24 821
Goedkeuring van de op 17 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Euro-Mediterrane Overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-staten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds

nr. 254b
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 1997

Tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal op dinsdag 1 juli jl. van de Euro-Mediterrane Overeenkomsten waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-staten en respectievelijk de Republiek Tunesië en de Staat Israël werden enkele vragen gesteld waarop ik als volgt wil reageren. Allereerst treft u bijgesloten als bijlage A1 de definitieve tekst aan die de Algemene Raad op 29 april jl. heeft aanvaard inzake het afsluiten van preferentiële overeenkomsten door de Gemeenschap; als bijlage B1 is een mededeling van de Commissie betreffende WTO-aspecten van de preferentiële handelsovereenkomsten van de Europese Unie met derde landen bijgevoegd.

De heer van Eekelen vroeg tijdens mondelinge behandeling naar de Franse voorstellen met betrekking tot paragraaf 12 van bijlage A en de Nederlandse houding terzake. Nederland heeft als voorzitter van de Raad de huidige paragraaf 12 voorgesteld als compromis tussen de oorspronkelijke Franse positie die een moratorium op nieuwe vrijhandelsakkoorden inhield en het verlangen van veel andere Lidstaten om (na zorgvuldige afweging) de mogelijkheid open te houden tot het sluiten van nieuwe preferentiële akkoorden. Frankrijk heeft naar aanleiding van het Nederlandse voorstel nog wel tegenvoorstellen gedaan (waarvan de laatste is terug te vinden in annex II van de nota die het Comité van Permanente Vertegenwoordigers op 23 april jl. ter goedkeuring aan de Algemene Raad stuurde en die u als bijlage bij de nota naar aanleiding van het verslag toeging) die echter niet voor alle Lidstaten acceptabel waren.

Het door de Raad op 29 april jl. aangenomen compromis heeft geresulteerd in opname van de laatste zin van paragraaf 12: «for the foreseeable future the Council expects priority to be given to the development of new preferential trading agreements with those partners where a commitment to preferential negotiations already exists». In plaats van een moratorium op nieuwe vrijhandelsakkoorden wordt dus prioriteit gegeven aan de totstandkoming van die preferentiële akkoorden waarvoor al een onderhandelingsmandaat bestaat. Geconcludeerd kan worden dat deze bepaling in voldoende mate recht doet aan wat Frankrijk wilde en tevens goed past bij het Nederlandse uitgangspunt van terughoudendheid ten aanzien van nieuwe preferentiële akkoorden.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn


XNoot
1

De bijlagen zijn ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 119770.B.

Naar boven