24 869
Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het ouderschapsverlof

nr. 192c
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 20 mei 1997

Na lezing van de memorie van antwoord waren in de beide commissies nog enkele vragen en opmerkingen gerezen.

De leden van de fractie van de VVD hadden met instemming vernomen dat de regering zich voorstelt te zijner tijd de correctie van enkele taalkundige tekortkomingen te bevorderen. Zij betreurden echter dat enkele andere defecten worden verdedigd, waarbij onder meer als argument wordt gebruikt dat de tekst niet tot misverstanden zal leiden. Aan de tekst van de wet dienen immers hogere eisen te worden gesteld dan dat de justitiabelen wel zullen begrijpen wat de bedoeling is. De wet dient gesteld te zijn in onberispelijk Nederlands. Een zinsconstructie die volgens de regels van de Nederlandse grammatica iets anders betekent dan bedoeld is kan dus niet worden verdedigd met het argument dat de grammaticaal correcte betekenis zo absurd is dat iedereen wel zal begrijpen wat wél bedoeld is.

Ten aanzien van artikel II onder A merkten deze leden op dat de constructie: «X, Y en Z voor zover A» betekent dat de voorwaarde A betrekking heeft op alle elementen X, Y en Z. Wanneer de voorwaarde betrekking dient te hebben op de elementen Y en Z dienen deze uitdrukkelijk van X te worden onderscheiden, bijvoorbeeld door de formulering: «X, Y en Z, de laatste twee elementen voor zover A» of de in het voorlopig verslag aangegeven formulering: «X, alsmede Y en Z voor zover A». De voorgestelde tekst van artikel II onder A is derhalve onjuist doordat de correcte woordvolgorde is omgedraaid. Dat de tekst vermoedelijk wel in bedoelde zin zal worden begrepen en dat de fout helaas vaker wordt gemaakt is onvoldoende om dit slordig taalgebruik in een wetstekst te rechtvaardigen.

Uit de nadere toelichting op het vierde lid van artikel 644 vloeit voort dat bedoeld is te bepalen dat het verlof «wekelijks» wordt opgenomen; de term «per week» betekent niet hetzelfde.

De uiteenzetting omtrent het achtste lid van artikel 644 maakt geenszins duidelijk waarom, als bedoeld wordt dat steeds ten gunste van de

werknemer kan worden afgeweken, een formulering is gekozen die grammaticaal alleen zo uit te leggen is dat dat niet kan, terwijl het opnemen (na het woord «kan») van de woorden «ten nadele van de werknemer» dit misverstand op eenvoudige wijze had kunnen uitsluiten en de wetstekst gemakkelijker leesbaar zou hebben gemaakt.

Deze leden zouden het op prijs stellen als te zijner tijd ook de correctie van deze punten zou worden bevorderd.

Vertrouwende dat bovenstaande vragen en opmerkingen tijdig van een reactie van de regering zijn voorzien achten de commissies de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie Justitie,

Heijne Makkreel

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Heijmans

De griffier voor dit verslag,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Justitie: Heijne Makkreel (VVD), voorzitter, Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), De Wit (SP), Hirsch Ballin (CDA) en De Haze Winkelman (VVD). Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Van de Zandschulp (PvdA), Heijmans (VVD), voorzitter, Gelderblom-Lankhout (D66), Jaarsma (PvdA), Rongen (CDA), Veling (GPV), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Batenburg (AOV), J. van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hendriks, Hofstede (CDA), De Wit (SP), De Haze Winkelman (VVD) en Zwerver (GL).

Naar boven