24 821
Goedkeuring van de op 17 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Euro-Mediterrane Overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-staten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds

nr. 254
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN1

Vastgesteld 2 mei 1997

Het voorbereidend onderzoek gaf aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden behorend tot de fractie van de PvdA wilden in dit verslag met name ingaan op het al dan niet bestaande beleid van de Europese Unie ten aanzien van het met niet-lidstaten afsluiten van associatieovereenkomsten en andere overeenkomsten. Zij merkten op dat tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer over de twee aan de orde zijnde mediterrane associatie-overeenkomsten (van de Europese Gemeenschap met respectievelijk Israël en Tunesië) de meeste fracties wezen op de wildgroei of zelfs chaos bij het afsluiten van vrijhandels- en andere akkoorden.

De kernvragen zijn, aldus de leden van de PvdA-fractie:

– Wat is de betekenis van associatie-akkoorden: een tussenstap vóór de eventuele toetreding als lid van de EU of een tussenstap in de richting van het tot stand komen van een vrijhandelszone (Economische ruimte).

– Met hoeveel en welke niet-lidstaten heeft de Europese Gemeenschap (vrij) handelsovereenkomsten gesloten en waarom en met welk doel?

De leden behorend tot de PvdA-fractie dachten hierbij in ieder geval aan de navolgende overeenkomsten:

– de Partnerschapsakkoorden gesloten tussen de EG en de landen van Oost-Europa;

– de Europa akkoord associatie-overeenkomsten tussen de EG en tien landen in Centraal Europa;

– de (associatie)akkoorden met Turkije, Cyprus en Malta;

– de al tot stand gekomen Euro Mediterrane associatie-overeenkomsten met Israël, Marokko en Tunesië;

– de eventuele Euromediterrane overeenkomsten waarover gesproken wordt met Egypte, Jordanië, Libanon, Algerije, Syrië en de bezette gebieden;

– eventueel andere akkoorden met bijvoorbeeld Zuid-Afrika.

In ditzelfde kader vroegen deze leden de bewindslieden nader in te gaan op de verhouding tussen deze akkoorden en de regelingen/verplichtingen ingevolge het GATT-akkoord en het WTO-akkoord.

Vertrouwende dat bovenstaande vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Verbeek

De griffier van de commissie,

Baljé


XNoot
1

Samenstelling: Steenkamp (CDA), Verbeek (VVD), voorzitter, Gelderblom-Lankhout (D66), Braks (CDA), Veling (GPV), Van Gennip (CDA), Van Eekelen (VVD), Loudon (VVD), Lycklama à Nijeholt (PvdA), Zwerver (GL) en Stoffelen (PvdA).

Naar boven