid tussen Meppel en omliggende gemeenten wordt onterecht alleen van toepassing verklaard op Nijeveen; geldt echter ook voor de overige buren van Meppel in Zuidwest-Drenthe.

– Burgemeester van Rolde, namens de gemeenten Anloo, Gasselte, Gieten en Rolde:

Akkoord.

– Meppel:

Tegen tweede plattelandsgemeente tussen Hoogeveen en Meppel. Onvoldoende ruimte voor Meppel.

Er wordt geen recht gedaan aan maatschappelijke samenhang in gebied rond Meppel. De gemeenten De Wijk, Nijeveen en Ruinerwold zijn georiënteerd op Meppel.

– Burgemeester van Ruinen, namens de gemeenten Ruinerwold, De Wijk, Zuidwolde en Ruinen:

Positief over opnemen tweede plattelandsgemeente in Zuidwest-Drenthe (De Wolden).

Enkele wijzigingen voorgesteld in grensbeloop.

– Coevorden:

Tegen plan. Er wordt op aangedrongen bij de finale besluitvorming in PS er op toe te zien dat gemeente 6 (Zweeloo, Oosterhesselen, Sleen, Dalen, Coevorden) intact blijft, bij voorkeur zelfs wordt aangevuld met Schoonebeek.


XNoot
1

Bij wet van 24 april 1884, Stb. 165, is de gemeente Dalen gesplitst in de gemeenten Dalen en Schoonebeek.

Naar boven