nr. 192c
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR SOCIALE ZAKEN
EN WERKGELEGENHEID1
Na lezing van de memorie van antwoord waren in de beide commissies nog
enkele vragen en opmerkingen gerezen.
De leden van de fractie van de VVD hadden met instemming vernomen
dat de regering zich voorstelt te zijner tijd de correctie van enkele taalkundige
tekortkomingen te bevorderen. Zij betreurden echter dat enkele andere defecten
worden verdedigd, waarbij onder meer als argument wordt gebruikt dat de tekst
niet tot misverstanden zal leiden. Aan de tekst van de wet dienen immers hogere
eisen te worden gesteld dan dat de justitiabelen wel zullen begrijpen wat
de bedoeling is. De wet dient gesteld te zijn in onberispelijk Nederlands.
Een zinsconstructie die volgens de regels van de Nederlandse grammatica iets
anders betekent dan bedoeld is kan dus niet worden verdedigd met het argument
dat de grammaticaal correcte betekenis zo absurd is dat iedereen wel zal begrijpen
wat wél bedoeld is.
Ten aanzien van artikel II onder A merkten deze leden op dat de constructie:
«X, Y en Z voor zover A» betekent dat de voorwaarde A betrekking
heeft op alle elementen X, Y en Z. Wanneer de voorwaarde betrekking dient
te hebben op de elementen Y en Z dienen deze uitdrukkelijk van X te worden
onderscheiden, bijvoorbeeld door de formulering: «X, Y en Z, de laatste
twee elementen voor zover A» of de in het voorlopig verslag aangegeven
formulering: «X, alsmede Y en Z voor zover A». De voorgestelde
tekst van artikel II onder A is derhalve onjuist doordat de correcte woordvolgorde
is omgedraaid. Dat de tekst vermoedelijk wel in bedoelde zin zal worden begrepen
en dat de fout helaas vaker wordt gemaakt is onvoldoende om dit slordig taalgebruik
in een wetstekst te rechtvaardigen.
Uit de nadere toelichting op het vierde lid van artikel 644 vloeit voort
dat bedoeld is te bepalen dat het verlof «wekelijks» wordt opgenomen;
de term «per week» betekent niet hetzelfde.
De uiteenzetting omtrent het achtste lid van artikel 644 maakt geenszins
duidelijk waarom, als bedoeld wordt dat steeds ten gunste van de
werknemer kan worden afgeweken, een formulering is gekozen die grammaticaal
alleen zo uit te leggen is dat dat niet kan, terwijl het opnemen (na het woord
«kan») van de woorden «ten nadele van de werknemer»
dit misverstand op eenvoudige wijze had kunnen uitsluiten en de wetstekst
gemakkelijker leesbaar zou hebben gemaakt.
Deze leden zouden het op prijs stellen als te zijner tijd ook de correctie
van deze punten zou worden bevorderd.
Vertrouwende dat bovenstaande vragen en opmerkingen tijdig van een reactie
van de regering zijn voorzien achten de commissies de openbare beraadslaging
over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie Justitie,
Heijne Makkreel
De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Heijmans
De griffier voor dit verslag,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Justitie: Heijne Makkreel (VVD), voorzitter,
Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk
(SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), De Wit
(SP), Hirsch Ballin (CDA) en De Haze Winkelman (VVD). Sociale Zaken
en Werkgelegenheid: Van de Zandschulp (PvdA), Heijmans (VVD), voorzitter,
Gelderblom-Lankhout (D66), Jaarsma (PvdA), Rongen (CDA), Veling (GPV), Van
den Broek-Laman Trip (VVD), Batenburg (AOV), J. van Leeuwen (CDA), Van den
Berg (SGP), Hendriks, Hofstede (CDA), De Wit (SP), De Haze Winkelman (VVD)
en Zwerver (GL).