nr. 192
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
met betrekking tot het ouderschapsverlof te versoepelen en dat in verband
hiermee enkele wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek dienen te worden aangebracht;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 644 komt te luiden:
Artikel 644
1. De werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot
een kind, onderscheidenlijk de werknemer die blijkens verklaringen uit de
gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en
duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft
genomen, heeft recht op verlof zonder behoud van loon. Indien de terzake van
het recht op het verlof in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien
van meer kinderen van de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip worden
vervuld, bestaat het recht slechts ten aanzien van één van die
kinderen. Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum
waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.
2. Het recht bestaat slechts indien de arbeidsovereenkomst tenminste een jaar heeft geduurd. Indien de arbeid buiten Nederland wordt verricht
bestaat recht op verlof tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.
3. Het totaal aantal uren verlof waarop de werknemer ten hoogste recht
heeft bedraagt de arbeidsduur per week gerekend over een periode van dertien
weken.
4. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode
van ten hoogste zes maanden. Het aantal uren verlof per week bedraagt ten
hoogste de helft van de arbeidsduur per week. In afwijking van de eerste dan
wel tweede volzin kan de werknemer de werkgever verzoeken om verlof voor een
langere periode dan zes maanden onderscheidenlijk om meer uren verlof per
week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met het
verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
5. De werknemer meldt het voornemen om verlof op te nemen ten minste twee
maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever
onder opgave van de periode, het aantal uren verlof per week en de spreiding
daarvan over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen
afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van
het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.
6. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de spreiding van de
uren over de week op grond van gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken
voor het tijdstip van ingang van het verlof.
7. De werkgever is verplicht in te stemmen met een verzoek van de werknemer
om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene
omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. De werkgever
behoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te
geven dan vier weken na het verzoek. In het geval dat het verlof met toepassing
van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet,
vervalt het recht op het overige deel van dat verlof.
8. Van de leden 1, 2, 5, eerste volzin, voorzover betrekking hebbende
op het tijdstip van de in dat lid bedoelde melding, en tweede volzin, en lid
7 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij
regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk orgaan.
B
In artikel 645 wordt «artikelen 634 tot en met 643» vervangen
door: artikelen 634 tot en met 643 en 644, leden 3, 4, en 5, eerste volzin
voorzover betrekking hebbende op de periode, het aantal uren verlof per week
en de spreiding daarvan over de week, en lid 6.
C
In artikel 673, lid 1 wordt «artikel 672 lid 1» vervangen
door: de artikelen 644, lid 2, eerste volzin en 672, lid 1.
ARTIKEL II
De Wet op het ouderschapsverlof wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II, eerste lid, wordt «is artikel 644» vervangen
door: zijn de artikelen 644, 645 en 673 voor zover de laatste twee artikelen
betrekking hebben op artikel 644.
B
In artikel II, tweede lid wordt «artikel 644 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de in lid 1 genoemde artikelen en
wordt «de eerste volzin van het tweede lid» vervangen door: lid
3 van artikel 644 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
C
In artikel III wordt «het zevende lid» vervangen door: lid
8.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken,